Inkomen varkenshouderij flink gezakt door Covid-19 en Afrikaanse varkenspest
2020 is volgens Robert Hoste, Econoom Varkensproductie, een verloren jaar voor de varkenshouderij. Dat zei hij tijdens de presentatie van de Inkomensraming 2020 van de Wageningen Universiteit en het CBS op donderdagmiddag 17 december. „Het begon zo mooi, maar als snel veranderde dat. De vleesvarkensprijs stond op 1,90 euro en daalde naar 1,30 euro. Biggen daalden nog sterker van 80 euro naar 21 euro. Zo'n grote prijsval heb ik nog nooit meegemaakt. Dit kwam door Covid-19 en de varkenspest in Duitsland, waardoor er vooral in Duitsland een achterstand in het aantal slachtingen kwam. Door de ban van Duits varkensvlees is er meer varkensvlees op de Europese markt gekomen en dat heeft een sterke druk op vleesvarkens en biggen gelegd. Het wachten is nu op het einde van de Covid-19 pandemie, maar het herstel van de varkenspest duurt nog wel een tijd. China zal geen regionalisering van Duits varkensvlees accepteren en heeft vlees van Duitsland niet nodig. Daarnaast zal de afzet naar China in 2021 ook afnemen. Er komt straks dus weer een nieuwe balans op de varkensmarkt."
Minder biggen
Door de warme sanering zal 6 tot 7 procent van de varkenshouderij in 2021 zijn verdwenen. De daling is volgens Hoste groter bij de zeugenhouders dan bij de vleesvarkenshouders. „Het aantal biggen zal dus afnemen; evenals de biggenexport. Slachterijen zullen meer moeite moeten doen om meer vleesvarkens te krijgen. Maar het herstel op de vleeesvarkensmarkt zal wellicht pas over een half jaar zijn, want de vleesvarkeensfile in Duitsland is nog niet zomaar opgelost. In Duitsland zullen echter in 2021 meer zeugenhouders stoppen door de strengere eisen voor dierwelzijn en er komen daar minder biggen."
Flinke daling inkomen
Alle varkenstakken hebben te maken met fors afgenomen inkomsten, maar de zeugenbedrijven nog het minste. Deze behalen een positief inkomen van 46.000 euro per onbetaalde arbeidsjaareenheid (aje, zie toelichting hieronder). Toch is dat een flinke daling ten opzichte van 2019 door lagere biggenprijzen. Het inkomen van vleesvarkensbedrijven daalt met 270.000 euro naar 46.000 euro negatief. Het inkomen van gesloten varkensbedrijven wordt geraamd op gemiddeld 33.000 euro negatief per onbetaalde aje. Naast de prijsdaling van verkochte vleesvarkens heeft deze groep bedrijven met name te kampen met negatieve aanwas.
Corona en varkenspest invloed
Na een historisch hoog inkomen in 2019, dankzij afgenomen productie in China als gevolg van Afrikaanse varkenspest, verandert na de uitbraak van het coronavirus het marktbeeld drastisch. Vanaf maart is de biggenprijs circa 72 procent gedaald, van 89 euro naar circa 25 euro. De vleesvarkensprijs daalde circa 30 procent van 1,86 euro naar 1,32 euro per kg. De prijsdaling komt door de wereldwijde coronapandemie met vraaguitval bij vooral de foodservice, gecombineerd met de uitbraak van Afrikaanse varkenspest in Duitsland, waardoor de export vanuit Duitsland naar China is stilgelegd en Duits varkensvlees op de EU-markt afgezet moet worden.
Zeugenbedrijven nu in nood
Hoewel de liquiditeitspositie van varkenshouders redelijk lijkt, begint de nood bij zeugenhouders naar de mening van Robert Hoste toch groot te zijn. „Van de 700 zeugenbedrijven begint een deel toch in de problemen te raken. Ik hoor verhalen van bedrijven die acuut leegdraaien en geen krediet meer krijgen van de banken." Het enige lichtpuntje is op dit moment de iets stijjgende biggenprijzen en het feit dat herstel van de biggenmarkt vier maanden eerder is dan die van de vleesvarkens. „Er komen echter minder biggen op de markt." Zeugenbedrijven moeten dus nog even volhouden voor herstel; al is dit volgens de Wageningse econoom niet altijd aan de ondernemer zelf, want de bank bepaalt of er krediet verstrekt wordt.
Geldbuffer belangrijk
Hoste adviseert varkenshouders verder om financiële buffers op te bouwen in de tijden dat de prijs goed is. „Voldoende buffer is belangrijk. De volatiliteit van de prijs is door de wereldmarkt fors toegenomen. Ook de voerkosten fluctueren sterk. Ondernemers moeten daarom voorzichter zijn en voldoende buffer hebben. Vooral de grotere bedrijven, want ze kunnen niet zoals ffamiliebedrijjven hun inkomen compenseren met inkomen uit andere familiebronnen."
Toelichting op aje
Wageningen Economic Research berekent het agrarisch inkomen per onbetaalde arbeidsjaareenheid (aje). Agrarisch ondernemers en hun gezinsleden verrichten in de meeste sectoren nog de meeste arbeid zelf, maar krijgen meestal geen salaris. Een arbeidskracht die in een jaar 2.000 uur of meer werkt, wordt gezien als een aje. Wie minder werkt, is minder dan één aje. Wageningen Economic Research deelt het inkomen uit bedrijf in deze situatie door het aantal onbetaalde aje. Op deze manier zijn de inkomens van verschillende bedrijfstypen ook met elkaar te vergelijken. Op een land- en tuinbouwbedrijf zijn gemiddeld 1,5 onbetaalde aje werkzaam.
Tekst: Bas Lageschaar
Bas Lageschaar groeide op tussen de weilanden in de Achterhoek. Daardoor had hij altijd al belangstelling voor de agrarische sector. Voor Agrio zit hij in de redactie politiek en beleid. Bas volgt het laatste (regionale) nieuws op de voet en schrijft voor de regionale websites en verschillende printuitgaven.
Tekst: Reinout Burgers
Al bijna 25 jaar volg en schrijf ik als journalist onder meer over de varkenshouderij en pluimveehouderij. Twee uiterst boeiende en dynamische sectoren met veel gepassioneerde ondernemers.
Beeld: Susan Rexwinkel
Bron: Wageningen Universiteit