'Insectenmeel in biggenvoeders verbetert darmgezondheid biggen'
Insecten zijn volgens Van Der Borght een geschikt veevoederingrediënt voor in varkens- of pluimveevoer en bieden kansen voor de varkens- en pluimveesector. Door het project ‘Insect Pilot Plant’ van de KU Leuven, de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) en de Thomas More Hogeschool komt deze toepassing weer een stapje korter bij.
Het project is nu afgerond. De infrastructuur ligt op de site (het terrein) van VITO in Mol en de Thomas More/KU Leuven campus in het Vlaamse Geel. Dat betekent dat er volop insecten kunnen gekweekt en verwerkt worden voor onderzoek. Er worden op proefschaal onder meer meelwormen, krekels, sprinkhanen en larven van de zwarte soldatenvlieg gekweekt en verwerkt, met een maximale capaciteit van zo’n 50 tot 100 kilogram per dag. „Dat zijn interessante larven om veevoeders van te maken”, zegt projectcoördinator Mik Van Der Borght van KU Leuven.
'Kostprijs stuk hoger dan soja'
De insecten zijn geschikt als veevoederingrediënt voor zowel varkens, kippen als voor vissen. „Ze laten de dieren goed groeien en zijn veilig als ze op de juiste manier gekweekt worden”, zegt Van Der Borght. „De kostprijs van proteïnen (eiwitten) afkomstig van insecten is op dit ogenblik nog een stuk hoger dan die van soja en ik vermoed dat dit ook nog een hele tijd zo zal blijven. Ook al zullen insecten soja nooit volledig kunnen vervangen, toch merken we dat er onder meer interesse is vanuit de viskwekerijsector.”
Voordelen
Alhoewel het insectenmeel dus duurder is, ziet Van Der Borght toch voordelen, ook voor pluimvee en varkens. „Varkens en pluimvee eten van nature al insecten, dus is het niet ongewoon dat bepaalde insectensoorten ook als veevoederingrediënt kunnen gebruikt worden. Je kan de levende larven ook aan het pluimvee geven. De kippen gaan de larven dan zoeken, ze vertonen scharrelgedrag en worden rustiger, terwijl hun verenkleed er beter gaat uitzien. Onderzoek geeft ook voorzichtig aan dat toevoeging van insectenmeel aan voeders voor biggen een positieve invloed zou hebben op hun darmgezondheid.”
Interesse
De projectcoördinator merkt op dat de veevoedersector vooral interesse heeft in de proteïnen (eiwitten). „VITO is dankzij dit project nu in staat om op pilootschaal (proefschaal) de proteïnen in insecten van de rest te scheiden”, zegt Van Der Borght. „Er kunnen nu testhoeveelheden geproduceerd worden die aan een veevoederfabrikant geleverd worden. Proteïnen zijn voor de veevoedersector een belangrijk en waardevol ingrediënt. Door in onze eigen regio insecten zelf insecten te kweken, zijn we in staat om meer lokale proteïnen te produceren, zodat we er minder moeten invoeren.”
Reststromen
Verschillende insectensoorten kunnen gekweekt worden op biologische reststromen, zoals supermarktafval, restaurantafval, overschotten van de voedingsindustrie, vervallen producten en dergelijke. „Door gebruik te maken van reststromen, kunnen we meer lokaal produceren”, zegt Van Der Borght. „Een pluimveehouder of varkenshouder zou op basis van zijn eigen restromen ook zelf insecten kunnen kweken. Momenteel laat de Europese wetgeving enkel toe om insecten aan vissen te voederen, maar verwacht wordt dat insecten spoedig ook aan pluimvee en varkens mogen gegeven worden.”
Ontstaan project
Met de steun van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) begonnen KU Leuven Campus Geel, Thomas More Kempen en de onderzoeksinstelling VITO in 2017 met de bouw van de proefinfrastructuur voor de kweek, het oogsten en het verwerken van insecten, kortweg de Insect Pilot Plant. Nu, vier jaar later, is het project afgerond. Met de Insect Pilot Plant komt een nieuwe waardeketen op basis van insecten weer een stapje dichterbij.
Nieuwe waardeketen
Insecten beschikken over het potentieel om de basis te vormen van een nieuwe waardeketen en kunnen een sleutelrol spelen bij de transitie naar een biogebaseerde economie. „Insecten kunnen immers gevoed worden met uiteenlopende organische reststromen en deze efficiënt omzetten naar nuttige en hoogwaardige grondstoffen zoals eiwitten, vetten en chitine”, zegt de projectcoördinator. Sabine Van Miert, onderzoeksmanager van Thomas More vult aan: „Deze duurzame grondstoffen kunnen gebruikt worden in de voedings- en voedersector of kunnen als grondstof dienen voor biogebaseerde chemicaliën. Het bedrijfsleven ziet hier potentieel in, maar er blijven nog onzekerheden die de onmiddellijke toepassing op industriële schaal verhinderen.”
Expertise
KU Leuven Campus Geel, Thomas More Kempen en VITO hebben de laatste jaren expertise opgebouwd in de kweek en verwerking van insecten. De projecten die het kweken, oogsten en verwerken van insecten bestuderen in Vlaanderen bevinden zich nog op laboratoriumschaal, terwijl er in de praktijk behoefte is aan expertise op proefschaal als tussenstap naar industriële productie. „Door de bouw van een flexibele en breed inzetbare proefinstallatie voor het kweken, oogsten en verwerken van insecten is de leemte (het gat) op dit vlak opgevuld”, zegt Leen Bastiaens van VITO. De proefinstallatie zal gebruikt worden voor onderzoek, demo-projecten en de aanmaak van biogebaseerde chemicaliën.
Schot in de roos
Dit project kreeg de steun van EFRO Vlaanderen – GTI Kempen, het HERMES-fonds, het Departement Landbouw en Visserij en de Provincie Antwerpen. Het totale projectbudget bedroeg 670.000 euro. Het was dan ook Hilde Crevits, die als Viceminister-president van de Vlaamse Regering en Vlaams minister van Economie, Innovatie, Werk, Sociale Economie en Landbouw het slotevent inleidde: „Voor mij is het bewijs alvast geleverd dat de uitbouw van de Insect Pilot Plant een schot in de roos is om Vlaanderen op de kaart te zetten op het vlak van kennis, productie en verwerking van insecten”, aldus de minister.
Tekst: Matthias Vanheerentals
Beeld: Ruth van Schriek