Groeiende varkensstapel in EU
In 2020 is het aantal varkens in de EU gestegen. Dit blijkt uit de voorlopige resultaten van de veetelling die in november en december 2020 in 15 van de 27 lidstaten werden gehouden en Eurostat nu heeft gepubliceerd. In deze voorlopige overzichten ontbreken nog de cijfers van enkele belangrijke EU-varkenslanden zoals Spanje, Frankrijk en Nederland.
Stijgen
Uit de gepresenteerde cijfers blijkt dat het aantal varkens dat in deze 15 lidstaten, samen goed voor de helft van het EU-totaal, ten opzichte van de telling in 2019 met 1,7 procent is gestegen tot 74,85 miljoen dieren. Het aantal fokzeugen is redelijk stabiel met 5,51 miljoen stuks. Dit zijn circa 10.000 zeugen of 0,2 procent minder.
Forse stijging Denemarken en Polen
In 10 van de 15 landen is de varkensstapel uitgebreid. Vooral de uitbreiding in Denemarken is met een stijging van 5,2 procent tot 13,39 miljoen dieren opvallend groot. In Polen is sprake van een stijging van 4,6 procent tot 11,73 miljoen varkens. Varkenshouders uit België en Tsjechië houden respectievelijk 2,2 procent en 2,5 procent meer dieren in hun stallen. Tegenover deze stijgingen staat een krimp in Roemenië met 2,6 procent tot 3,73 miljoen dieren. Ook in Luxemburg, Letland en Slovenië verkleinden de boeren het aantal varkens met 2,3 tot 4,4 procent. In Duitsland bedroeg de laatste daling 0,2 procent tot iets minder dan 26 miljoen varkens. De laatste keer dat in Duitsland minder varkens werden gehouden was in december 2001.
Aantal fokzeugen stabiel
Het aantal fokzeugen is in zeven landen gestegen. De grootste toename realiseerde Polen met +7,7 procent tot 815 000 zeugen. Italië en Denemarken zagen hun populaties stijgen met 2,3 procent. Opvallend is de forse daling in Duitsland met -5,4 procent tot 1,69 miljoen zeugen. Verder daalde het aantal fokzeugen relatief sterk in Finland, Roemenië en Slovenië, met tussen de -3,8 procent en -5,4 procent.
Gedekte zeugen
Het aantal gedekte zeugen in de 15 lidstaten waarvan de tellingsresultaten beschikbaar zijn, daalde met 0,9 procent tot 3,86 miljoen, terwijl het aantal niet gedekte zeugen steeg met 1,6 procent tot 1,65 miljoen. Niet-geïnsemineerde gelten vertoonden met 2,3 procent de grootste groei tot 673.000 stuks. Deze groei werd vooral gerealiseerd in Denemarken, Polen en Italië.