Vleesbelasting zal economie jaarlijks miljoenen kosten
De veehouderij zal krimpen, maar daardoor wordt er minder hoogwaardig voedsel geproduceerd, want niet alle landbouwgronden zijn geschikt voor gewassen en door de krimp worden er in heel het land economische verliezen geleden. Dit betreft natuurlijk vooral graasdieren. Hoewel het rapport hier niet over schrijft, lijken de conclusies ook aan te sluiten op het steeds meer gebruik van reststromen, met producten die ongeschikt zijn voor humane voeding, in de intensieve veehouderij. Een vleestaks zal ook hier zorgen voor een krimp met het gevolg dat deze reststromen niet meer optimaal benut kunnen voor de voedselproductie. Dat geldt zelfs voor soja.
Onlangs publiceerde Wageningen Universiteit ook een rapport over de vleestaks. Haar conclusie luidde dat als een dergelijke taks ingevoerd zou gaan worden de beste optie was dat de opbrengst van een ingestelde heffing op vlees direct naar varkenshouders gaat, zodat de sector meer financiële mogelijkheden heeft om verder te verduurzamen. De vraag of een vleestaks wel of niet verstandig is, werd niet direct beantwoord. Dat doet de studie van het landbouwonderzoeksinstituut Rothamsted Research wel.
Economische verliezen
In de nieuwe studie, die is gepubliceerd in Scientific Reports, zijn voor het eerst modellen gemaakt van de gevolgen van een vleesbelasting voor de economie als geheel en wordt geschat dat zelfs bij gematigde belastingtarieven, die eerder voor het VK zijn voorgesteld (19 procent voor vlees en 11 procent voor zuivel), de economische verliezen van het land zouden oplopen tot 242 miljoen pond (283 miljoen euro) per jaar.
Volgens de bevindingen zouden deze verliezen ook het gevolg zijn van de verplaatsing van grond en arbeidskrachten van veehouderijen naar akkerbouwbedrijven en niet-agrarische industrieën. Taro Takahashi, de landbouweconoom, die het onderzoek leidde, zei dat een belasting op rood vlees weliswaar de uitstoot van broeikasgassen zou verminderen, maar dat de economische verliezen niet alleen door de veehouders zullen worden gedragen, maar door iedereen in de samenleving. Takahashi: „Niet alleen consumenten en landbouwers zullen de gevolgen ondervinden, maar ook de gemeenschappen op het platteland die de landbouwers ondersteunen en door hen worden ondersteund.
‘Politiek onmogelijk’
In het recente rapport van de Britse National Food Strategy (NFS), waarin wordt opgeroepen tot een vermindering van de vleesconsumptie met 30 procent, wordt daarnaast gesteld dat een vleesbelasting ‘politiek onmogelijk’ zou zijn. In het NFS-rapport wordt opgemerkt dat schapen en runderen in het VK gewoonlijk op gras worden gehouden, terwijl pluimvee en varkens voornamelijk worden gevoederd met granen. Deze grondstoffen zouden ook door mensen, kunnen worden gegeten. Met de beperkte ruimte die beschikbaar is voor de landbouw, wordt het verbouwen van voedsel voor landbouwhuisdieren in plaats van voor mensen vaak gezien als een inefficiënt gebruik van land. Takahashi merkte op dat uit de Rothamstead-studie blijkt dat een vleesbelasting ook nadelig is graasdierbedrijven, die onder druk van hogere prijzen kunnen verdwijnen; zelfs wanneer grasland op een bepaalde locatie eigenlijk het meest zinvolle landgebruik is.
Genuanceerdere aanpak
Takahashi stelde voor om in plaats van een vlees belasting te onderzoeken welke gebieden van het land het best kunnen worden gebruikt als rundvee- en schapenboerderijen en welke gebieden beter voor andere doeleinden kunnen worden gebruikt, zoals de productie van gewassen voor menselijke consumptie, agrobosbouw en de levering van ecosysteemdiensten. „Dit zou een meer genuanceerde aanpak inhouden waarbij de CO2 equivalenten reductie wordt afgewogen tegen de hoeveelheid geproduceerde voedingsstoffen en de gevolgen voor de economie, zowel plaatselijk als nationaal.”
Bredere effecten economie
Voorstanders van een vleesbelasting hebben aangevoerd dat economische modellen een aanzienlijke vermindering van de broeikasgasemissies voorspellen als gevolg van een belasting. „Veel van deze analyses houden echter geen rekening met de bredere effecten van een belasting die verder reikt dan de markten voor rood vlees en zuivelproducten. De macro-economische gevolgen van een krimp van de vee-industrie waren vóór deze studie grotendeels onbekend”, aldus Dr. Takahashi.
Professor Michael Lee, vice-rector van de Harper Adams University en co-auteur van de studie aan Rothamsted, voegde daaraan toe: „Onze studie toont daarnaast aan dat een verantwoorde consumptie van dierlijke producten van graasdieren een essentiële rol kan spelen in een duurzaam voedselsysteem in het door grasland gedomineerde landschap van het Verenigd Koninkrijk. Graasdieren zijn de meest efficiënte leveranciers van belangrijke voedingsstoffen voor de menselijke gezondheid van landbouw grond dat niet geschikt is voor het verbouwen van gewassen. Uit de studie blijkt dat zelfs bij een lagere eiwitconsumptie, zoals bepleit in de National Food Strategy, graasdieren gezien het Britse landschap hoogwaardige eiwitten uit grasland moeten blijven leveren. Op die manier kan vruchtbaarder land worden vrijgemaakt voor de levering van vezels en vitaminen via groenten en fruit."
Grasland
De volgende stap voor het onderzoeksteam is om te bepalen wanneer grasland precies grasland moet blijven voor duurzame voedselproductie, een taak die Takahashi omschrijft als ‘cruciaal’ voor de toekomst van de Britse landbouw. „Die vraag moeten we absoluut beantwoorden voordat we een bepaalde boer vertellen dat hij moet stoppen met het houden van vee, want anders is de kans groot dat er onbedoelde gevolgen optreden." Uiteraard kan het Britse onderzoek niet één op één gekopieerd worden voor de Nederlandse situatie, omdat in VK meer graasdieren op graslanden lopen. Ook zullen de economische verliezen wellicht iets lager uitvallen. In Nederland zijn het vooral de veenweidegebieden (en hier en daar marginale zandgronden) die vooral geschikt zijn voor grasland en niet de teelt van gewassen. Verspreid in ligt zo'n 220.000 hecatre landbouwgrond op veen, waarvan 160.000 weidegebied is.
Reststromen
Hoewel er geen onderzoek door Takahashi wordt uitgevoerd naar het gebruik van reststromen in de varkenshouderij, pluimveehouderij en melkveehouderij (er is helemaal nog geen onderzoek hierna uitgevoerd), is het duidelijk dat deze grondstoffen een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de circulaire economie en terugdringen van de CO2 eq uitstoot. Dat zou de economische gevolgen van een vleestaks nog groter kunnen maken, omdat er simpelweg geen gebruik meer wordt gemaakt reststromen waar door middel van veehouderij meer waarde aan wordt toegevoegd. Krimp van varkens en kippen vermindert het gebruik (en dus waarde toevoeging), verlaagt de inkomsten uit deze sectoren en zorgt tegelijkertijd dat we meer landbouwgrond voor plantaardig voedsel nodig hebben ter compensatie van het minder geproduceerde vlees. De wereld van reststromen heeft een geweldige potentie om gebruikt te worden als veevoer, om daarmee ruimte vrij te maken op de akkerbouwgronden voor andere teelten.
300.000 hectare
FeedValid, een bedrijf dat reststromen uit de voedingsindustrie verwerkt tot veevoergrondstoffen, produceert jaarlijks zoveel grondstoffen dat overeenkomt met een graanoppervlakte ter grootte van de provincie Zeeland (300.000 ha) ofwel 16 procent van het Nederlandse landbouwareaal (1,8 miljoen ha) en zelfs 68 procent van het akkerbouwareaal (443.000 ha). De totale markt in Europa van reststromen, die naar de veehouderij gaan, wordt geschat op 3,5 miljoen ton en dat betekent dat bijna 3 miljoen hectare landbouwgrond bespaard wordt. Bijna het totale landoppervlak van Nederland. Er is nog veel meer potentieel. Met name in Oost-Europa.
Forse CO2 reductie
Een groot voordeel van de verwerking van reststromen tot veevoer is de CO2-reductie. Bij de productie van gangbaar veevoer draagt veevoer voor bijna de helft bij aan de CO2-voetafdruk van varkensvlees. Een studie van Blonk Consultants naar de CO2-voetafdruk van deze producten uit reststromen stelt dat reststromen 22 tot 23 procent van de CO2-voetafdruk van tarwe bedraagt. Dat betekent dus een reductie van 77 tot 78 procent in de CO2-voetafdruk van veevoer en een verlaging van de CO2-voetafdruk van varkensvlees met zo’n 39 procent.
Tekst: Reinout Burgers
Al bijna 25 jaar volg en schrijf ik als journalist onder meer over de varkenshouderij en pluimveehouderij. Twee uiterst boeiende en dynamische sectoren met veel gepassioneerde ondernemers.
Beeld: Pixabay
Bron: Rothamsted Research