Spanje biedt varkenshouder ruimte
Na het stadje Santa Barbara in het zonnige noordoosten van Spanje slingert de weg tussen de vele olijfboomgaarden door. Plots duikt achter deze bomen de stallen van Pordecona op. Het Spaanse megabedrijf van Dennis van Asseldonk kan meekomen met de 25 procent beste bedrijven van Nederland.
De varkenspest in Nederland, tien jaar geleden, was voor Van Asseldonk reden om naar Spanje uit te wijken. „Rond de uitbraak van de varkenspest liepen er vergunningaanvragen voor ons Nederlandse bedrijf, maar we wisten niet hoe lang dat zou gaan duren. We wilden vooruit.” Vanwege de varkenspest zijn enkele van zijn stallen leeg komen te staan. Zodoende had Van Assendonk tijd om op onderzoek uit te gaan.
Niet welkom
Deze speurtocht liep onder meer via Denemarken, Frankrijk en België, maar daar kwam hij tot de conclusie dat grootschalige varkenshouderij niet welkom is. Duitsland was voor Van Asseldonk geen reële optie, zegt hij: „In Duitsland voelden we ons niet thuis.”
In Spanje is Van Asseldonk gaan kijken op diverse leegstaande bedrijven die te koop stonden. „De condities van deze bedrijven waren te matig. Omdat we Nederlanders zijn, lagen de vraagprijzen ook te hoog.” Van Asseldonk heeft er daarom voor gekozen om eigen stallen te bouwen op een prachtige locatie in de regio Tarragona.
In een cirkel van enkele kilometers rond Santa Barbara zitten nog vier Nederlandse varkenshouders. Van Asseldonk ziet niet graag dat alle Nederlandse varkenshouders naar Spanje komen. „We moeten de productie spreiden. Daarom is het belangrijk dat varkenshouders zich ook vestigen in Hongarije en Bulgarije.”
Nieuwbouw
De bouw van het bedrijf Pordecona is in 1999 begonnen. „De aanvraag van vergunningen is vergelijkbaar met Nederland, dus dat is geen reden om varkens in Spanje te gaan houden. Ook Spaanse varkenshouders moeten zich houden aan de regels die door Brussel worden opgesteld.” In 2000 is het bedrijf begonnen met de biggenproductie. Op het bedrijf worden 1.650 zeugen gehouden, die ongeveer 40.000 biggen per jaar voortbrengen.
De vier stallen aan de linkerkant van de centrale gang bieden plaats aan de drachtige en de te dekken zeugen, iedere stal heeft een capaciteit van 360 zeugen. Links zijn de kraamstallen, waarvan iedere afdeling bestaat uit 60 hokken. In de centrale gang is ook de opslag aanwezig en het laboratorium waar het gevangen sperma van de eigen beren wordt onderzocht en klaargemaakt voor inseminatie.
Achter het centrale gebouw liggen twee stallen. Een daarvan is bestemd voor de gespeende biggen en in de ander worden de opfokzeugen gehuisvest. Binnenkort wordt het bedrijf uitgebreid met een nieuwe stal achter de huidige gebouwen. „We zijn al ver gevorderd in het vergunningentraject”, zegt Van Asseldonk.
Bedrijfsleider
Van Asseldonk heeft zelf nooit in Spanje gewoond. „Vanaf het begin runt een bedrijfsleider de locatie. We hebben ons bedrijf in Nederland ook aangehouden.” Zelf is hij eens in de drie weken aanwezig op het Spaanse bedrijf. „Hoewel we ook met e-mail en telefoon contact onderhouden, is het van belang dat je als ondernemer het bedrijf ondersteund.”
De man die op het bedrijf aanwezig is, bepaalt door zijn handelingen voor een groot deel de technische resultaten. Van Asseldonk wil geen concrete cijfers noemen, maar zegt dat Pordecona mee kan komen met de top-25 procent van Nederland.
Sinds twee jaar is Frans van Giersbergen de bedrijfsleider van Pordecona. Hij heeft een eigen kijk op het vestigen in Spanje. „Je moet jezelf afvragen of het verhuizen echt is wat je wilt.” Vaak ga je niet alleen, maar is er ook een gezin om rekening mee te houden. Van Giersbergen zegt: „Ik had een baan om voor te gaan, maar mijn vrouw niet. Je moet er dan ook echt samen achter staan.”
Geen siësta
De nieuwe taal vormt een extra barrière voor het thuis gaan voelen in het land. Bij Pordecona werkt nog een Nederlander die het Spaans beter onder de knie heeft dan Van Giersbergen. Dat is de bedrijfsleider af en toe goed uitgekomen.
Net als in Nederland, is het ook in Spanje moeilijk om aan geschoold personeel te komen. Bij Pordecona werken onder meer een automonteur en een jongen waarvan de ouders konijnen fokken. „Dit geeft ons de mogelijkheid om het personeel zelf intern op te leiden”, aldus Van Asseldonk.
Volgens Van Giersbergen zijn de werknemers blij dat op het Nederlandse bedrijf geen siësta wordt gehouden. „Het werk is om half vier klaar en dan hebben ze nog tijd genoeg om aan hun eigen boomgaard te besteden.” De kosten van personeel, bouwen en mestafzet zijn voor Spanje voordelige punten die verschil maken met Nederland. „Maar de personeelskosten stijgen in Spanje en zijn in de toekomst geen voordeel meer”, voorspelt Van Asseldonk
Goede mestafzet
Een belangrijk aspect van de locatiekeuze in Spanje is de watervoorziening. Deze is lang niet overal even optimaal. In het noorden hebben bedrijven eigen bronnen, terwijl bedrijven in het zuiden van Spanje water moeten halen uit nabijgelegen dorpen. Dit brengt behoorlijke kosten met zich mee.
Ook mestafzet is bepalend voor de keuze. Dit is in het noordoosten van Spanje rij gemakkelijk en kost niet zo veel als in Nederland. In deze regio zijn veel mandarijn- en sinaasappelkwekers die de mest graag willen hebben. Van Asseldonk beschouwt de lagere kosten van de mestafzet een pluspunt van het varkens houden in Spanje.
Van Giersbergen vindt dat Spanje één groot voordeel heeft boven Nederland: „Hier is nog ruimte!” Het klimaat in Spanje is ook gunstig voor de varkenshouderij. „We hoeven nauwelijks te stoken.” De hitte in de drie Spaanse zomermaanden kan een nadeel zijn, maar volgens Van Giersbergen heeft een hittegolf in Nederland dezelfde gevolgen.
Spanje is bijna dertien keer zo groot dan Nederland. Voor een bedrijf is het daarom belangrijk om in de buurt van onder meer een veevoederleverancier en de afnemer van de biggen of het slachthuis te zitten. Van Giersbergen raadt varkenshouders dan ook aan om goed rond te kijken in een land en niet de eerste beste locatie te kopen. „Laat je goed informeren door bedrijven in de sector.”
Groot bouwen
De bedrijfsgrootte is in Spanje gelimiteerd. Het plafond voor nieuw te bouwen bedrijven lag de afgelopen jaren op 2.500 zeugen. Veel bedrijven hebben hiervan gebruik gemaakt en dus de bouwplannen direct groots aangepakt. De Spaanse regering heeft door deze ongebreidelde groei besloten om de limiet naar beneden bij te stellen naar 2.000 zeugen per bedrijf.
Naast de eigen opfok komt een deel van de biggen voor de Spaanse varkenshouderij ook uit Nederland. Maar door de hogere kosten voor transport en import is dit minder aantrekkelijk geworden. Zo haalt de Spaanse eigenaar van een bedrijf ten noorden van de stad Lleida al tien jaar biggen uit Nederland voor zijn vleesvarkenbedrijf. Door de hogere kosten heeft hij nu echter besloten zelf biggen te produceren met 2.500 zeugen in drie nieuwe stallen.
Spaanse stallen worden volgens een ander principe gebouwd dan Nederlandse stallen. Waar in Nederland zo veel mogelijk gebruik gemaakt wordt van all in all out op afdelingsniveau , houden de Spaanse varkenshouders hun zeugen het liefst in zo groot mogelijke ruimtes.
Afdelingen
De eerste stal op het bedrijf in Lleida biedt separate ruimte aan de opfokzeugen en de rest van de stal wordt in beslag genomen door 900 boxen voor de te dekken zeugen. De zeugen verblijven zes weken in deze ruimte tot de dracht is vastgesteld. Na deze periode worden ze naar de tweede stal verplaatst waar in één ruimte 1.024 zeugen gehouden kunnen worden in groepen van 19. De stal met kraamhokken is de enige stal die in afdelingen is opgedeeld, per afdeling worden 32 zeugen gehouden.
Op een leeftijd van drie weken worden de biggen gespeend en met een vrachtauto vervoerd naar de biggenlocaties die op een paar honderd meter van het zeugenbedrijf liggen. In deze twee stallen is in totaal ruimte voor 8.000 biggen tot een gewicht van twintig kilogram.Voor dit nieuwe bedrijf zijn de kosten beraamd op 1.200 euro per zeugenplaats, dit is echter exclusief de kosten die nodig waren voor elektriciteit en water.
Tekst: Joyce Cornelissen
Beeld: Dennis van Asseldonk, Joyce Cornelissen