GNX: ook genetische vooruitgang op moeilijke kenmerken. Praktijkbedrijven maken het verschil in fokprogramma PIC
Kenmerken als uitval en erfelijke gebreken zijn lastig om te verbeteren. In de fokkerij worden immers altijd de beste dieren gebruikt onder ook nog eens ideale omstandigheden. Toch slaagt PIC er met het GNX-programma in grote stappen vooruit te zetten.De crux: het volgen van verwanten van fokdieren op praktijkbedrijven en die informatie meenemen in de fokwaardeschatting.
In de varkensfokkerij zijn robuustheid en overleving voor PIC al jaren belangrijke kenmerken. Ze dragen immers bij aan meer Full Value Pigs, ofwel varkens die voor de ondernemer het hoogste rendement opleveren. PIC heeft daarom een sterke focus op het verbeteren van kenmerken die bijdragen aan een optimale waarde van het varken. Naast hoge technische resultaten en karkaskwaliteit zijn een lage uitval en het voorkomen van erfelijke gebreken (zoals breuken) bepalend voor het rendement.
Een nadeel van die laatste twee kenmerken is dat ze in de fokkerij moeilijk te gebruiken zijn, legt Saskia Bloemhof-Abma uit. Ze is geneticus bij PIC. “Onder ideale omstandigheden op onze Elite (topfok) bedrijven komen deze kenmerken niet of niet goed genoeg naar voren. Daar komt bij dat de varkens een hoge gezondheidsstatus hebben.” Deze kenmerken hebben een lage erfelijkheidsgraad. Daarom is het belangrijk om veel data te hebben over hoe de varkens in de praktijk presteren.
Praktijkomstandigheden
Om die reden werkt PIC al meer dan 20 jaar met schaduwbedrijven waar broers en zussen van de topfokdieren worden getest onder praktijkomstandigheden. Wereldwijd is aan elk topfokbedrijf één of meerdere van deze locaties gekoppeld, ook in Nederland. PIC noemt dat GNX-crossbred-bedrijven. Door voldoende verwanten mee te nemen draagt dit toch bij een betrouwbare genetische index voor deze kenmerken bij het fokdier.
Volgens Bloemhof maakt dat PIC-aanpak uniek. Er wordt namelijk een hoog aantal bedrijven en onderliggend aantal dieren benut voor een betrouwbare fokwaardeschatting. Ook de timing is belangrijk; er moet voldoende informatie van de fokdieren beschikbaar zijn en dat kost tijd. Te lang in de wachtruimte blijven zitten echter is ook niet wenselijk. Dankzij jarenlange ervaring en logistieke planning heeft PIC dit proces optimaal kunnen inrichten.
Naast informatie van broers en zussen worden overigens ook gegevens van andere genetische verwanten meegenomen. “Hoe meer dieren, hoe betrouwbaarder de fokwaarde. Hoe betrouwbaarder de fokwaarde, hoe beter we de beste dieren kunnen selecteren voor de volgende generatie.”
Duidelijke genetische trend
De vraag is of deze aanpak zichtbaar is in de resultaten. “We zien op de GNX-bedrijven een duidelijke genetische trend van -0,2 % per jaar aan uitval, van spenen tot slachten.” Opvallend is de versnelling die de laatste jaren is te zien. Dat is volgens Bloemhof te danken aan meer bedrijven in het programma en dus meer meetbare dieren.
De varkens hebben ook aanmerkelijk minder erfelijke gebreken. Bloemhof benadrukt het toenemend belang daarvan. “Wereldwijd is de markt kritischer naar verwondingen en andere afwijkingen. De economische schade is groot en PIC weegt dit daarom zwaar in de fokdoelen in.” De sterkere Duroc-populatie van PIC is volgens Bloemhof onder andere te danken aan deze techniek. “De PIC800 is vandaag een hele andere Duroc dan vijf jaar geleden.”
Levensduur bij zeugen
De ontwikkelingen staan niet stil. De komende jaren blijft PIC het verwantschapsonderzoek bij vleesvarkens uitvoeren maar kijkt ook nadrukkelijker naar zeugen. “Levensduur meten in de topfokkerij is niet mogelijk. We streven immers naar een kort generatie-interval en willen direct gebruik maken van de betere generatie. We weten wel dat beenwerk een belangrijke indicator is voor levensduur.” Daarom kijken de onderzoekers naar het beenwerk bij F1-zeugen op praktijkbedrijven.
Een bijzonder aspect is dat de vader van de F1 vaak niet bekend is. Door het koppelen van genetische profielen van beren met gegevens over de inseminatieperiode is die toch betrouwbaar terug te traceren. Een nadeel bij zeugen blijft dat de tijdsperiode om gegevens te verzamelen veel langer is dan bij vleesvarkens. Toch verwacht Bloemhof veel van deze methode, die de komende jaren ook in Europa zal worden uitgerold.