Rekenen met Natura 2000
Varkensbedrijven die in de extensiveringzone van de Wet Ammoniak en Veehouderij (WAV) liggen, weten al sinds lange tijd dat hun uitbreidingsmogelijkheden tot een minimum zijn beperkt. Sterker nog, hun bestaande bedrijfsactiviteiten staan onder druk. Investeringen in luchtwassers zijn noodzakelijk om het bestaande aantal varkens te blijven houden.
Toekomst op het spel
Maar met de aanwijzing van 162 Natura 2000-gebieden in Nederland staat ook de toekomst van een groot aantal varkenshouderijen buiten de extensiveringzone van 250 mete rop het spel. Door de aanwijzing van deze gebieden wordt een zogeheten ammoniakverspreidingsmodel van kracht, dat tot op meer dan drie kilometer afstand van natuurgebieden invloed kan hebben.
Dit ammoniakverspreidingsmodel is in grote mate vergelijkbaar met het geurverspreidingsmodel, dat sinds enkele maanden in de Geurwet wordt toegepast. De uitstoot van geur, maar ook van ammoniak is afhankelijk van de afstand van de uitstoot tot aan het natuurgebied, de categorie en het aantal varkens en de moderniteit van de gebouwen.
Investeringen in luchtwassers of emissiearme huisvesting dringt de ammoniakuitstoot flink terug. Naast deze factoren wordt er in dit verspreidingsmodel ook rekening gehouden met de windrichting.
Computermodellen
Dit maakt de berekening van de ammoniakuitstoot extra gecompliceerd. Angelike van den Brink-Maassen, adviseur bedrijfsontwikkeling van voercoöperatie ForFarmers: „Aan de keukentafel kan ik het niet meer uitleggen hoe het werkt. Alleen het computermodel weet dat.”
In de berekening die het computermodel maakt, wordt uitgegaan van het criterium van vijf procent van de kritische depositiewaarde van een natuurgebied. Als bij bedrijfsuitbreiding de ammoniakproductie in mol beneden vijf procent van deze waarde blijft, wordt er een vergunning verleend.
LTO Noord-specialist Rob van Woerden verklaart: „De overheid gaat ervan uit dat vijf procent ongeveer gelijk staat aan de autonome afname van de intensieve veehouderij in de buurt van natuurgebieden. Het saldo is nul.”
Later operationeel
Het Toetsingskader Ammoniak Natura 2000, waarin deze voorwaarden allemaal is staan, is dan ook complex. Daarom wekt het geen verbazing dat het pas dan twee maanden later operationeel is dan de bedoeling was. Op 16 november 2006 sloot de toenmalige minister Veerman van LNV al een principeakkoord met het Interprovinciaal Overleg Orgaan (IPO) en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) over e regeling die bedrijfsuitbreiding mogelijk moet maken zonder dat het schadelijke gevolgen heeft voor de natuur.
Kritische depositiewaarde
De uitwerking van het toetsingskader heeft echter de nodige hoofdbrekens gekost. „Wat is de kritische depositiewaarde van een natuurgebied? Ik weet zeker dat het vaststellen daarvan heel veel moeite heeft gekost.” Angelike van den Brink-Maassen heeft de nodige bedenkingen bij de invulling van de kritische depositiewaarden. De provincie Overijssel hanteert een conceptkaart waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen zeer kwetsbare categorie A-gebieden met een waarde variërend van 0 tot 800 mol, categorie B gebieden (800-1400 mol) en kwetsbare gebieden die variëren in kwetsbaarheid van 1.400 tot 2.400 mol.
Ook worden er verschillende nieuwe natuurgebieden aangewezen waarvan de status onduidelijk is. Nationaal Park de Weerribben is weinig verrassend het grootste en meest kwetsbare gebied. In dit gebied worden een paar varkensbedrijven getroffen door de aanwijzing van Natura 2000 en de nieuwe natuur, waartegen LTO Noord zich verzet. Elders in Overijssel kan de kritische depositiewaarde meer gevolgen hebben, zoals in de concentratiegebieden Markelo en Haaksbergen.
Concentratiegebieden
Het landelijk meest knellende gebied is de Grote Peel in Zuid-Oost Brabant. Deze omgeving is aangewezen als een zeer kwetsbaar natuurgebied met bovendien een grote achtergronddepositie. Dat laatste wil zeggen: ook van grotere afstand is de ammoniakuitstoot op het gebied groot. Tegelijkertijd bevinden zich er veel (grootschalige) varkenshouderijen.
Vanwege de moeilijkheidsgraad heeft het ministerie van LNV besloten voor De Peel als eerste een zogenaamd beheerplan gereed te willen zien. Komend najaar moeten de verschillende betrokken maatschappelijke partijen het beheerplan af hebben. Tot die tijd geldt het nu operationeel geworden toetsingskader. ZLTO specialist Jos Peerlings relativeert de impact van de nieuwe wetgeving en de komst van het beheerplan.
„De schadelijkheid van ammoniak op natuur is slecht onderbouwd. De varkenshouderij wordt onevenredig zwaar aangepakt. Melkveehouderij stoot veel ammoniak uit en de bijdrage vanuit het buitenland moet ook niet worden onderschat. Het is van belang om op grotere afstand scherpere maatregelen te nemen.”
Grote varkenshouderijen Limburg
Een ander concentratiegebied dat te maken kan krijgen met de gevolgen van de aanwijzing van Natura 2000 is Noord-Limburg. Tussen de Maas en de Duitse grens liggen de Maasduinen. Daar om heen bevinden zich veel (grootschalige) varkenshouderijen. Veel aandacht heeft de invloed van de Maasduinen op het gebied tot op heden niet gehad. Regionale vertegenwoordigers van belangenorganisaties houden zich er nog niet mee bezig.
Vooralsnog is ook hier het toetsingskader van toepassing, dat geldig blijft tot aan het gereedkomen van het beheerplan. Beheerplannen moeten uiterlijk drie jaar na de aanwijzing van Natura 200-gebieden gereed zijn. In de uitwerking van beheerplannen schuilt een nieuwe belemmering voor (de uitbreiding van) varkenshouderijen.
Beheerplannen beogen namelijk de kwetsbaarheid van natuurgebieden te verminderen. Dat betekent dat de kritische depositiewaarde die nu is vastgesteld per gebied naar beneden kan worden bijgesteld. Hier staat tegenover dat het kersverse toetsingskader niet in de mogelijkheid van interne saldering voorziet. Mogelijk bieden de beheerplannen wél ruimte voor de mogelijkheid om met milieutechnische investeringen bij nieuwbouw gevrijwaard te blijven van renovatie van bestaande stallen. Het milieueffect is immers per saldo positief.
Meepraten landbouworganisaties
Het is van belang dat de landbouworganisaties bij de opstelling van beheerplannen vroegtijdig en actief worden betrokken, concludeert adviseur Vivianne Ampt uit Wageningen in het rapport Natuurwetgeving onder de loep.
Dit in opdracht van de Drentse VVD-statenfractie geschreven rapport benadrukt dat de bewijslast bij de veehouder ligt. De varkenshouder moet aantonen dat zijn (uit te breiden) bedrijfsactiviteiten geen negatief effect hebben op aangrenzende natuur. Ook beschrijft het rapport de mogelijkheden om te procederen tegen de natuurdoelstellingen.
Het is mogelijk om ecologen in de arm te nemen die de flora en fauna onder de loep nemen. Sommige doelstellingen zijn ingegeven door idealisme in plaats van realisme.
Doelen niet haalbaar
Waterschapsvoorzitter Henk van Alderwegen van waterschap Peel- en Maasvallei sprak onlangs in het regionale landbouwblad Stal & Akker de verwachting uit dat doelstellingen in het natuurgebied Heytsche Peel de komende jaren worden aangepast. „Zelfs als alle landbouw en alle waterregulering uit het gebied verdwijnt zijn de doelen niet haalbaar.”
„Dat was niet alleen voor ons, maar ook voor de natuurorganisatie een sensationele ontdekking. Het kan niet anders dan dat het Rijk het natuurdoeltype aanpast.” LTO Noord specialist Rob van Woerden rekent erop dat bij het opstellen van de beheerplannen duidelijk wordt dat de gestelde natuurdoelen vaak niet haalbaar zijn.
„Bij het opstellen moet deze discussie worden gevoerd. De milieubeweging trekt zich er waarschijnlijk niets van aan, waardoor het op een compromis uitdraait. Een positief effect op de natuurgebieden heeft het inperken van intensieve veehouderij bij natuurgebieden echter niet. Daar ben ik van overtuigd.”