Zonder castreren een beter rendement
Om de wereldwijde vraag naar vlees in te lossen lopen er op de planeet ongeveer 65 miljard kippen, 1,5 miljard varkens en 330 miljoen runderen. 1 Deze cijfers zetten zich in stijgende lijn verder en gaan gepaard met voortdurende intensivering van de veehouderijsector.
De toenemende druk op de primaire grondstoffen en op het milieu maken de ontwikkeling van duurzame productiesystemen noodzakelijk. Wat betekent dit in mensentaal?
Een bedrijfsproces is duurzaam als het beantwoordt aan drie duidelijk omlijnde voorwaarden: geen chronisch nadeel opleveren voor het welzijn van mens of dier, de natuurlijke grondstoffen en het milieu niet uitputten en kostneutraal of economisch rendabel zijn. In praktijk komt dit meestal neer op het optimaliseren van bestaande processen of het vervangen van deze processen door meer innovatieve methoden. Stoppen met castreren valt volledig binnen dit plaatje. Een varkenshouder castreert biggen om berengeur en berengedrag tegen te gaan, maar daarbij zondigt hij tegen de drie voorwaarden voor duurzame productie. Omgekeerd is het houden van ongecastreerde varkens wel duurzaam.
Het welzijn van het dier is ermee gebaat. Ongecastreerde tomen zullen significant minder uitval vertonen dan tomen die wél worden gecastreerd, zelfs bij aanwending van pijnbestrijding met producten als meloxicam. De meersterfte zit vooral in de kleinste biggen van een toom. 2 Dit vertaalt zich snel in winst voor zeugen die steeds grotere tomen werpen waarbij het aandeel kleine biggen ook steeds groter wordt.
Minder biggensterfte kan ook het gebruik aan antibiotica helpen beperken. Die testikels laten hangen is echt wel een goed idee. Ze zitten immers niet voor niets aan zo’n varken. Sinds honderden jaren snijden we het genetisch potentieel van onze beerbiggen weg en plegen zo een invasieve ingreep op de integriteit van het dier. De castraat wordt verstoken van de endogene hormoonaanmaak die hij nodig heeft om optimaal te kunnen doorgroeien. Het resultaat is een borg die rond de 10 procent méér voer nodig heeft om tot hetzelfde slachtgewicht te komen als een niet gecastreerde beer. Daar zit ook nog eens 1 tot 2 procent meer vet bij dan in een intact gelaten beer. Allemaal winstposten (10 procent voederwinst rekent zich snel om naar voerkostenvermindering van 6 euro en meer, al naar gelang de prijs van het voer).
Hier komt bij dat een beer die significant minder voer opneemt per kg groei, ook significant minder mest produceert per kg groei. Elke ton mest die niet hoeft te worden afgevoerd levert een besparing op van rond 20 euro. Daarnaast zorgt het voor een reductie van de CO2-uitstoot. Een studie berekende het op een vermindering van 3,7 C02-equivalenten (Carbon footprint) per gevaccineerde beer ten opzichte van een borg. 3
In bovenvermelde argumenten zit de meerwaarde van het afmesten van beren vervat. Dit staat wel helemaal los van gehanteerde betaalformules. Vakenshouders hebben met berenvlees met bonussen en kortingen te maken, afhankelijk van de strategie en afhankelijk van de afzetmarkt.
De afzetmarkt, dat is het sluitstuk. Om daar meer vat op te krijgen, is het cruciaal om ongewenste effecten van het beren afmesten onder controle te krijgen en te houden. Dit kan door het toepassen van aangepast bedrijfsmanagement, aangepast voedermanagement en/of ook door te vaccineren tegen berengeur en berengedrag. De meerkosten van deze aanpassingen worden door de varkenshouder meer dan terugverdiend. De slotconclusie is dan ook dat, mits de nodige maatregelen in acht worden genomen, het afmesten van beren, met of zonder vaccinatie tegen berengeur, een duurzame oplossing is voor de varkenshouderij. 4
Referenties
1 E. Tullo et al. / Science of the Total Environment 650 (2019) 2751–2760
2 Morales et al. Porcine Health Management (2017) 3:18
3 Journal of Environmental Assessment Policy and Management Vol. 15, No. 1 (March 2013)
4 Sustainability 2019, 11, 3335; doi:10.3390/su11123335
MM-10876-b