‘De kosten voor mestafzet moeten omlaag’
Varkenshouders hebben over het afgelopen kwartaal minder verdiend, meldden vorige maand zowel het LEI als ABAB. Een van de oorzaken zijn de hoge mestafzetkosten. In overschotgebieden betalen varkenshouders gemiddeld 20 tot 25 euro per kuub, in niet-overschotgebieden ligt de prijs rond de vijf tot zes euro. In Oost-Brabant zijn vorige maand zelfs prijzen genoteerd van 29 euro per kuub.
De hoge mestafzetkosten leiden tot leegstand in de varkensstallen - zo ging het gerucht - maar dat is niet echt het geval, zegt Mark Heijmans, beleidsmedewerker Mestbeleid van LTO Nederland. ,,Het benuttingsrendement ligt nog steeds veel hoger dan in 2001. Toen was 85 tot 90 procent van de ligplaatsen benut. Tegenwoordig is dat 95 procent. Een aantal procenten leegstand is er altijd.”
Druk op de markt
Daarmee wil Heijmans de problemen rond de hoge mestafzetkosten en druk op het inkomen niet bagatelliseren. ,,De druk op de afzetmarkt wordt niet minder, maar eerder meer. De komende jaren komt er geen versoepeling, maar een verscherping van de normen. Ook komt er niet meer grond beschikbaar. Bovendien komt er de grondwaterrichtlijn en wetgeving op de luchtkwaliteit. De prijs moet wel omlaag.”
In feite zijn er drie trajecten, schetst Heijmans: mestverwerking, verbetering van de distributie en andere mest door voer. Het veevoerspoor betekent minder mineralen in het voer en minder mineralen in de mest. „Als dat grootscheeps wordt aangepakt, kan dat goed werken. Het Productschap Diervoeders en de Nevedi geven aan dat zij ieder voer kunnen maken, maar daar hangt een prijskaartje aan. Bovendien is minder mineralen in het voer pas interessant als je eigen grond hebt.”
„De overheid kan een stimuleringsmaatregel invoeren voor bedrijven die mineraalarm voeren. Zij mogen dan ook meer varkens houden. Als een varkenshouder 25 procent minder mineralen voert, zou hij 25 procent meer dierrechten hebben. Beter mineraalmanagement moet worden beloond door de boer meer mogelijkheden te bieden.”
Plaatsingsruimte
Het tweede traject dat LTO wil volgen, is de optimalisatie van de plaatsingsruimte in Nederland. De juiste mest, bij de juiste akkerbouwer op het juiste tijdstip. Heijmans: ,,We moeten streven naar zoveel mogelijk afspraken tussen veehouders en akkerbouwers. Hoe meer schakels, hoe meer geld in de zakken van anderen.”
„Varkenshouders moeten daarom streven naar een één op één relatie. LTO is met LNV in overleg over het Spoor 2. We willen niet dat de mest bij elke vracht meerdere malen wordt bemonsterd. Dat is kostprijsverhogend. In plaats van die techniek moet één monster genomen worden.”
Scheiden van mest
Mestverwerking is wellicht het beste alternatief om de druk op de mestmarkt structureel te verlichten. In de pluimveesector wordt de mest al verbrand voor energie. LTO wil uit drijfmest ook energie halen door de mest in een dikke en dunne fractie te scheiden. De dikke fractie wordt verbrand voor de energieopwekking. De dunne fractie wordt gebruikt als kunstmestvervanger.
Op die manier hoopt LTO ook een kunstmestloze landbouw te realiseren binnen de milieurichtlijnen. Voor biogas geldt dat er eerst een afzet met een goede prijs moet worden gevonden voor het restproduct dat bij een biogasinstallatie overblijft. Heijmans: ,,Technisch kan het allemaal. Het is alleen een kwestie van geld en beleid.
De energie moet voldoende geld opbrengen en de dunne fractie moet men ook goedkoop kunnen afzetten. Daarnaast moet het ministerie van LNV goedkeuring vragen aan Brussel en ze zal pas akkoord gaan als er een echte wetenschappelijke onderbouwing voor mestverwerking is.”
Mestbeleid
Is verandering van mestbeleid een optie of is dat bij voorbaat een doodlopend spoor? ,,Met de komst van de grondwaterrichtlijn is er de mogelijkheid om de nitraatrichtlijn af te schaffen”, vertelt Heijmans. ,,Dat kan betekenen dat we een ruimere derogatie krijgen, zodat er meer plaatsingsruimte komt.” Het is vooral de beperking voor staldierenmest, die voor een behoorlijke druk op de mestmarkt heeft gezorgd door de beperking van plaatsingsruimte. Dit zegt Jaap Uenk, voorzitter Meststoffen van Cumela.
„Van staldierenmest mag volgens de regels van derogatie maar voor 170 kg stikstof gebruikt worden, terwijl dit voor graasdieren 250 kg stikstof is. Die regel treft de varkenshouder onevenredig en daar is door de politiek te weinig aandacht aan besteed.”
Het ministerie van LNV weet hier volgens Uenk van, want ze hebben een Monitoring Mestmarkt. Hiermee kan zij ‘real time’ kijken naar de mestafzet, aanvoer en opslag. „Op de uitslagen van 2006 wachten wij nog met smart. Met de Monitoring Mestmarkt hebben we namelijk betrouwbare gegevens en zien we waar de problemen liggen.”
„Dan kunnen we op tijd weten of we met aanvullende oplossingen moeten komen. De gegevens vertellen ons hoe groot de capaciteit bij akkerbouwers is en wat de gevolgen van een strengere wetgeving zijn. Informatie is nodig voor de evaluatie van het mestbeleid dat straks begint.”
Mestbemiddeling
„De mestafzetkosten moeten omlaag”, vindt ook varkenshouder John van Paassen. Hij is voorzitter van het nieuwe Mestac-bestuur dat drie jaar geleden de teugels van de mestbemiddelingsorganisatie heeft overgenomen. Als varkenshouder wordt hij geconfronteerd met de hoge afzetkosten, maar hij heeft ook een goed beeld van mestafzetmarkt.
„De tijd van eindeloos rondbellen naar de goedkoopste prijs is voorbij. Varkenshouders moeten nu afspraken maken. De hele afzet moet efficiënter. We moeten de kosten besparen voor de boer. In het begin hadden we teveel vrachtwagens en te weinig silo’s. Maar het probleem is dat 80 procent van de mest vier weken in het voorjaar en vier weken na de oogst wordt uitgereden.”
Uitrijverbod
Daar komt in 2009 bij dat er vanaf 15 september een uitrijverbod komt, weet Van Paassen. „De eerste stap die wij moeten nemen, is mestopslag bouwen in het afzetgebied en niet bij de varkenshouder. Eigenlijk willen we in het hoogseizoen geen vrachtwagens meer zien. We moeten de akkerbouwers bedienen wanneer zij de mest nodig hebben. Akkerbouwers kunnen niet altijd wachten op de mest, want ze moeten zaaien en poten.”
Als de mest van de varkenshouder naar de akkerbouwer moet worden vervoerd op het moment dat hij het nodig heeft, kan volgens Van Paassen hooguit 1,5 vracht mest per dag op het land worden uitgereden. Als er een opslag bij de akkerbouwer is, zijn dit 15 vrachten. „Met mestopslag bij de akkerbouwers kunnen we buiten het seizoen mest vervoeren. We kunnen dus met minder vrachtwagens meer doen.”
Mestopslag
Daarvoor zijn silo’s nodig. Van Paassen: „Akkerbouwers kunnen zelf silo’s bouwen en vullen met mest, maar een intermediair kan deze silo’s ook bouwen in het gebied met veel akkerbouw waar de mest nodig is. Dat zijn zogenaamde doorstroomsilo’s. Bij Mestac kunnen varkenshouders een contract afsluiten voor het gebruik van silo’s. Voor vijf jaar betaalt hij 1 euro per kubieke meter, voor 3 jaar 1,25 euro en voor 1 jaar 1,50 euro.”
„De intermediair bouwt, huurt of pacht ze. De doorstroomsilo’s kunnen vaker gebruikt worden, waardoor de opslagkosten ook lager uitvallen. Voordeel van opslag in silo’s is dat dit fluctuaties uit de prijs haalt. De prijs voor de afzet wordt stabieler. Bovendien ontvangt de akkerbouwer een homogenere mest.”
Risico of geldklopperij
De mestafzetmarkt is niet transparant. Het is absoluut niet inzichtelijk waar en naar wie het geld dat de varkenshouders betalen voor de afzet van mest precies naar toe gaat. ,,Voor graan is de ontvangst van mest voor akkerbouwers zeer interessant”, zegt LTO-beleidsmedewerker Mark Heijmans.
„Zij ontvangen 400 euro per hectare, terwijl de opbrengst van graan rond de 1.000 euro ligt. Voor vollegrondsgroente- en fruittelers is het minder interessant. Deze telers hebben een opbrengst van 20.000 tot 30.000 euro per hectare. Dan is de 400 euro maar een fractie.”
De vraag is hoeveel de mesttransporteurs en handelaren verdienen aan de afzet van mest, zegt Heijmans „Zij hebben hun transportkosten, maar het is niet duidelijk of zij 200 kilometer of 10 kilometer moeten rijden. De afzetmarkt is door het prijzenverschil behoorlijk ondoorzichtig. Veel varkenshouders hebben dat niet goed in beeld.”
Mestprijzenmonitor
LTO heeft met LNV en het LEI een mestprijzenmonitor opgezet. Veehouders kunnen op www.mestprijzenmonitor.nl per regio en maand aangeven hoeveel zij moesten betalen voor hun mestafzet en akkerbouwers kunnen invullen hoeveel zij hebben ontvangen. De webpagina is sinds 1 maart in de lucht en tot nu toe zijn er meer dan over de tienduizend bezoekers geweest.
De bezoekers zijn echter alleen kijkers en nog te weinig deelnemers. „Dat is jammer, want als alle boeren deelnemen, kan via de webpagina een helder beeld ontstaan van de prijzen”, aldus Heijmans. Veel varkenshouders vermoeden dat er veel geld in de zakken van de intermediairs blijft steken en dat zij mede debet zijn aan de hoge mestafzetkosten.
Onder meer de NVV beschuldigde mestdistributeurs van het hoog houden van mestprijzen. NVV-voorzitter Wyno Zwanenburg: ,,De putten raken leeg, de opslagsilo’s zijn leeg en de grote voorraad mest die sinds vorig jaar boven de markt hing wordt ook aanmerkelijk kleiner. Toch zakt de prijs nauwelijks.” Er is volgens Zwanenburg geen sprake van marktwerking.
Voldoende vraag en aanbod
Maar is de beschuldiging van de NVV terecht? Er is volgens Johan van den Heuvel, manager van Mestac, voldoende vraag en aanbod. Ook is er al veel mest uitgereden; hoewel er bij een aantal varkenshouders de putten nog vol zitten. Varkenshouder en Mestac-voorzitter John van Paassen weet dat de intermediairs behoorlijk wat geld vragen voor hun diensten, maar volgens hem ook een behoorlijk risico.
„Op dit moment is de marge van de intermediairs groot, maar of het tè groot is, valt pas op de lange termijn te beoordelen. In 2005 kocht een intermediair 7.000 kubieke meter mest voor 10 euro en hij moest dit in de lente voor 14 euro afzetten. Dat is een verlies van 28.000 euro. Nu wordt aan de mestafzet gewonnen.”
Intermediairs werken zoals varkenscycli: vette jaren van een jubelstemming gevolgd door jaren van kommer en kwel. „Een van onze intermediairs heeft 60.000 tot 70.000 kubieke meter gekocht. Stel voor dat hij dit voor 20 euro zou hebben gekocht en nu voor 25 euro moest verkopen. Dan lijdt hij 300.000 euro verlies, maar het kan ook andersom. De intermediair loopt dus een risico en moet inspelen op de markt”, aldus Van Paassen.
Die mening deelt ook Jaap Uenk, voorzitter Meststoffendistributie van Cumela Nederland, die geen invloed op de prijs heeft en dit ook niet wil uitoefenen. ,,De intermediair en distributeur weten niet altijd wat hun kosten zijn. Vooral de prijs die aan de afnemer moet worden betaald, is onder de huidige marktomstandigheden een belangrijke, onzekere kostenfactor met risico’s. Door de fluctuaties van de prijs is het verschil tussen winst en verlies groot.”