Schouten beantwoordt kritiek met oproep voor samenwerking
Mensen binnen en buiten de landbouw weten dat er iets moet gebeuren, vertelde ze. En de wil om te veranderen proeft ze ook in gesprekken die ze heeft, met boeren, vissers, en wetenschappers. Maar ook het gevoel van klem zitten, het niet weten hoe de toekomst eruit ziet. „Die mensen hebben een hang naar een perspectief voor de toekomst, naar een politiek die de lange termijn overziet en een richting aangeeft."
Maar die vooruitgang stagneert volgens de minister door de tegenstellingen in de maatschappij, en - omdat de Kamer een weerslag is van die maatschappij - ook in de politiek.
Om stappen vooruit te zetten, stelde zij, is het van belang om compromissen te maken. „Geen enkele partij zal het straks in zijn eentje helemaal voor het zeggen hebben. We zullen samen moeten werken."
Die vooruitgang is minder geweest dan wat ze had willen doen, vertelde ze. „Ik had meer willen doen dan wat we op dit moment hebben gerealiseerd." Maar de trajecten die ze heeft ingezet duren lang en veranderplannen gaan altijd gepaard met veel discussie.
Desondanks vond Schouten dat er de afgelopen jaren wel veranderingen zijn doorgevoerd. De situatie in de landbouw nu is toch anders dan die aan het begin van haar ministerschap, stelde ze. Als voorbeelden noemde ze de inzet op klimaatmaatregelen, in veenweidegebieden en elders, stappen die gezet worden om tot een andere manier van gewasbescherming te komen, het omschakelprogramma en het jongeboerenfonds.
In de praktijk
Jaco Geurts (CDA) vond het mooie woorden, maar wilde weten wat de boer daar in de praktijk aan heeft. „Ik luister hiernaar met het oor van een boer", zei hij. „Die vraagt zich af: Wat heb ik daaraan? Ik wil best veranderen, maar hoe gaat dat dan?" Hij noemde het voorbeeld van het omschakelfonds, waarbij de overheid voor een deel garant staat voor investeringen die de ondernemer maakt. „Die boer moet dan meer geld naar zijn bedrijf halen", stelde hij, „maar heeft geen waarborg dat zijn inkomen die nieuwe investeringen ook dekt."
Dat fonds heeft meerdere sporen, antwoordde Schouten. En een van die sporen is gericht op boeren die willen overstappen op biologische landbouw. Met het fonds kunnen ze de periode van twee jaar overbruggen, waarin ze wel op biologische wijze moeten werken, maar hun producten nog niet als 'biologisch' mogen verkopen.„Die periode van twee jaar is voor veel boeren een belemmering om de stap ook daadwerkelijk te kunnen maken", zei ze. Met het fonds wordt de drempel minder.
Positie van de boer
Schouten erkende dat waar de regering om innovaties vraagt, zij ook vraagt om investeringen van de boer. „En dan komt de vraag op of de boer die investeringen wel kan terugverdienen. Dat is een reële vraag."
De overheid werkt daarom aan het verbeteren van de marktmacht van de boer, vertelde zij. Met het Wetsvoorstel Oneerlijke Handelspraktijken, dat nu bij de Kamer ligt, met de Agro-Nutrimonitor van de Autoriteit Consument en Markt, die de markt transparanter moet maken, met aanpassingen van de Mededingingswet, en met het aanstellen van een 'samenwerkingsambassadeur' die samenwerken in de keten moet bevorderen.
Ook de vergoeding voor ecosysteemdiensten zal de inkomenspositie van de boeren bevorderen, denkt Schouten. „Bij die vergoeding zit een marge bovenop de compensatie voor kosten en inkomensderving, zodat de boer keuzes kan maken die passen bij zijn eigen bedrijfsmodel."