WUR onderzoekt nieuwe LNV saneringsregeling varkenshouderij
Om de stikstofdepositie op Natura2000 gebieden te verminderen, initieerde het ministerie van LNV de Landelijke Beëindigingsregeling Veehouderijlocaties (Lbv). In deze vrijwillige beëindigingsregeling wordt een vergoeding gegeven voor de gecorrigeerde vervangingswaarde van stallen plus de waarde van productierechten. Deze regeling zal naar verwachting in de loop van 2022 worden opengesteld en heeft betrekking op melkvee-, varkens- en pluimveebedrijven. In het kader van het opstellen van de voorwaarden voor deze Lbv regeling heeft het ministerie van LNV aan WUR gevraagd te onderzoeken of deze regeling ook aantrekkelijk is voor voldoende bedrijven om ermee te stoppen als naast volledige vergoeding van de waarde van de productierechten, 65 procent van de gecorrigeerde vervangingswaarde/boekwaarde van stallen wordt vergoed.
Voldoende interessant
Volgens het WUR-onderzoeksrapport ‘Aantrekkelijkheid van deelname door veehouders aan een beoogde LBV’ is een vergoeding van 65 procent van de boekwaarde van stallen plus een vergoeding van de waarde van de productierechten voor een deel van de varkenshouders voldoende interessant om te stoppen. Wat daarbij vooral een rol speelt is het slechte toekomstperspectief. In vergelijkbare situaties in het verleden speelden daarnaast de schuldsituatie na beëindiging, de tijd om te beslissen en af te bouwen een wezenlijke rol. Bij de varkenssector ligt met name het recente inkomen op een hoog niveau door de bijzondere marktomstandigheden. Zo bedroeg het gemiddeld inkomen per onbetaalde arbeidsjaareenheid (OJE) in de periode 2001-2019 38.000 euro. Echter in de periode 2017-2019 bedroeg dit 93.000 euro. De onderzoekers van de WUR verwachten dat de marktprijs, door wereldwijde marktverzadiging, de komende paar jaren op een laag tot zeer laag niveau zal liggen.
Srv Specifieke overwegingen
De aantrekkelijkheid van een opkoopregeling voor varkenshouders was in de Srv (Subsidieregeling sanering varkenshouderijen) gebaseerd op de hoogte van de vergoeding van de stalwaarde plus vergoeding van de productierechten en ging uit van de overweging dat een ondernemer tot op zekere hoogte schuldenvrij zou kunnen stoppen. De WUR onderzoekers vragen zich hardop af of overwegingen van varkenshouders anno 2021 anders zullen zijn dan in de aanloop naar de Srv in 2018. De Srv-saneringsronde is nog niet geheel afgerond, echter de belangstelling voor feitelijke deelname valt lager uit dan waar vooraf op werd gerekend. Bij een volledige uitputting van het budget zou een krimp van circa 10,5 procent van de productierechten hebben plaatsgevonden. Zoals de vlag er nu bij zal deze krimp van de rechten niet groter uitvallen dan 6 procent. Volgens de onderzoekers kan dit betekenen dat de totale vergoeding, ook gegeven de actuele marktsituatie, onvoldoende was om de ondernemers over de streep te trekken. Bovendien heeft een deel van de varkenshouders initieel ingetekend op de regeling, terwijl de beslissing om feitelijk deel te nemen nog open stond. Volgens de WUR-onderzoekers zagen deze varkenshouders een intekening als een goedkope verzekering voor deelname aan de regeling voor het geval dat bijvoorbeeld het Afrikaanse Varkenspestvirus (AVP) in Nederland de kop zou opsteken en daardoor bedrijven geruimd zouden moeten worden.
Samenspel factoren
Het is denkbaar dat de relatief lage mate van intekening voor de Srv samenhangt met de actuele aantrekkelijkheid van varkensproductie in die tijd. Daaruit blijkt dat ondernemers zich laten leiden door een samenspel van factoren, en het lijkt erop dat opteren voor bedrijfsbeëindiging niet altijd een weloverwogen en onomkeerbare beslissing is. De timing van een beëindigingsregeling blijkt daarmee van groot belang te zijn. Het ligt in de verwachting dat de wereldwijde marktsituatie verandert en er een periode zal zijn met lage prijzen, door een wereldwijd overschot aan varkensvlees. Omdat onduidelijk is wanneer, en in welke mate dit prijsdal optreedt, kan de onzekerheid een stimulans zijn om te stoppen met het houden van varkens.
Factoren
Er zijn bij een vergoeding van 65 procent van de vervangingswaarde van de stallen plus 100 procent van de waarde van de rechten verschillende factoren in de varkenssector die een opkoopregeling mogelijk interessant maken voor een deel van de bedrijven. De belangrijkste factoren zijn:
- het inkomen van varkenshouders is gemiddeld structureel onvoldoende. Het inkomen heeft recent sterk gefluctueerd, wat voor de komende jaren onzekerheid met zich meebrengt.
- het gebrek aan maatschappelijke acceptatie, in elk geval in de beleving van varkenshouders, en stapelend overheidsbeleid heeft geleid tot een negatieve teneur over de toekomst van de sector;
- leeftijd in combinatie met het ontbreken van een opvolger. De opvolgingssituatie in de varkenshouderij is niet gunstig.
- ontbreken van ontwikkelingsmogelijkheden op de locatie. De ontwikkelingsmogelijkheden zijn beperkt. Bovendien zijn er meerdere provincies en gemeentes die geen uitbreiding of nieuwvestiging van intensieve veehouderij willen toestaan.
- uitweg uit laag inkomen en hoge schulden. Ondanks enkele gunstige jaren zijn er naar verwachting bedrijven die een laag inkomen uit bedrijf realiseren en hoge schulden hebben. Mits de vergoeding voldoende is kan voor deze ondernemers de regeling soelaas bieden.
Conclusie
Volgens de WUR-onderzoekers kan stoppen voor een deel van de varkensbedrijven interessant zijn omdat het toekomstperspectief van veel bedrijven niet heel gunstig is. De belangrijkste reden om aan de Srv deel te nemen bleek gebrek aan toekomstperspectief door onder andere rentabiliteitsproblemen, moeite met investeren en vereiste regelgeving en gebrek aan een opvolger. Eerder werd al duidelijk dat er meer overwegingen een rol spelen bij het besluit om te stoppen, zoals herbestemming van de productielocatie, de status van de woning en de mogelijkheid om een nieuwe economische activiteit te starten.
Meer informatie is te vinden in de publicatie 'Aantrekkelijkheid van deelname door veehouders aan een beoogde Lbv'.