Biestcheck project geeft inzicht in kritische factoren biestmanagement
Om inzicht te krijgen in de biestopname werd op ieder bedrijf een HIPRA BiestCheck uitgevoerd. Daarnaast werd aan de deelnemers gevraagd om een aantal gegevens te registreren, zoals worpnummer, aantal levend geboren biggen, aantal functionele spenen, werpduur, grootte van de big bij de geboorte en tijdstip van overleggen. In een enquête werd in detail gevraagd hoe varkenshouders omgaan met het overleggen van biggen. Deze informatie werd gekoppeld aan de biestcheck uitslag van in totaal 536 bloedmonsters - verdeeld over 8 bedrijven en 106 tomen - en geanalyseerd door HIPRAstats (een data-analyse service binnen HIPRA, bedoeld om gegevens uit de veehouderij te analyseren en om te zetten naar praktijkgerichte informatie). Welke van de bekende risicofactoren rond biestopname waren nu werkelijk belangrijk op deze praktijkbedrijven? In een reeks van drie kennisartikelen bespreken we de belangrijkste bevindingen.
Hipra BiestCheck
De HIPRA BiestCheck is gebaseerd op een vergelijking van de hoeveelheid vlekziekte antilichamen (“titer”) van biggen ten opzichte van de zeug. Een big die voldoende biest heeft opgenomen, bereikt naar verwachting een titerhoogte die hoger of gelijk is aan 90% van de titerhoogte van de zeug. De hoeveelheid bloedmonsters die genomen moeten worden hangt af van de bedrijfsgrootte. Op 7 dagen na werpen wordt op elk bedrijf bij minimaal 10 zeugen en 3 gemiddeld ontwikkelde biggen per zeug bloed getapt. Op bedrijven met >500 en >1000 zeugen adviseren we om respectievelijk 15 en 25 zeugen en de bijbehorende biggen in het onderzoek op te nemen. Bij het Noaberbig biestproject zijn per bedrijf 10 tot 20 tomen bemonsterd. Op enkele bedrijven was het de gewoonte om relatief veel biggen te overleggen. Op deze bedrijven werden extra biggen per toom bemonsterd (4 à 6) om de vergelijking te maken tussen biggen die bij de eigen zeug bleven liggen en biggen die overlegd waren.
Op het uitslagformulier (zie figuur 1) worden enerzijds de individuele vlekziektetiters en anderzijds de verhouding tussen biggen- en zeugentiter weergegeven. Door middel van de kleurcode is in één oogopslag duidelijke welke biggen een voldoende, middelmatige of onvoldoende biestopname hebben gehad. Doordat de resultaten worden gekoppeld aan de zeugidentificatie inclusief het worpnummer, kan achteraf ook extra aandacht besteed worden aan de mogelijke risicofactoren bij specifieke (groepen) zeugen of tomen die een suboptimale biestopname laten zien.
Op basis van alle biggenresultaten wordt er met behulp van een statistisch model een biestscore berekend. Deze biestscore varieert tussen 25 en 100 en maakt benchmarking van bedrijven mogelijk. Hoe hoger het getal, hoe beter de score voor de biestopname op het bedrijf.
Dit waren de biestscores op de Noaberbig bedrijven:
Hoewel alle Noaberbig bedrijven bovengemiddeld scoren, zijn er toch duidelijke verschillen te zien. De biestscore varieert van 65 tot 84. Op basis van de geregistreerde gegevens en enquêtes zijn verschillende factoren geanalyseerd, die mogelijk hebben bijgedragen aan de verschillen.
Het overzicht in de tabel laat de verschillende factoren zien, die van invloed zijn op de biestscore. In de volgende kennisartikelen geven wij u meer inzicht in deze kritische factoren bij biestmanagement.
Wilt u graag de biestopname op uw bedrijf in kaart brengen? Vraag een HIPRA BiestCheck aan via uw bedrijfsdierenarts of neem contact op met één van onze varkensdierenartsen; Maartje Wilhelm +31 6 8264 5058, Josine Beek +31 6 8299 1395, Linda Peeters +31 6 1431 0007, Denise Meijer + 31 6 8215 8554 of Theo Vercammen + 31 6 3024 9632.
Tekst: Josine Beek
Beeld: Hipra