Nutritionele waardes moeten kloppen
Bijproducten laten zich niet sturen in het aanbod en de nutrionele waarde. Het is vanzelfsprekend niet geproduceerd voor veevoer, zegt Albert Schoterman, nutritionist bij Agrifirm in Meppel. „Wij kunnen dus zelf niet sturen in het aanbod en de nutritionele waardes. Daarom is het belangrijk om na te gaan of de matrixgegevens van de bijproductenleveranciers overeenkomen met de werkelijke waardes die in het product zitten.
Zonder deze gegevens, is het niet mogelijk een goed rantsoen samen te stellen. Een mengvoerbedrijf moet op grond van de gegevens van de bijproductenleverancier de aanvullende voeders maken. Als de gegevens niet kloppen, kan het mengvoerbedrijf geen maatwerk leveren.
Resultaten onderzoek
Dat de nutritionele waardes in bijproducten enorm kunnen afwijken van de waardes die de leverancier heeft opgegeven, blijkt uit een onderzoek dat Schoterman onlangs heeft uitgevoerd. Een zuivelmengsel dat deels uit wei en uitgepakte zuivelproducten bestaat, bleek qua energiewaarde 30 procent lager te scoren dan in de bijgeleverde formulieren vermeld stond. Het vetgehalte lag op 15 gram, terwijl 130 gram was opgegeven.
Het drogestofpercentage op 4,3 procent, terwijl op de matrix 8,0 stond. De analyse van het as-gehalte (as-gehalte twee keer zo hoog betekent Natrium- en Kaliumgehalte twee keer zo hoog) leverde 165 op, in het overzicht werd 70 genoemd. De NPN-waarde (niet-eiwit stikstof) lag op 100. Inzuivel is een maximum van 50 toegestaan. De leverancier gaf in dit geval geen NPN waardes op.
Schoterman: „Als we de waardes niet vertrouwen of als de technische resultaten achterblijven, voeren wij een natchemische analyse uit naar de nutritionele waardes van bijproducten.” Uiteraard zijn de energiewaardes belangrijk, maar ook het as-gehalte en de NPN-waarde zijn belangrijk. Zo bestaat bij een te hoog Natrium- en/of Kaliumgehalte kans op zoutvergiftiging.
„In principe gaan we natuurlijk uit van de gegevens van de leveranciers. In dit geval hield de leverancier bij de energienutriënten de hoogste waardes aan en bij de negatieve ingrediënten de laagste waardes.” Om echter continu een onderzoek uit te laten voeren, is niet rendabel, aldus Schoterman.
Natuurproduct
Een onderzoek kost ongeveer 100 tot 200 euro per onderzoek. „En het gaat om natuurproducten, dus een lichte afwijking is normaal.” Aangezien de fluctuaties in de waardes van het bijproduct met wei en uitgepakte zuivelproducten te groot waren om daar een aanvullend voeder bij te produceren, heeft de nutritionist de varkenshouder die het zuivelmengsel voerde geadviseerd om hiermee te stoppen. Vooral voor biggen is het product te risicovol.
Schoterman adviseert boeren om op te passen met mengsels van bijproducten. De nutritionist heeft zelf een voorkeur voor pure kaaswei of lek/perswei. Hij geeft aan dat de producten bij voorkeur altijd van één fabriek moeten komen. „Ik ben een groot voorstander voor een bezoek van de varkenshouder zelf aan de fabriek waar zijn bijproducten vandaan komen. Zo kan hij persoonlijk aan het management vragen hoe het product tot stand komt en of de waardes fluctueren. De producent zelf weet dit uiteraard het beste.”
Er zijn brijvoerspecialisten die zeggen dat een varkenshouder beter helemaal niet aan mengsels van bijproducten moet beginnen, maar daar is Schoterman het niet mee eens. „Voor een tarwegistconcentraat bijvoorbeeld hebben varkenshouders niet altijd de opslag en de omzetsnelheid. Dit bijproduct moet voor een goed behoud van de smakelijkheid binnen vier weken op zijn. Een goed mengsel van tarwezetmeel en tarwegistconcentraat (hogere omloopsnelheid) biedt dan uitkomst.”
Incidentele controlers
Om tot een optimaal brijvoerrantsoen te komen moet niet alleen naar alle ins en outs van de bijproducten worden gekeken, maar ook naar de brijvoerinstallatie zelf. Regelmatig voeren mengvoerbedrijven incidentele controles uit die zich hier op richten. Naast deze steekproeven zijn er ook bedrijven die doorlopend brijvoerscans uitvoeren.
Zo werkt De Heus Voeders bij haar klanten door middel van een brijscan stelselmatig alle onderdelen van een brijvoerinstallatie af. „We beginnen altijd met een oriënterend gesprek van zo’n vijftien tot dertig minuten waarin we voornamelijk bekijken hoe de totale installatie functioneert”, zegt Arno van der Burgt, nutritionist bij het mengvoerbedrijf.
Dit houdt in dat er een situatieschets van de stallen, de silo’s, de keuken, de bunkers en de leidingen wordt gemaakt. Hij geeft aan dat het belangrijk is om de inhoud van de diverse opslagen van tevoren in beeld te hebben, zodat bij het wegvallen van een bijproduct snel een passend alternatief kan worden geregeld.
Tot in detail gecontroleerd
Onlangs voerde de nutritionist een brijscan uit bij varkenshouder Corné Dirven in Someren-Eind. Dit bedrijf breidt op korte termijn uit van 1.600 naar 3.300 opfokgelten (Topigs 20). Voordat de uitbreiding een feit is, wil Dirven dat zijn aangepaste brijvoerinstallatie tot in detail is gecontroleerd. De varkenshouder werkt met een startmengsel en een opfokmengsel in een restloos systeem.
Van der Burgt: „Als er niet gevoerd wordt, zit er op dit bedrijf tarwezetmeel in de leidingen om het gisten tegen te gaan. Dit is een belangrijk onderdeel voor iedere brijvoerinstallatie; het microbiële evenwicht in de leidingen.”
Verder is het van belang dat er een goed evenwicht is tussen natte en droge producten. Te veel natte bijproducten kan betekenen dat het totale brijmengsel niet het gewenste drogestofgehalte van 23 tot 24 procent heeft. Het gevolg daarvan is dat de mestproductie onnodig stijgt.
Computer controleren
Speciaal voor de uitbreiding van zijn bedrijf heeft Dirven een extra mengtank van 6.700 liter geplaatst. In de oude situatie liep de varkenshouder tegen het probleem aan dat hij te vaak een mengsel moest maken. Door drie keer per dag in- en uitdoseren maakte de installatie veel draaiuren waardoor meer slijtage optrad.
Door de nieuwe mengtank kan hij nu in één keer het opfokmengsel aanmaken. Voordat de specialisten van De Heus de installatie daadwerkelijk laten draaien, checken ze eerst de gegevens in de brijvoercomputer. Een onlogisch drogestofgehalte of een product waarvan de waardes verkeerd staan ingesteld, kunnen de oorzaak zijn van verkeerde mengsels.
Varkensspecialist Carel van de Laar, die onderdeel uitmaakt van het brijteam van De Heus, checkt in de computer ook de voercurve aangezien de computer bij Dirven omgebouwd is van DOS naar Windows. „Het kan zijn dat de oude voercurve er nog instaat en dan krijg je ook problemen.” De installatie is volgens de specialist door Windows een stuk sneller geworden.
Klonten in product
Alhoewel veel varkenshouders met zo’n 23 tot 25 procent drogestof in het rantsoen werken en indoseren van een laag naar een hoog drogestofgehalte, kan het toch voorkomen dat er klonten in het product ontstaan. In dat geval kan worden geschoven of gewisseld met bijproducten. Door bietenpulp te vervangen door bijvoorbeeld tarwe kan de viscositeit worden verlaagd. Van der Burgt: „Bij deze opfokgelten moet de varkenshouder in ieder geval rustig voeren omdat het beenwerk goed moet zijn.”
Bij de controle van de installaties letten de brijvoerspecialisten scherp op de hygiëne, bijvoorbeeld in de mengtanken. Verder worden de weegsystemen gecheckt. Van der Burgt hangt tijdens de brijscan bij iedere boer even aan de mengtank terwijl Van de Laar in het computerprogramma checkt of de installatie zijn gewicht goed weegt. „Dit lijkt misschien overdreven” zegt Van der Burgt, „maar het kan de oorzaak van een afwijking zijn.”
Tijdens het fotograferen van de brijvoerinstallatie, om ook op kantoor een beeld te hebben van de situatie, ziet Van de Laar bij Dirven de oorzaak van een mogelijke afwijking. Bij de schuiven van een aanvoervijzel zitten nog droge resten tarwegerst. Hierdoor kan bij het aanmaken van een startmengsel mogelijk ‘vervuiling’ optreden. „Het zou kunnen dat we hierdoor een afwijking in het eindproduct constateren,” aldus Van de Laar.
Volgorde van indoseren
Een ander punt van aandacht is het indoseren van de bijproducten. Wanneer er verschillende producten via dezelfde aanvoer worden ingedoseerd, moet de volgorde van indoseren bij alle aan te maken mengsels gelijk zijn. Dit om ongewenste vermenging van de producten te voorkomen.
Bij Dirven wordt er afwisselend stoomschillen en Greenwich Gold naar de brijvoerinstallatie gevoerd. Van der Burgt: „Als de installatie in dit geval niet consequent schakelt tussen deze producten, wordt er opeens vijftig liter teveel van een bijproduct ingedoseerd.”
Naast het nauwkeurig nalopen van de hele brijvoerinstallatie wordt van ieder product een monster genomen dat in het laboratorium wordt onderzocht. „Mocht er een afwijking in het brijvoerrantsoen zijn, dan kunnen we precies achterhalen of het aan één van de bijproducten ligt.” Ook de pH-waarde wordt gemeten. Een stijging van deze waarde duidt op rotting van eiwitrijke producten in het brijvoer.
Geen problemen
De installatie van Dirven bestaat uit een restloos systeem met separators. De kunst bij dit soort installaties is om te voeren zonder dat er stuurvloeistof (tarwezetmeel) meekomt. Om te checken of dit het geval is gooit Van der Burgt een stuurkleurstof (perensap) in de mengtank met stuurvloeistof. Daarna controleren de specialisten in iedere afdeling of er geen stuurvloeistof in de trog terecht is gekomen.
Bij Dirven blijkt dit onderdeel geen problemen op te leveren. Als dit wel het geval is, is vaak de prop kapot of de separator verkeerd gepositioneerd. Drukverschil kan ook een oorzaak zijn.
Aan het einde van de brijscan blijk t650 liter door het circuit te zijn gepompt. De circuitinhoud is 450 liter. In de stuurtank zi t200 liter. Alles is gereinigd. „We checken bij iedere brijscan dus in eerste instantie nauwkeurig de installatie en pas als fouten in het systeem niet handmatig zijn op te lossen, stellen we softwarematig wijzigingen in.”
Tips
- Om de kans op gisting tegen te gaan moet de restvoerportie zo klein mogelijk worden gehouden
- Maak de watervoorraadtank regelmatig schoon
- Zorg voor een goede opstelling van het roerwerk
- Stel de roertijden opnieuw in bij wisseling van bijproducten
- Filter de bijproducten bij inname met een buisfilter
- Maak een aftappunt om monsters te kunnen nemen per opslagtank of aanvoerleiding
- Werk bij het indoseren van een laag naar een hoog drogestofgehalte
- Neem een bijproduct steeds van dezelfde fabriek af
- Wees bewust van mogelijke vermenging in het geval van een gezamenlijke aanvoerleiding voor het indoseren van producten
- Laat roerwerk tijdig stoppen bij uitdoseren zodat er geen lucht in de installatie wordt gezogen
- Kies voor producten met lagere viscositeit bij slecht uitstromen in de trog.
Top-vijf
De bijproducten van nutritionist Albert Schoterman:
1. CCM (heel constant en smakelijk, kan boer zelf telen)
2. tarwezetmeel (in ’t algemeen een goede basis in het rantsoen)
3. stoomschillen (om de viscositeit voldoende hoog te houden)
4. goede kaaswei (vooral goed bij biggen)
5. tarwegistconcentraat (vanwege de scherpe prijs)
Tekst: Dickvan Doorn
Beeld: Twan van Asseldonk