Inkomen varkenshouders 8.000 euro negatief in 2021 door lage prijzen en hoge kosten
Mede dankzij de coronasteun vanuit de overheid is de daling van het inkomen in 2021 beperkt gebleven. De prijs voor biggen daalde gemiddeld met 20 procent en vleesvarkens brengen 9 procent minder op vanwege de verslechterde varkensmarkt. Vooral in de tweede helft van het jaar zijn de verkoopopbrengsten gedaald door lagere opbrengstprijzen van vleesvarkens en biggen. Met name de voerkosten per bedrijf zijn fors gestegen door sterk opgelopen voerprijzen (+13 procent) en een groei van de bedrijfsomvang. De voerkosten maken meer dan 50 procent uit van de totale kosten op een varkensbedrijf. De voerprijzen zijn al vanaf eind 2019 aan een flinke opmars bezig door duurdere grondstoffen; vooral granen en graanproducten zijn duurder geworden. Dit komt voornamelijk door tegenvallende tarweoogsten in de Verenigde Staten en Canada.
Lagere inkomens bij zeugen en gesloten bedrijven
In 2021 worden voor de zeugen- en de gesloten varkensbedrijven lagere inkomens geraamd. De inkomens van zeugenbedrijven dalen met 114.000 euro naar 75.000 negatief per onbetaalde aje. Het inkomen op de gesloten varkensbedrijven is met 47.000 euro negatief per onbetaalde aje, een daling van 9.000 euro, niet zo laag als op de zeugenbedrijven. Alleen de vleesvarkensbedrijven behalen een positief inkomen van 73.000 euro per onbetaalde aje. Dat komt doordat de prijzen van aangekochte biggen sterker daalden dan de verkoopopbrengsten van vleesvarkens.
Rekenen met onbetaalde arbeidsjaareenheid
Wageningen Economic Research berekent het agrarisch inkomen per onbetaalde arbeidsjaareenheid (aje). Agrarisch ondernemers en hun gezinsleden verrichten in de meeste sectoren nog het merendeel van de arbeid zelf, maar krijgen meestal geen salaris. Een arbeidskracht die in een jaar 2.000 uur of meer werkt, wordt gezien als één aje. Wie minder werkt, telt voor minder dan één aje. Wageningen Economic Research deelt het inkomen uit bedrijf in deze situatie door het aantal onbetaalde aje. Op deze manier zijn de inkomens van verschillende bedrijfstypen beter met elkaar te vergelijken.
Grote verschillen tussen sectoren
Tussen en ook binnen bedrijfstypen in de land- en tuinbouw zijn de verschillen in inkomen ieder jaar groot. Dit geldt zeker ook voor 2021. Akkerbouwers ontvangen voor oogstjaar 2021 hogere prijzen voor de meeste gewassen, dan in 2020. Ten opzichte van de andere bedrijfstypen bleef de toename van de kosten beperkt. Tuinders in de sierteelt (snijbloementelers, pot- en perkplantenkwekers, bloembollentelers en boomkwekers) profiteren van gunstige marktomstandigheden doordat de vraag naar bloembollen, bomen, bloemen en planten van Nederlandse bodem toenam. De omzetstijging was voor het gemiddelde bedrijf ruimschoots voldoende om de flink gestegen kosten van met name energie, maar ook van arbeid en plantmateriaal, te compenseren.
Melkveehouders zien hun inkomen licht toenemen, vooral door een hogere melkprijs. Pluimveehouders ondervinden last van sterk gestegen voerprijzen en zien hun inkomen dalen, ondanks betere prijzen voor hun producten en ontvangen coronasteun van de overheid. Voor varkenshouders daalt het inkomen opnieuw door lagere prijzen van biggen en vleesvarkens en sterk opgelopen voerprijzen. Dankzij ontvangen coronasteun blijft deze daling beperkt. Melkgeitenhouders zien hun inkomen dalen door een kleine krimp in de bedrijfsomvang en gestegen kosten van voer, energie en gebouwen en machines.