‘Stuur niet alleen op karkaskwaliteit’
![](http://d3ncyx4db87lab.cloudfront.net/06/394/d0f1371f1.-detail.png)
Bij een analyse van het karkas houden de adviseurs van Hendrix UTD rekening met de vleesconcepten die de slachterijen in Nederland hanteren. Binnen deze concepten kan een varkenshouder, naast hoeveelheid en kwaliteit, sturen op een maximale opbrengst.
„We onderzoeken voortdurend welke voersoorten het beste bij een concept of type varken past. Tempo-varkens moeten weer heel anders worden gevoerd dan andere rassen”, zegt Rienk Prins, productmanager van het mengvoerconcern.
Gewenst voerschema
Met behulp van het groeiprognosemodel wordt een gewenst voerschema gemaakt. „Hierbij is het niet verstandig om uitsluitend te focussen op karkaskwaliteit”, vindt Prins. „Naast de uiteindelijke kwaliteit van het karkas spelen ook zaken als voerconversie, bezettingsgraad en gezondheid een grote rol.”
„Daar blijven we de boer op wijzen, want er komt in de bedrijfsvoering een moment dat het niet meer verstandig is om de kwaliteit nog verder te verbeteren.” In dat geval kan de varkenshouder bij het sturen beter focussen op het aantal kilogrammen vlees per varkensplaats, als hij de kwaliteit tenminste gelijk kan houden.
Bij een te sterke sturing op karkaskwaliteit kan de voerwinst namelijk in gevaar komen als dit te veel ten koste gaat van de groei. „De slachterij wil binnen een vleesconcept een bepaalde kwaliteit hebben, maar daarvoor geldt ook een optimum. Als de varkenshouder dit bereikt, is het alleen nog zaak deze vast te houden”, aldus Prins.
Resultaat sturing
De kortingen als gevolg van een mindere karkaskwaliteit zijn de afgelopen twee jaar fors gedaald, aldus de productmanager varkens. De sturing levert gemiddeld over alle geleverde varkens een winst op van ruim 1 cent per kilogram. Maar in de praktijk zijn er ook bedrijven die 3 cent per kilo winst boeken. Bij 5000 afgeleverde vleesvarkens levert dit een voordeel op van 13.500 euro (5.000 x90 kgx 0,03).
Bij het sturen op kwaliteit en kilo’s vlees speelt de oplegstrategie, het benutten van de jeugdgroei en de gezondheid een grote rol, aldus Prins. Vooral gezondheid is een aandachtspunt in de varkenshouderij. Afhankelijk van het seizoen hebben de dieren nog 20 tot 25 procent karkasaandoeningen als lever- en luchtweginfecties.
Dit verstoort het groeiproces en vooral de spieraanzet. In dit geheel vind de productmanager het monitoren van de gezondheid van de dieren nog een onderbelicht punt. „We zouden meer moeten samenwerken met dierenartsen om de gezondheidsstatus op varkensbedrijven te verbeteren. Hierbij kunnen we de karkasanalyse gebruiken.”
Selectie op gewicht
Aan de hand van die gegevens kan blijken dat de ene boer zijn ventilatiepatroon dient te veranderen, de ander aan zijn bigkwaliteit moet werken en een derde moet misschien zijn entschema aanpassen.
Aangezien de spekdikte voor ongeveer 85 procent verantwoordelijk is voor het vleespercentage, is een juiste sturing met behulp van het voerschema in de eindfase cruciaal. Dieren die te veel vreten, horen voeders te krijgen met een snelle verzadiging en een lagere EW. Een ander punt is de afleverstrategie.
Een juiste selectie op gewicht is essentieel. „In de praktijk blijken topbedrijven een gemiddelde gewichtskorting van 0,4 cent per kilo te realiseren, terwijl anderen 3 cent krijgen”, aldus Prins.
Overstappen van lijn
Prins krijgt wekelijks de overzichten binnen van slachtgegevens van 18.000 varkens van alle rassen die in zeven slachterijen worden geslacht. Aan de hand van deze gegevens licht hij de varkenshouders voor. Soms adviseert hij om over te stappen op een andere lijn, omdat een collega-varkenshouder binnen hetzelfde concept daar betere resultaten mee heeft behaald.
Binnen het karkasanalyse kan de specialist een bedrijf vergelijken met referenties van andere bedrijven die hetzelfde diermateriaal hebben en in hetzelfde concept leveren. Zo krijgt de varkenshouder zicht op zijn prestaties ten opzichte van collega’s. Een vergelijking met de 20 of 50 procent beste bedrijven is ook mogelijk, net als een vergelijking met een andere beer.
Een voorbeeld van een rigoureuze overstap op het gebied van concept, management en voerschema is varkenshouder Hans Elshof uit Marum. Hij liet een nieuw gesloten bedrijf bouwen, omdat hij op de oude locatie niet meer kon uitbreiden. „Tot nog toe mestte ik voor het retailconcept, waarbij het om zo veel mogelijk kilo’s gaat. We mesten nu de varkens af in een perfect geconditioneerde stal, waardoor ze harder groeien. Daardoor heb ik besloten om over te schakelen naar het welfareconcept. We werken met een kruising van Hypor met Hampshire Duroc. Die hebben sterk de neiging om te vervetten.”
Welfareconcept
In het retailconcept, waarbij de varkensboer tussen de 85 en 103 kg afleverde, hadden de varkens vooral in de laatste fase de neiging om te vervetten. Hierbij speelt een rol dat Elshof met wei op de nippel werkt. Een andere reden voor hem om nu over te stappen naar het welfareconcept is de noodzaak van omschakeling door de nieuwe regelgeving op het gebied van huisvesting (groepshuisvesting).
Doordat hij op de nieuwe locatie met680 inplaats van 480 zeugen werkt, zou Elshof in eerste instantie met iets te weinig vleesvarkenplaatsen zitten. Hij wil dit oplossen door meer rondes per jaar te gaan draaien. „Dit lukt uiteraard alleen als ik met lichtere varkens ga werken. In het Engelse concept zit je tussen de 80 en 98 kg aflevergewicht. Zo kunnen we toch veel eigen biggen afmesten en hopen we dat de uitbreiding financieel wat extra’s oplevert.”
Een ander groot voordeel van het lichter afleveren van de vleesvarkens is de betere spek-spierverhouding. Elshof kan op deze manier binnen het welfareconcept meer toeslag vangen. Voor ieder afgeleverd varken dat binnen het concept valt, krijgt hij 4,75 euro extra. „Door de toeslag wordt het lichter afleveren gecompenseerd, ik hoop dat ik ook op dit vlak nog iets overhoudt.”
Op de eerste plaats
Antwan Donkers uit Lieshout heeft een gesloten bedrijf met 280 zeugen en is het aantal vleesvarkenplaatsen aan het uitbreiden van 1.600 naar 2.000. Bij hem staat karkaskwaliteit op de eerste plaats in de bedrijfsvoering. „Als het prikken dus tegenvalt, heeft dat voorrang”, aldus Donkers. „Daar worden we tenslotte op uitbetaald. Uiteraard proberen we zowel de karkaskwaliteit als het aantal kilo’s (aflevergewicht) op peil te houden.”
Voor twee maanden geleden liep de spekdikte op, waardoor de varkens van Donkers minder goed prikten. In overleg met de voorlichter van zijn mengvoerbedrijf is het voerschema aangepast. „Wij mengen zelf vier soorten kernvoeders van Optiblend. Door de eiwit-energieverhoudingen in deze voeders aan te passen, hebben we de problemen opgelost.”
Sturen op uniformiteit
De varkenshouder legt de focus bij zijn bedrijf op een goede en gezonde start van de biggen. Zo worden de biggen tegen verschillende ziektes geënt. Daarna is het gericht sturen voor een goede jeugdgroei. „In de beginperiode wordt namelijk al het type bepaald. Ik stuur op een goede uniformiteit, waardoor ik in principe een hogere bezettingsgraad heb. Besteed je daar in het begin onvoldoende aandacht aan dan wordt je daar later op afgerekend”, aldus Donkers.
Omdat hij meer biggen per zeug en een betere bigkwaliteit in het kraamhok wil, stapt Donkers binnenkort over van de Dalland met Tempobeer (Topigs 40) naar de Topigs 20. Hij doet dit wel in overleg met zijn mengvoerbedrijf en zijn afnemer. De overstap naar de andere zeugenlijn heeft volgens hem zin, omdat hij geen toegevoegde waarde uit de Topigs 40 zeug haalt. „Ik lever tussen de 75 en 95 kilogram, met een vleespercentage van 57 procent en een spierdikte van boven de 60 millimeter waardoor er met het prikken nog handel in zit.”
Tot nog toe is het aantal karkasaandoeningen bij de varkens minimaal. „Dat scheelt uiteraard in de opbrengst en door gericht te sturen, kunnen we ook nog op de voerkosten besparen.”
Tekst: Dick van Doorn
Beeld: Ingrid Zieverink