Optimale vleeskwaliteit zonder castreren
Nu worden wereldwijd maandelijks miljoenen gevaccineerde beren geslacht. Dagelijks worden ontelbare porties van dit vlees geconsumeerd, van hier tot in China. Geen vuiltje aan de lucht en dat is ook niet verbazingwekkend. Het vaccin tegen berengeur heeft nul dagen wachttijd en de producent (Zoetis) weet dat, mits de beren juist worden gevaccineerd, het voorkomen van berengeur bij gevaccineerde dieren vergelijkbaar is als bij fysiek gecastreerde dieren. Meer zelfs, ook de zogenaamde binnenberen (beren waarbij de testikels niet uitzakken) worden met succes mee behandeld1.
Beren mesten is de toekomst en wint steeds meer terrein tegenover fysieke castratie. Wie de berekening ziet van de verbeterde voederconversie, verminderde biggensterfte, C02 -uitstoot en mestafzet kan zich nauwelijks voorstellen dat hij met castraten blijft werken. En toch blijft de markt aarzelen. Vraagtekens over het berenvlees en wantrouwen tegenover het vaccin liggen aan de basis van deze twijfel. Neem daarbij nog het versnipperde landschap van de Europese varkenssector en de verbeten concurrentiestrijd tussen enkele grote spelers. Terwijl de grootste integraties in de varkenswereld al lang om zijn, blijft men in Nederland stilstaan.
Maar is het dan werkelijk zo dat de karkaskwaliteit van gevaccineerde varkens ‘Unbedenklich’ is, zoals men steeds vaker in Duitsland te horen krijgt? Waar zit die kwaliteit dan in? In één zin samengevat en gestaafd door ettelijke onderliggende studies 1,2,3: ‘Een sterk bevleesd aandeel van de waardevolste deelstukken, met voldoende hoogwaardig vet erin die een rijke smaak en een volwaardige vleesverwerking toelaat, uiteraard vrij van berengeur en vrij van vechtbeschadiging.’
In een overzichtsartikel van Poulsen 4 werden resultaten van studies uit de hele wereld met elkaar vergeleken. Vergeleken met castraten blijkt hieruit dat gevaccineerde beren zwaardere hammen en schouders hebben, terwijl het gewicht van de lende en de buiken iets lichter is. Alle deelstukken samengenomen hebben de gevaccineerde beren een voordeel van 0,43 kg per karkas. Anderzijds, wanneer de beren met elkaar worden vergeleken, blijkt dat gevaccineerde beren iets lichtere hammen hebben maar dat de andere deelstukken (lende, schouder, buik) weer zwaarder uitvallen. Alle deelstukken opgeteld is het verschil hier meer dan 1,2 kg per karkas in het voordeel van de gevaccineerde beren.
Niet alleen gewicht is belangrijk, de smaak is dat zeker ook. Daarom werden in dezelfde studie ook vergelijkende smaakproeven meegenomen. De gevaccineerde beren blijken gelijkwaardig te zijn aan de gecastreerde dieren (Uit 14 vergelijkbare studies waren er 2 in voordeel van de gevaccineerde beren, 2 in voordeel van de castraten en 10 met een evenwaardige beoordeling). De gevaccineerde beren scoren duidelijk beter dan de ongevaccineerde beren (uit 7 vergelijkbare studies waren er 4 gelijkwaardig en 3 in het voordeel van de gevaccineerde beren). Deze resultaten liggen in de lijn van de verwachting. Smaak en malsheid zitten voor een groot deel in het vet. Dat vet moet daarbij ook een zekere consistentie (verzadiging) hebben om lekker te bijten. Een teveel aan vet is echter niet gewenst en gaat ten koste van het vleesaandeel. Castraten zijn snel te vet en beren zijn nog sneller te mager. De gevaccineerde beer zit daar tussenin. Het is een voederefficiënte beer tot na het vaccineren, waarna hij zich als een castraat gaat gedragen. Hij wordt rustiger en vreet zich dik. Het eindresultaat is een karkas dat tussen beer en castraat in zit, eerder dichter tegen de vleeswaardering van de gelten aan. En meesterslagers zijn het erover eens dat vlees van gelten van topkwaliteit is.
Referenties
1 Kress, Milet et al, Sustainability 2019, 11, 3335;
2 Kress et al: Animals 2020, 10, 27
3 Stiebing: Fleischwirtschaft 9, 2019
4 Poulsen Nautrup et al. (2018); The effect of immunization against gonadotropin-releasing factor on growth performance, carcass characteristics and boar taint relevant to pig producers and the pork packing industry: A meta-analysis. Res Vet Sci. 2018 Jun 15;119:182-195.
MM-10875-b