Typisch gezinsbedrijf met eigen arbeid verdwijnt
William en Maria van Dinther in Deurne zijn het schoolvoorbeeld van een typisch gezinsbedrijf waar alleen de gezinsleden werken en dat langzaam verandert naar een nieuwe vorm van gezinsbedrijven: eigen arbeid en personeel. „We werken nu met zijn tweeën in het bedrijf”, vertelt William. „Bovendien hebben we voor veertig uur een medewerker en helpt mijn vader ook nog regelmatig mee.” Tot vorig jaar deden William en Maria van Dinther het werk op de varkenshouderij nog grotendeels zelf, maar in een jaar tijd is het bedrijf van 340 zeugen met 550 vleesvarkens en 100 opfokgelten verdubbeld.
Typisch gezinsbedrijf
Nu hebben ze 670 zeugen, 550 vleesvarkens en 200 opfokgelten. Het werk kunnen ze onmogelijk zelf doen en ze moesten een medewerker aannemen. Met drie volwaardige arbeidskrachten (VAK) behoren zij niet meer tot het oude gezinsbedrijf waar de man volledig werkte en de vrouw parttime.
Een typisch gezinsbedrijf bestaat uit 1 tot 1,4 VAK met maximaal 300 tot 400 zeugen of 3.000 tot 4.000 vleesvarkens. Er zijn nog tal van dit soort bedrijven, maar volgens de prognose van verschillende organisaties zal het aantal bedrijven met 300 zeugen of 4.000 vleesvarkens over tien jaar aanzienlijk zijn geslonken.
De groei van 300 naar 400 zeugen zonder personeel is volgens de Rabobank niet wenselijk. Dat is teveel roofbouw plegen op het privéleven. Om een daadwerkelijke slag te maken, is een uitbreiding naar 500 zeugen of zelfs 600 zeugen noodzakelijk, maar op den duur ook niet meer voldoende.
Plaatsmaken voor nieuwe vormen
De gezinsbedrijven groeien de komende jaren daarom fors. Het oude gezinsbedrijf maakt daarom plaats voor een nieuwe vorm waarin eigen arbeid wordt aangevuld met medewerkers. Maar in die nieuwe vorm is het volgens Jeroen Verver, specialist intensieve veehouderij bij Rabobank Food & Agri, belangrijk dat de kracht van het gezinsbedrijf wordt overgenomen in de opschaling.
„De kracht van het gezinsbedrijf is de arbeidsproductiviteit. De inzet van de boer enerzijds en anderzijds het vakmanschap en de motivatie. Die leggen de basis voor dierproductiviteit. De combinatie met aanleg van het dier en kwaliteit van huisvesting, voeding en gezondheid. Daaraan ontlenen gezinsbedrijven een zekere financiële taaiheid.”
In de arbeids- en dierproductiviteit is de varkenssector onderscheidend. Vooralsnog slagen gezinsbedrijven hier zeer goed in en zijn er opschalende bedrijven met personeel te vinden die de arbeids- en dierproductiviteit goed hebben geborgd, weet Verver.
Wat betaal je personeel?
„Het is echter nog lang geen vanzelfsprekendheid en de varkenshouder die gaat uitbreiden, moet die twee aspecten meenemen en overbrengen op zijn personeel. Zodra arbeidskosten ook uitgaven worden, is het belangrijk dat je dezelfde motivatie en prestatie bij je personeel borgt. Ervaring leert dat dit een lastig punt is. Hoe vind je dergelijk personeel, hoe bind je hen en wat betaal je hen.”
In de bedrijfsuitbreiding wordt de ondernemer volgens hem niet alleen op zijn rekenkundige, financiële en vaktechnische kwaliteiten aangesproken, maar ook op andere competenties zoals zijn sociale vaardigheden, omgang met medewerkers en het kunnen delegeren. „Het is een grote uitdaging om de kracht van een gezinsbedrijf te onderkennen en vast te houden in een bedrijfsopzet na opschaling met personeel.”
Goede resultaten
,,Het gezinsbedrijf blijft, maar wel met personeel”, zegt Erik van der Hijden, adviseur bij ABAB. ,,Gezinsbedrijven worden gedwongen te groeien, maar daar liggen ook tegelijkertijd de kansen. Ze moeten streven naar een bovengemiddelde bedrijfsomvang met uitstekende resultaten om de continuïteit van het bedrijf te waarborgen. Daarin schuilt tevens de kracht van een gezinsbedrijf. Het heeft veel meer kracht en bezieling als bijvoorbeeld de grote varkensintegraties die voornamelijk met personeel werken. Gezinsbedrijven boeken veelal goede resultaten. Ik moet het megabedrijf met 28 biggen per zeug nog zien.”
Het gemiddelde Abab gezinsbedrijf heeft volgens Van der Hijden een omvang van 300 zeugen of 1.500 ligplaatsen voor vleesvarkens. Voordeel van deze typische gezinsbedrijven is de financiële slagkracht. ,,Het gezinsbedrijf heeft een scherpere kostprijs door lagere arbeidskosten en betere resultaten.”
Technische resultaten
„Ze kunnen veel verder in de kosten terug en als het nodig is en besparen op de privé uitgaven, waardoor ze sneller kunnen herinvesteren. Op dit moment zijn er voldoende financieringsmogelijkheden voor een gezinsbedrijf met een gemiddelde omvang en minimaal goede technische resultaten. Het zullen dan ook vooral deze bedrijven zijn die moeten groeien.”
De typische gezinsbedrijven waarbij man en vrouw samen het werk doen hebben naar inschatting van Kees Boumeester van Bestra Consultancy nog een goed perspectief op de middellange termijn ofwel voor de komende vijf tot tien jaar. Maar dan bepalen de nieuwe grote gezinsbedrijven met personeel het gezicht van de varkenshouderij.
„Elk decennium halveert het aantal varkenshouders en worden bedrijven groter. Ik zie geen signalen voor een trendbreuk. Wie nu kiest voor een duurzame toekomst in de varkenshouderij, kiest voor het werken met personeel. Nu heeft nog zo’n 25 procent van bedrijven vreemde arbeid, maar over tien jaar zal dat 75 procent zijn. De gezinsbedrijven zullen dus hun nek moeten uitsteken en in een keer moeten groeien naar 600 tot 800 zeugen. Dat noodzaakt hen om personeel aan te nemen.”
Geweldige slagkracht
Met de uitbreiding van 340 zeugen naar 670 volgen William en Maria van Dinther de route die door vele deskundigen wordt uitgestippeld. Ze laten zien dat een gezinsbedrijf een geweldige financiële slagkracht heeft als de resultaten goed zijn. William: ,,We hebben altijd goede resultaten behaald en een redelijk strak financieel beleid gehad.”
„Investeringen willen we zo snel mogelijk afbetalen en dat kan met een gezinsbedrijf. Dat betekent dat we nooit teveel privé uitgaven hebben gehad.” Wil je uitbreiden, dan moet je volgens hem niet teveel geld privé uitgeven. „De uitbreiding was vorig jaar voor de bank dan ook geen probleem. In de eerste instantie zouden we naar 570 zeugen gaan, maar dat heb ik zonder overleg met de bank later met 100 zeugen uitbreid.
De bank ging achteraf akkoord. 570 zeugen zou namelijk betekenen dat personeelskosten te duur zouden uitvallen. Bij 570 zeugen hadden we één extra medewerker nodig, maar met 670 zeugen hebben we nog steeds één medewerker nodig. Een medewerking kost zo’n 40.000 euro en die kosten moet je mee berekenen in je uitbreiding.”
Personeel
Het gezinsbedrijf uitbreiden, was in de visie van familie Van Dinther noodzakelijk. De kans dat zij over een aantal jaren weer zullen uitbreiden, is bij hen zeer reëel. „Met 300 zeugen kun je niet een vrachtwagen vol biggen aanbieden. Dat aspect zal in de toekomst wel belangrijk worden”, legt William uit. „De transportkosten moeten namelijk omlaag. Daarbij komt ook nog dat de mesters groter worden. Die kunnen straks niks met een koppeltje van 100 biggen. „Het groeit allemaal en wij moeten meegroeien ook om de kosten nog verder te verlagen.”
Met 670 zeugen en één medewerker zit het bedrijf tussen een typisch gezinsbedrijf en een bedrijf met veel personeel in. Het voordeel van eigen arbeid is nog steeds belangrijk, want eigen arbeid is goedkoop en flexibel of zoals William het verwoordt: „Je loopt zelf veel harder en meer dan je medewerker. Deze gaat naar huis, terwijl jij nog bezig bent.”
Het nadeel van de bedrijfsgrootte die Van Dinther nu heeft, is het beperkte aantal personeelsleden. In hun geval één medewerker.
„Als die ene medewerker ineens wegvalt, hebben we een probleem. We zijn nu te klein om dat soort problemen op te vangen. Een groot bedrijf met tien man personeel kan dat wel. Daartegenover staat dat je nooit alleen werkt en als ik het te druk had, was er te weinig tijd voor zaken doen en handelen. Twee euro per big laten liggen door gebrek aan tijd, is geld verliezen. Met personeel heb ik nu meer ruimte en de tijd om dit te doen. En straks kunnen we geruster op vakantie gaan.”