Extra aandacht voor stalklimaat kan risico op terugkomen verlagen
Op twee hoog productieve SPF bedrijven is ruim een jaar informatie verzameld over de reproductiegegevens van de zeugen: pariteit, inseminatiedatum en, indien van toepassing, de dag van terugkomen. Daarnaast is met behulp van klimaatsensoren het stalklimaat vastgelegd. Iedere tien minuten werden temperatuur, luchtvochtigheid en concentratie CO2 gemeten. Bij de meetmomenten is rekening gehouden met invloed van seizoenen.
Vier factoren: bedrijf, pariteit, seizoen en stalklimaat
Kristel Mulder, student aan Wageningen Universiteit, analyseerde alle data uit het onderzoek naar de invloed van bedrijf, pariteit, stalklimaat en seizoen op het afbreken van de vroege dracht. Zoals verwacht kwam uit de analyse dat er een bedrijfseffect is. Het afbreken van de vroege dracht wordt mede beïnvloed door bedrijfsspecifieke factoren zoals stalinrichting en management en meer specifiek aspecten zoals de diepte van de negatieve energiebalans.
Op beide bedrijven was ook een duidelijk effect van pariteit zichtbaar. Tweede pariteitszeugen kwamen vaker terug dan de zeugen in de eerste pariteit en de zeugen van een derde pariteit of hoger.
Ook het seizoen is van invloed. Op beide bedrijven werden de minste terugkomers in de winter geregistreerd en de meeste terugkomers in de zomer.
De stalklimaatdata zijn gedurende de eerste paar dagen voor de inseminatie en de vijf weken hierna geanalyseerd. Bij alle zeugen is de dag van inseminatie dag 0 genoemd. Op bepaalde dagen van de dracht lijken zeugen meer gevoelig voor suboptimaal klimaat. Met name een toename in temperatuur en grote schommelingen binnen een dag, lijken een negatief effect op de dracht te hebben en een grotere kans op verwerpen.
Extra aandacht voor klimaat bij gevoelige drachtperiodes
De onderzoekers concluderen dat extra aandacht schenken aan het stalklimaat de kans op verwerpers rond de insenminatie, dag 9 tot en met 17 van de dracht en dag 21 tot en met 31 van de dracht kan verkleinen.
Beeld: Susan Rexwinkel