Column: Alle vormen van landbouw op één hoop geveegd in concept beleidskader Brabant
Het provinciebestuur van Brabant constateert terecht dat ondernemers in de landbouw, maar ook de burgers en andere belanghebbenden, recht hebben op een stabiel beleid. Op basis daarvan kunnen ondernemers investeren en kunnen de verwachtingen van burgers gemanaged worden. We hebben met zijn allen een opgaven om economie, milieu en leefbaarheid in balans te brengen. De kloof tussen boer en burger moet kleiner worden gemaakt en de niet-primaire bedrijven in het agro-food complex verdienen meer herkenning en erkenning.
De provincie geeft gelukkig ruimte aan diversiteit. Er is niet één bedrijfsmodel dat de oplossing biedt, maar er zijn meerdere wegen die naar Rome leiden. Bovendien gaat het niet alleen om de Brabantse consumptie, maar ook de sterke exportpositie die we hebben. Brabant is welvarend geworden door onder andere de landbouw en dat mogen we niet vergeten. En we moeten ook niet het kind met het badwater weggooien.
Rücksichtslos volgen van meer biologisch niet logisch
Opvallend in het beleid is de grote rol die men toedicht aan natuurinclusieve landbouw en biologische landbouw. Hierin volgt Brabant de Farm to Fork Strategy van EU-commissaris Frans Timmermans. Echter, de universiteit van Kiel (D) heeft recent aangetoond dat deze strategie leidt tot meer grondgebruik en hogere voedselprijzen. Niet bepaald onbelangrijke aspecten in het landbouwbeleid. Vooral de strijd om ruimte is in Brabant een uitdaging en daarom is rücksichtslos volgen van meer biologisch niet logisch. Het is ook niet logisch in de Brabantse landbouwcultuur die gericht is op innovatief en efficiënt. Waarom daar niet op verder bouwen?
Een ander nadrukkelijke keuze is de kringlooplandbouw. Logisch, want daar zijn we goed in. Maar Brabant is geen eiland (evenals Nederland) en de kringloop sluiten op provinciaal niveau daarmee een onhaalbaar idee. Zeker omdat een belangrijk aspect van die kringloop, de mens, niet wordt meegenomen.
Zero emissie
Zero emissie voor de veehouderij is een goede doelstelling die haalbaar moet zijn. We hebben alle technieken in huis om dat te bereiken: mestverwerking, betere stalsystemen, efficiënter voeren, verbeterde genetica (met GMO?), hernieuwbare energie gebruiken, etc. Maar de CO2-uitstoot verdient speciale aandacht. De landbouw wordt (of werd) gezien als een grote uitstoter. Nieuwe inzichten (of eigenlijk ouderwetse natuurkundige kennis) maken onderscheid tussen de korte en lange C-kringloop. Veel CO2-uitstoot in de landbouw betreft de korte kringloop. Bijvoorbeeld het voer wat dieren eten heeft CO2 vastgelegd. Na consumptie en vastlegging in dier komt er ook wat vrij in de natuur. Dat wordt echter weer vastgelegd door planten (voer) en zo is de kringloop rond. Dus wat CO2-uitstoot betreft, zou men vooral moeten kijken naar de lange kringloop, het gebruik van fossiele brandstoffen.
Het belang van innovatie wordt erkend. De Brabantse landbouw is zeer innovatief en is zo ver gekomen door mooie innovaties. De combinatie van de aanwezige high tech kennis met voedselproductie leidt tot mooie innovaties. Maar liefst 30 procent van de high tech bedrijven in Brabant levert aan de landbouw- en voedselsector. Twee aspecten die worden onderbelicht in het beleidskader van Brabant. Ten eerste zijn dat de innovaties die ‘gewoon’ iedere dag plaatsvinden in bedrijven en waar (vooral) geen subsidies voor nodig zijn. Ten tweede is dat het belang van de kritische massa om innovaties te doen. Als we te weinig veehouderij overhouden in Brabant, nemen de innovaties hard af. In tegenstelling tot wat de beleidsmakers (niet onderbouwd) beweren.
Volksgezondheid is natuurlijk belangrijk en verdient aandacht in het beleid. Zoönosen en antibioticaresistentie zijn reële gevaren. Gelukkig is het antibioticumgebruik in de veehouderij zeer hard gedaald de laatste decennia en krijgen we de beheersing van dierziektes steeds beter onder de knie door hygiënemaatregelen en vaccinaties. Zorgen voor gezond eten ligt vooral op het bord van de voedingsmiddelenindustrie, retail en foodservice. Boeren maken per definitie gezonde producten. Industrie en consument maken het ongezond. Eetpatroon hoeft dus geen invloed te hebben op de rol van de boer. Zeker niet het westerse eetpatroon (steeds meer plantaardig dieet) omdat we exporteren en de vraag naar dierlijk eiwit wereldwijd alleen maar toeneemt.
Alle vormen van landbouw op één hoop geveegd
In het beleidskader worden alle vormen van landbouw op één hoop geveegd. Maar binnen de landbouw zijn veel verschillen. Om te beginnen zijn veeteelt en platenteelt niet te vergelijken. Als we het hebben over bodem, water en biodiversiteit gaat het voornamelijk over plantenteelt. Meer planten telen en minder dieren houden, maakt het dan natuurlijk niet per definitie beter. Beter kijkt men naar teeltmethodes, gewaskeuzes en bodembeheer. Binnen de veeteelt zijn de verschillen ook groot. De varkens- en pluimveehouderij dragen nauwelijks bij aan de stikstofdepositie (zeker als je mest verwerkt) en de melkveehouderij maakt vlees (door kalfjes en worstkoeien) én melk en doet veel aan natuurbeheer.
Van middel- naar doelvoorschriften positief
De provincie denkt ook na over haar eigen rol in dit beleid. Gelukkig vindt men in de basis dat de overheid een faciliterende en stimulerende rol heeft. Te vaak wordt er echter nog gesteld dat ze meer moet doen, zoals boeren coachen en consortia oprichten. Laat dat alsjeblieft aan de markt over. Dat de provincie van middel- naar doelvoorschriften wil is zeer positief en zou op korte termijn kunnen worden gerealiseerd. Dát verzorgen is een typische rol van de overheid. Ook in de verbeterde relatie tussen boer en burger kan de provincie een mooie rol spelen. De radicale uitspraken van bestuurders leiden alleen maar tot meer tegenstellingen. Was het niet gedeputeerde Van den Hout die boeren nog erger vond dan drugscriminelen?
Naaste deze ‘landbouwoverwegingen’ mis ik in het rapport twee onderwerpen die sterk gelieerd zijn aan de landbouwuitdagingen en ook initiator zijn van gewenste aanpassingen van de landbouw, namelijk natuur en wonen.
Wat doen we met natuurbeheer? Er wordt in het beleid niets gezegd over actief natuurbeheer. De boer moet van alles maar we kunnen onze natuur natuurlijk ook gewoon handmatig herstellen. We hebben hem tenslotte ook met de hand gemaakt. Eigenlijk is onze natuur gewoon een grote tuin.
Wat doen we met woningbouw? De strijd om de grond is gaande. Er moeten huizen worden gebouwd. Als men meer aan inbreiding doet (binnenstedelijk bouwen) en de hoogte ingaat, hoeven we minder kostbare landbouwgrond op te offeren. Er staat daarover niets in het beleid, ook geen link naar een eventueel woningbouwbeleid.
Als laatste stel ik me een vraag die men zich in Den Bosch eerst moet stellen: Waarom niet gewoon landelijk beleid volgen? Nederland is geen eiland en Brabant zeker niet. We doen aan micromanagement door steeds weer iets toe te voegen aan het beleid van een hogere laag. Zorg liever voor consistente uitvoering van het EU beleid en zorg voor een (inter)nationaal gelijk speelveld. De natuur en economie houden niet op bij onze provinciegrenzen.