Verbeterd voerproductieproces zorgt voor lagere uitval varkens
Jaarlijks monitort ABZ Diervoeding op basis van de Agrovision Kengetallenspiegel hoe haar voeders in de praktijk presteren. Afgelopen jaar signaleert ABZ bij haar klanten een duidelijk lagere biggenuitval in vergelijking met het landelijk gemiddelde. Volgens de jaarcijfers van Agrovision lag de uitval bij gespeende biggen landelijk tussen de 2,3 en 2,4 procent, terwijl deze bij ABZ-zeugenklanten, met een vergelijkbaar aantal levend geboren biggen, rond de 2,0 procent lag. Een verschil van ruim 15 procent.
Financieel voordeel
Dit verschil van ruim 15 procent zorgt voor een groot financieel voordeel voor de zeugenhouders. Een lagere uitval van 0,35 procentpunten betekent 0,11 meer grootgebrachte biggen/zeug. Bij een biggenprijs van 60 euro levert dit de vermeerderaar met 1.000 zeugen al gauw 6.000 euro per jaar op.
Vleesvarkens
Bij een analyse van de resultaten bij vleesvarkens komen volgens ABZ vergelijkbare cijfers naar voren. Landelijk lag de uitval in 2020 op gemiddeld 2,5 procent bij droogvoer- en 2,6 procent bij brijvoerbedrijven, terwijl de uitval bij ABZ-bedrijven gemiddeld op 2,2 procent lag. Een lagere uitval van 0,3 tot 0,4 procentpunten betekent bij de vleesvarkens een verschil van 0,30 in het productiegetal. Voor een bedrijf met 5.000 vleesvarkens levert omgerekend een financieel voordeel op van zo’n circa 5.000 euro per jaar.
Verbeterd productieproces
ABZ heeft gezocht naar een verklaring van deze lagere uitvalcijfers. Volgens Jacco Vessies, nutritionist bij ABZ Diervoeding, is dit deels terug te voeren op doorgevoerde verbeteringen van het productieproces: „Het afgelopen jaar hebben we veel tijd en geld geïnvesteerd in onze varkensvoerfabrieken. Zo kunnen we nu grondstoffen apart malen voor een optimale darmgezondheid. We zien gezondere dieren met een lager voerverbruik, hogere groei, betere uniformiteit en een lagere uitval.”