Geboortediarree veroorzaakt door samenspel van infectieuze en niet-infectieuze oorzaken
Immuniteit
De placenta van de zeug is zo opgebouwd dat deze niet doorlaatbaar is voor afweerstoffen. Biggen krijgen in de baarmoeder dus nog geen antistoffen van hun moeder. Omdat de ongeboren biggen in de baarmoeder in een vrijwel steriele omgeving leven, bouwen ze tijdens de dracht ook bijna geen eigen afweer op. Pas tijdens en na de geboorte komen de biggen massaal in contact met potentieel ziekteverwekkende kiemen. Gelukkig zit zeugenbiest vol met afweerstoffen en kan de darm van pasgeboren biggen deze levensreddende afweerstoffen opnemen. Wanneer biggen niet genoeg biest krijgen, zijn ze een gemakkelijke prooi voor kiemen die in de omgeving aanwezig zijn.
De tijdspanne waarbinnen afweerstoffen kunnen worden opgenomen, is vrij kort omdat de concentratie aan afweerstoffen in de biest snel daalt en omdat de darm van de big na verloop van tijd (24-36 uur na de geboorte) ondoordringbaar wordt voor afweerstoffen van de zeug. Ervoor zorgen dat alle biggen voldoende biest krijgen is één van de topprioriteiten in de kraamstal.
Er zijn een aantal factoren die een slechte overdracht van afweerstoffen van de zeug naar de biggen kunnen veroorzaken, zoals zeugen die te weinig melk produceren, grote tomen, een slechte selectie van gelten en zeugen (slechte moedereigenschappen, te weinig of slechte tepels, enz.) en een ongunstige omgeving. Al deze factoren kunnen ertoe bijdragen dat sommige biggen (te) weinig biest krijgen. Toezicht bij het werpen en ingrijpen waar nodig, is cruciaal om de overdracht van afweerstoffen van de zeug naar de pasgeboren biggen te optimaliseren.
Als de zeugen zelf niet zijn blootgesteld aan bepaalde ziekteverwekkers, dan hebben ze zelf geen afweerstoffen tegen deze ziekten en zal ook de biest geen afweerstoffen bevatten. Hierdoor zullen ze geen bescherming aan de biggen meegeven, zelfs niet als ze voldoende biest drinken. Een goed vaccinatie- en acclimatisatiebeleid bij gelten en zeugen kan dit probleem verhelpen.
Omgeving
De stalomgeving (klimaat, huisvesting, hygiëne) beïnvloedt de prestaties van zowel zeugen als biggen. Slechte omgevingsomstandigheden veroorzaken stress bij de zeug en kunnen leiden tot verminderde eetlust, minder melkproductie en ziekte. Problemen bij de zeug zullen ook de prestaties van de biggen negatief beïnvloeden.
Biggen die geen toegang hebben tot een warm (32-35°C), droog en tochtvrij biggennest zullen onderkoelen. Een te lage omgevingstemperatuur vermindert de beweeglijkheid van de darm, waardoor bacteriën trager door de darm bewegen en zo meer kans hebben om zich te vermenigvuldigen en aan te hechten aan de darmwand, met diarree tot gevolg. Ook tocht en een vochtige omgeving zullen ertoe lijden dat biggen gemakkelijker onderkoelen en diarree ontwikkelen.
Slechte hygiëne in de kraamhokken zorgt ervoor dat er meer ziekteverwekkers in de stalomgeving aanwezig zijn. Hoe hoger de infectiedruk vanuit de omgeving, hoe groter de kans op diarree.
Management
Management en een goede verzorging van de dieren blijven cruciale factoren in de kraamstal.
Dit houdt onder andere in:
- Werken met aandacht voor de principes van bioveiligheid, om zo het risico op overdracht van infecties te verminderen.
- Beperken van het overleggen van biggen en ervoor zorgen dat biggen de eerste 24 uur na de geboorte biest drinken bij hun eigen moeder.
- Ervoor zorgen dat alle biggen voldoende biest opnemen.
- Tijdig opmerken wanneer er iets fout gaat, zodat er bij ziekte-uitbraken snel wordt opgetreden om de verliezen te beperken.
Ziektekiemen
Er zijn meerdere bacteriën, virussen en parasieten die geboortediarree bij biggen kunnen veroorzaken. Afhankelijk van de betrokken ziekteverwekker zal de diarree op een verschillend tijdstip optreden en zullen de klinische symptomen verschillen. In de tabel zijn de belangrijkste infectieuze oorzaken van diarree bij kraambiggen vermeld.
Conclusie
Diarree bij kraambiggen wordt veroorzaakt door een samenspel van infectieuze en niet-infectieuze oorzaken. Een goede immuniteit door opname van voldoende en kwaliteitsvolle biest, optimale omgevingsomstandigheden en een goede dierverzorging en kraamstalmanagement zorgen ervoor dat ziektekiemen die verantwoordelijk zijn voor geboortediarree minder kans krijgen. Biggen die in het kraamhok gespaard blijven van diarree zullen het speenproces gemakkelijker doorstaan en zullen ook na het spenen beter presteren.
Bron
- Overgenomen uit Diseases of Swine, Carvajal et al. (2019), Luppi (2017).