Varkenshouder moet groepen willen
Veel varkenshouders slagen er nog niet in om groepshuisvesting van drachtige zeugen zonder problemen toe te passen. Een inventarisatie van knelpunten op enkele bedrijven door het netwerk \'groepshuisvesting zeugen\' in 2005 leert dat varkenshouders been- en klauwproblemen, huidbeschadigingen en slechtere reproductieresultaten grotendeels toeschrijven aan het feit dat de zeugen al vroeg in de dracht in groepen worden gehuisvest.
Reden voor het Productschap Vee en Vlees (PVV) en het ministerie van Landbouw om de Animal Sciences Group (ASG) opdracht te geven een onderzoek te doen naar de problemen van groepshuisvesting en voor de knelpunten oplossingen aan te dragen. Over zes jaar is groepshuisvesting immers verplicht, zo schrijft Brussel voor.
Achttien jaar in groepen
Ondernemer Johnny Hogenkamp herkent de knelpunten op zijn eigen bedrijf in Dalfsen niet, waar de zeugen al achttien jaar in groepen worden gehouden. De varkenshouder vindt het onderzoek echter wel nuttig. Hij hoopt dat de uitkomsten van het onderzoek zich toespitsen op het management van de varkenshouder.
De oorzaken van de knelpunten kunnen volgens hem best wel eens daar liggen. „Er komen vaak varkenshouders op mijn bedrijf kijken, er is er nog geen geweest die het niks vindt”, zegt Hogenkamp zichtbaar trots.
De varkenshouder houdt sinds vier jaar 600 zeugen in weekgroepen met voerstations. Deze werkwijze bevalt hem prima. Zo zeer dat achter de huidige groepshuisvesting eenzelfde stal voor eveneens 600 zeugen op komst is.
Gezondheidsproblemen
Hogenkamp kan de commotie rond de groepshuisvesting wel begrijpen. „Veel zeugenhouders hebben twintig jaar geleden pogingen gedaan om de zeugen in groepen te houden. Daarvan zijn zij teruggekomen, omdat de toenmalige systemen niet werkten.” De zeugen werden slecht gevoerd door de kinderziektes in de voerstations.
Door de slechte voervoorziening kregen de zeugen te maken met gezondheidsproblemen. De systemen zijn nu echter zo ver ontwikkeld dat dat niet meer hoeft te gebeuren. Hogenkamp meent dan ook dat veel varkenshouders zijn blijven hangen in de vooroordelen die bij hen of hun voorgangers zijn ontstaan over groepshuisvesting.
Op de markt zijn meerdere systemen die voldoen aan de eisen van 2013. Het houden van zeugen in grote groepen of op stro is niet wettelijk bepaald. De dieren mogen in boxen worden gehuisvest, zolang ze uitloop hebben. Zeugenhouders hebben dus keuzemogelijkheden, maar ze moeten volgens Hogenkamp ook willen omschakelen.
Geen aanpassingsproblemen
Het draait bij het huisvesten van zeugen in groepen om selectie, geeft hij aan. „Dieren die problemen hebben in de groepshuisvesting worden gedurende drie dagen individueel behandeld. Wanneer ze hier niet op reageren, worden ze individueel gehuisvest.”
Hogenkamp houdt deze dieren aan totdat ze zijn gespeend. Daarna verlaten ze het bedrijf. Met deze werkwijze heeft Hogenkamp geen productieverlies en hebben de dieren bijna geen aanpassingsproblemen meer. Aan het begin van de selectie, is vijf procent van de zeugen afgevoerd. Nu verlaat jaarlijks rond de één procent van de zeugen het bedrijf vroegtijdig.
Hogenkamp vergelijkt het houden van zeugen in groepen met de omschakeling in de melkveehouderij. „Bij de overgang van de grupstal naar de ligboxenstal en van melkstal naar melkrobot is selectie van de dieren ook belangrijker geworden.”
Worppercentage
Uit het onderzoek van netwerk groepshuisvesting zeugen is gebleken dat de deelnemende varkenshouders ook meer terugkomers constateren. Hogenkamp heeft hier geen last van. Het terugkompercentage van zijn zeugen ligt op een gemiddelde van 7 procent. Een ander kengetal waaruit blijkt dat de groepshuisvesting op het bedrijf in Dalfsen geen negatieve gevolgen heeft is het worppercentage.
In Nederland scoren de meeste bedrijven een worppercentage van 87 procent, Hogenkamp behoort met 91 procent tot de top tien van Nederland. Volgens Hogenkamp is dit resultaat te danken aan de structuur, het management en de zeugen.
De reproductie van de zeugen is dus niet afhankelijk van het wel of niet huisvesten in een groep. De Hypor-zeugen van Hogenkamp produceren met 26 biggen per zeug per jaar, bovengemiddeld. Hogenkamp kan wel een verschil merken in de herkomst van de dieren. Als fokker gebruikt hij sperma dat afkomstig is van bedrijven uit onder meer België en Spanje. „Je kunt aan de nakomelingen merken dat op de Spaanse fokbedrijven nog geen zeugen in groepen worden gehouden.”
Rangorde
De weekgroepen van Hogenkamp bestaan uit 40 tot 45 zeugen die op de vrijdag na een inseminatieweek als groep worden verplaatst. Het gaat dus om zeugen die maximaal zeven dagen daarvoor zijn gedekt. Doordat de zeugen als groep worden verplaatst, ziet Hogenkamp ook niet veel problemen bij de introductie.
De rangorde in de groep wordt volgens de varkenshouder altijd stilzwijgend bepaald. „De voerdag begint hier om 12 uur ‘s middags en je ziet dat de oudere zeugen eerst voor hun portie voer gaan, de gelten komen pas als laatste in het voerstation.”
Hogenkamp denkt dat zijn wijze van geltenintroductie hieraan bijdraagt. De gelten worden op een leeftijd van zeven maanden gedurende één week in een box gehuisvest. Het idee hierachter is dat de dieren het staan tussen hekken gewend zijn voordat ze de groep of kraamhokken ingaan.
Trainen van gelten
Na de week in de boxen wordt de groep van 15 tot 18 gelten overgebracht naar de groepshuisvesting waar ze op één voerstation staan. „Zo hebben ze alle tijd van de wereld om aan het voerstation gewend te raken.” Na de week in de groepshuisvesting worden de gelten overgebracht naar de dekstal. Dan draaien ze pas met de zeugen mee.
De gelten kennen door deze manier van werken het reilen en zeilen van boxen en het voerstation. Hogenkamp wil er nog wel bij zeggen dat het trainen van de gelten geen tijd kost. Zij zijn het leven in een groep gewend, waardoor ze bij de introductie met de oudere zeugen ook niet in de aanval gaan. Ze kennen rangorde en onderwerpen zich hieraan.
Hogenkamp kent zo weinig problemen met agressie in de groepshuisvesting, waardoor bijna geen enkele zeug rondloopt met huidbeschadigingen. Op het bedrijf van Hogenkamp is een vergaderruimte ingericht die met slechts enkel glas van de groepshuisvesting is gescheiden. „Honderden bijeenkomsten vonden hier reeds plaats zonder verstoring door onrust in de zeugenstapel.”
Andere manier van werken
Bij het huisvesten van zeugen in groepshuisvesting wordt het gebruik van elektronica veel belangrijker. De varkenshouder moet voordat hij de stal ingaat langs de printer lopen en de attentielijst pakken. Het is een heel andere manier van werken, maar volgens Hogenkamp ook minder intensief.
Hogenkamp denkt zelfs dat het systeem arbeid bespaart. „De elektronica die in de stal is verwerkt, moet je optimaal gebruiken.” Grote bedrijven die werken met veel vreemd personeel en misschien zelfs buitenlanders willen het liefst met zo min mogelijk elektronica werken, zodat iedereen kan werken.
Hogenkamp maakt optimaal gebruik van de apparaten. In de groepshuisvesting kan gemakkelijk individueel worden gevoederd, waardoor de voerwinst toeneemt en een goede productie bevordert. Wanneer er niet individueel wordt gevoederd, maakt de varkenshouder geen optimaal gebruik van de voersamenstelling.
Spekdikte meten
Om op de juiste manier individueel te voeren, meet Hogenkamp van al zijn zeugen de spekdikte. Aan de hand van dit gegeven en het cyclusnummer van de zeug wordt een voercurve vastgesteld. Hogenkamp stelt deze gedurende de dracht niet meer bij. De resultaten van deze werkwijze zijn volgens hem duidelijk meetbaar: „In het beginstadium lagen spekdiktes in een gelijk stadium tussen veertien en dertig millimeter. Nu is het verschil nog maar enkele millimeters.”
Om andere varkenshouders te stimuleren, heeft Hogenkamp zijn voercurve op internet gezet. „Het heeft wel even tijd gekost voordat de voercurve goed werkte. Niet iedereen hoeft het wiel opnieuw uit te vinden, vandaar.”
Tekst: Joyce Cornelissen
Beeld: Ellen Meinen