Aantal beschikbare spenen speelt geen grote rol in biestopname
In het eerste project lag de focus op PRRS en de vraag hoe de PRRS-status van de uitstromende biggen de technische en economische resultaten beïnvloedt. Dit jaar werden de biestopname en het kraamstalmanagement onder de loep genomen. Maternale immuniteit is namelijk een kritische factor voor de bescherming tegen vroege infecties met ziekteverwekkers, waaronder PRRSV. Het biestproject was een samenwerking tussen veehouders uit de Noaberbig groep, de betrokken bedrijfsdierenartsen van De Oosthof en Lintjeshof en het varkensteam van Hipra.
Op ieder bedrijf werd een biestcheck uitgevoerd om inzicht te krijgen in de biestopname van de biggen. Door middel van het vastleggen van kengetallen en een enquête over het overlegbeleid werden bekende risicofactoren voor een suboptimale biestopname in beeld gebracht. Deze verzamelde informatie en in totaal 536 bloedmonsters, verdeeld over acht bedrijven en 106 tomen werd door Hipra-stats geanalyseerd.
Grote tomen
Hoewel in de literatuur is beschreven dat toomgrootte een belangrijke rol speelt bij de biestopname blijkt uit dit project dat bedrijven deze risicofactor kunnen ondervangen met goed management. Grote tomen met 20+ biggen kunnen zelfs beter scoren dan kleinere tomen. Dit heeft mogelijk te maken met de extra aandacht die grote tomen per definitie krijgen, terwijl kleinere tomen (<16 biggen) soms worden geacht ‘het zelf maar uit te zoeken’.
Ook bleek dat het aantal beschikbare spenen per big geen significante rol speelde in de biestopname. De aandacht voor een goede verdeling van biest, die in tegenstelling tot melk de eerste 24 uur continu beschikbaar is, is op bedrijven dan ook van doorslaggevend belang. Binnen de groep van deelnemende varkensbedrijven waren er opvallend grote verschillen in overlegbeleid: het percentage overgelegde biggen varieerde van 5 tot 98 procent.
Bewust overleggen
De echte verrassing zat in het feit dat dit percentage weinig invloed had op de biestopname. Het moment van overleggen bleek een kritische factor, waarbij overleggen vóór 12 tot 24 uur na de geboorte leidde tot een slechtere biestopname en bedrijven die bewust wachten met overleggen tot na 24 uur de hoogste biestscores behaalden. De resultaten laten een duidelijke conclusie zien dat men met de juiste aandacht en een bewust biestbeleid tomen met 20+ biggen een prima start kan geven.
Biestcheck en biestscore
De Hipra Biestcheck is gebaseerd op een vergelijking van de hoeveelheid vlekziekte antilichamen (‘titer’) van biggen ten opzichte van de zeug. Een big die voldoende biest heeft opgenomen, bereikt naar verwachting een titerhoogte die hoger of gelijk is aan 90 procent van de titerhoogte van de zeug. Op basis van alle resultaten wordt er voor het bedrijf een biestscore berekend. Die biestscore maakt benchmarking van bedrijven mogelijk. De hoeveelheid bloedmonsters die genomen moeten worden hangt af van de bedrijfsgrootte. Op zeven dagen na werpen wordt op elk bedrijf bij minimaal tien zeugen en drie gemiddeld ontwikkelde biggen bloed getapt.
Tekst: Reinout Burgers
Al bijna 25 jaar volg en schrijf ik als journalist onder meer over de varkenshouderij en pluimveehouderij. Twee uiterst boeiende en dynamische sectoren met veel gepassioneerde ondernemers.
Beeld: Agrio
Bronnen: Lintjeshof, Hipra, De Oosthof