Twee generaties varkenshouders over diergezondheid
‘Behandeling per dier, niet per koppel’
Mark van Sambeek, 57 jaar
„Ik wilde per se varkenshouder worden, maar kon dat niet realiseren in mijn geboorteplaats Sint Anthonis (NB). Het ouderlijk bedrijf was na het vroege overlijden van mijn vader verkocht. Daarom zocht ik met mijn vrouw Ellie elders de kans een bedrijf te starten. Een klein varkensbedrijf met 40 zeugen in Echtenerbrug (FR) vormde daarbij de basis voor het huidige bedrijf met 1.200 zeugen, 300 opfokgelten en 2.500 vleesvarkens.”
„De gezondheid van de dieren stond vanaf het begin centraal in onze aanpak. Hoe trots waren we toen we in die eerste jaren 21 biggen per zeug per jaar realiseerden, terwijl het gemiddelde in Nederland op 18 biggen lag. De zorg die we de dieren gaven, betaalde zich uit. En we zorgden goed voor ze; de eerste biggen die we afleverden, droegen we naar de vrachtwagen. Die kon door omstandigheden niet bij de stal komen.”
„Die zorg voor de dieren is altijd blijven bestaan, terwijl we ook direct begonnen met de groei van het bedrijf in omvang. Na twee jaar hadden we 100 zeugen en konden we 700 vleesvarkens afmesten. We zijn doorgegaan met die groei naar de huidige opzet, waarmee we voorlopig vooruit kunnen. Daarbij proberen we vijf tot tien jaar vooruit te denken.”
„In het begin was het voer vaak standaard gemedicineerd in combinatie met antimicrobiële groeibespaarders. Eigenlijk kon dat toen niet en nu mag het ook gewoon niet meer. Als je gezond wilt produceren, dan moet je het dier centraal stellen en niet de middelen. Wij noemen dat de managementaanpak. Daarbij hebben we veel hulp gehad van onze dierenarts Rudolf Raymakers met zijn grote passie voor gezonde varkens. Van zijn gedachtegoed profiteren we nog dagelijks. Want gezond produceren, is ook economisch produceren. En dat is hard nodig want bij alle uitbreidingen moest ik wel iets extra’s kopen zoals mest- of fosfaatrechten, dierrechten, of extra investeren in milieumaatregelen.”
„Het gezond produceren staat ook centraal in de samenwerking met Frievar die we in 2006 zijn aangegaan. Natuurlijk maakt het verschil dat we hier in een varkensarm gebied zitten, maar als je er niet keihard aan werkt, is dat voordeel snel weg. Aan de andere kant is het werken met gezonde dieren zoveel plezieriger dan wanneer je dode dieren uit de stal moet halen of alleen maar aan het spuiten bent. Gezondheid staat of valt ook met hygiëne. Binnen Frievar werken we met een vaste transporteur die de vrachtwagen tussentijds reinigt en gedurende een half uur warm stookt tot 70 graden Celsius. Daarmee houden we ons bedrijf, onze varkensstapel, PRRS-vrij. Via de onderlinge digitale gegevensuitwisseling kunnen we ook gewoon zien dat hij dat gedaan heeft.”
„Zo hebben we dertig jaar geleden besloten om alle opfokgelten van één adres te laten komen. Vanaf de geboorte zo weinig mogelijk mengen van dieren, geeft, naast minder transportbeweging, alleen maar voordelen. Essentieel is wel dat je elkaar in de keten door en door vertrouwt; daarom zijn binnen Frievar alle gegevens voor elkaar beschikbaar.”
„Met gezonde dieren onderscheiden we ons en via Frievar kunnen we dat verwaarden. Het willen onderscheiden zie je steeds meer in de markt. Daarmee veroordeel je niet de ander die dat niet doet, maar je probeert de sterke kant van je bedrijf te benutten.”
Wim van Sambeek, 28 jaar
„We werken de laatste jaren aan het verbeteren van de gezondheid en de resultaten door beter management. Zo maken we stabiele groepen bij de gespeende biggen. We brengen de biggen van twee zeugen bij elkaar en houden die groep in stand. Ook bij de vleesvarkenshouder blijft dat een groep. Dat geeft ook bij hem rust in de groep en ook minder kans op besmetting. Eigenlijk begint dat al eerder, want we streven er ook naar om zo min mogelijk biggen over te leggen en zoveel mogelijk biggen bij de eigen zeug te laten. Bij de gespeende biggen (8-25 kilo) leidt dat al tot een lagere uitval. Nu is deze 1,2 procent. Gemiddeld is dat 2,5 procent. Ooit hadden we uitschieters tot 5 procent. Dat moet je zien te voorkomen. De drachtige zeugen liepen eerst in weekgroepen, maar sinds een dik jaar komen ze de eerste 4 weken in een dynamische groep. Hierdoor is onze worpindex flink verbeterd.”
„Ook werken we met een strakke scheiding tussen diergroepen. Gescheiden, doordachte looplijnen en ook aparte kleding. Dat lijkt grotendeels op de SPF-aanpak, alleen heeft het voor ons geen meerwaarde deze status aan te vragen. De gerealiseerde hygiëne geeft zekerheid. Zo vinden we al acht jaar geen PRRS. Dat is best een prestatie als je bedenkt dat het bedrijf door de jaren heen is vergroot en verbouwd. Als je alles nieuw opzet, werkt dat handiger en efficiënter.”
„We besteden heel veel aandacht aan de conditie van de zeugen en zeker aan die van de gelten. Daarvoor wegen we ze ook regelmatig. Gelten die niet op gewicht zijn, worden nog niet gedekt. Dat geldt voor de opfok, maar ook als ze in en uit de kraamstal komen. Wegen ze dan minder dan 190 kilo, dan slaan we een berigheid over om ze in conditie te laten komen. Gelukkig is dat tegenwoordig niet meer nodig. Dat geeft gezondere zeugen en betere biggen. We spenen nu 30 biggen per zeug per jaar; als we via de voeding de dieren in de kraamstal beter in conditie kunnen houden, boeken we snel vooruitgang. We voeren de zeugen 2 weken na het werpen drie keer daags. Managementmaatregelen zijn een kwestie van langere adem; wat je vandaag verandert, geeft niet direct morgen al resultaat.”
„Ondanks een nodige bedrijfsspecifieke streptokokken-enting ligt de dierdagdosering bij de gespeende biggen op zes, terwijl die bij de zeugen op drie en bij de vleesvarkens op één ligt. Bij Beter Leven gaat men boven de twintig maatregelen eisen, dus dat geeft wel aan dat we erg goed zitten. Het percentage sterfte rond en na de geboorte is nog wel een aandachtspunt. Daar liggen we op het landelijk gemiddelde. Het werken aan de zeugconditie moet resultaat opleveren.”
„Ons streven is niet het maximale aantal biggen. We kiezen nu bijvoorbeeld voor de Frieberdi-zeug die speciaal ontwikkeld is voor de Frievar-samenwerking. Die geeft iets minder biggen en is iets rustiger in de kraamstal. Ik denk dat ons dat ook gaat helpen de biggensterfte met 1 procent per jaar te laten dalen.”
„Komende maanden gaan we de hygiëne en verbeteringen daarin nog verder bestuderen. Zo bekijken we of de HyCare-aanpak met coating voor het nog beter reinigen bij de vleesvarkens haalbaar is. Lijkt me supermooi. Maar wat eigenlijk het belangrijkste is, is dat je dit alles niet kunt doen zonder een enthousiast team van kundige medewerkers.”
Tekst: Henk Wassink
Beeld: Susan Rexwinkel