Soja: teelt voor 'food' economisch even waardevol als voor 'feed'
We kennen palmpitschroot en raapzaadschroot als de relatief waardeloze restproducten die overblijven na de winning van palmolie en raapolie. Een goedkope reststroom die door de melkvee- en varkenshouderij nog mooi tot waarde kan worden gebracht; de veehouderij als circulaire afvalverwerker.
Kritiek
Bij sojaschroot en sojahullen ligt dat echter anders. Zoals bekend is het gebruik van soja door de intensieve veehouderij onderhevig aan kritiek. Soja wordt immers op grote schaal geteeld in het Braziliaanse Amazonegebied en in de cerrado (savanne), eveneens een kwetsbaar ecosysteem.
Een tegenargument dat veehouders in deze discussie wel eens opwerpen, is dat het sojaschroot en de sojahullen die zij aan hun dieren voeren, slechts de restproducten zijn van de soja die wordt gebruikt voor het maken van tofu en andere vleesvervangers voor humane consumptie.
Maar zo simpel ligt het niet. Ten eerste omdat voor de Europese vegaproducten als tofu en sojamelk doorgaans geen Braziliaanse of Amerikaanse, maar Europese of Canadese sojabonen worden gebruikt, die niet genetisch gemodificeerd zijn.
Soja: 20 procent olie, 80 procent schroot
Maar wat nog belangrijker is, is dat bij soja de productie voor 'food' en 'feed' economisch gezien ongeveer evenveel waarde heeft. Het zit namelijk zo: elke ton sojabonen levert circa 190 tot 200 liter sojaolie, 790 kilo sojameel (sojaschroot) en 20 kilo hullen, de vliesjes om de bonen. Grofweg haal je uit soja dus 20 procent olie en 80 procent meel.
De plantaardige olie wordt voornamelijk gebruikt door de levensmiddelenindustrie; en is behalve als kookolie ook terug te vinden in koekjes, soepen en sauzen. En de olie wordt tevens toegepast in veevoer. Een derde poot zijn de industriële toepassingen. Behalve als biodiesel wordt het verwerkt in producten zoals cosmetica, schuimrubber en isolatiematerialen. In de rubber onderdelen van de jongste lichting Fords bijvoorbeeld; daar wordt een kwart van de olie die nodig is voor de rubber vervangen door sojaolie.
Balans
De verhouding in kilo's tussen sojaolie en sojameel (schroot) is bij een ton bonen is zoals gezegd circa 20/80. Maar economisch gezien vertegenwoordigt de sojaolie circa 55 procent van de waarde van de ton bonen, en het schroot circa 45 procent. Dat komt door de hoge eiwitwaarde van het sojameel, legt Nevedi-voorzitter Henk Flipsen uit. “Economisch gezien houden 'food' en 'feed' elkaar dus in balans. Er is geen enkele teler in Amerika of Brazilië die alleen teelt voor de olie, of alleen voor het meel. Het is altijd én voor de olie én voor het schroot.”
In die zin is sojameel dus zeker geen bijproduct zoals bijvoorbeeld palmpitschilfers of raapzaadschroot dat wel zijn. Flipsen: „De aminozuursamenstelling van sojaschroot is zó gunstig, dat kan met niks concurreren. Of je nu kijkt naar bonen, erwten of lupine; er is niks wat qua eiwitgehalte in de buurt komt van soja.” Alleen diermeel is een gunstig alternatief, en daar komt nu Europees gezien ook weer ruimte voor in varkens- en pluimveevoer, geeft hij aan.
Perspectief
En om het sojaverbruik door de Nederlandse veehouderij even in perspectief te zetten: de Nederlandse veevoerindustrie verbruikt iets meer dan 1,7 miljoen ton soja, minder dan een half procent van de huidige wereldproductie. Daarvan gaat 41 procent in rundveevoer, 29 procent in varkensvoer, 27 procent in pluimveevoer en 3 procent naar overige diervoeders.
Daarbij is de Nederlandse veevoerindustrie wereldwijd koploper als het gaat om het inkopen van verantwoord geteelde, ontbossingsvrije soja. Lees een uitgebreid artikel hierover in het jongste nummer van vakblad PigBusiness, dat zojuist is verschenen.
Lees het hele verhaal in het vakblad Pig Business, dat donderdag 2 of vrijdag 3 september op deurmat valt. Ontvangt u het vakblad nog niet? Klik hier om een gratis proefnummer aan te vragen en hier om abonnee te worden.