Wim Thus: ‘Stel groenfinanciering open voor varkenshouders’
Groenfinanciering is een stimulans voor duurzame investeringen. Als je kijkt naar de glastuinbouw, is het voor de ondernemer dan de moeite waard?
„Het varieert sterk per ondernemer. Hoeveel financiering rust er op het bedrijf en welk deel daarvan komt in aanmerking voor die groenfinanciering? De glastuinbouw is erg kapitaalsintensief, een duurzame investering van een miljoen is niks bijzonders. Afhankelijk van de rentemarkt beloopt het voordeel 0,5 tot 1 procent. Als we grofweg 0,75 procent nemen, is het voordeel al snel 7.500 euro per jaar.”
Voor welke investeringen krijgen ondernemers dit voordeel?
„Er is een hele lijst met criteria voor duurzame productiemiddelen opgesteld. Het gaat dan om energiebesparing, -terugwinning of -opwekking en om de bedrijfsvoering. Bij glastuinders bijvoorbeeld om de wijze van gewasbescherming. Het is een stimulans voor ondernemers die verder gaan dan de wettelijke kaders. Voor investeringen als isolatie- en schermdoeken, warmteterugwinning en teelttechnische maatregelen zoals het toedienen van mineralen en het terugwinnen daarvan via het watergiftsysteem.”
Gebeurt er dan niets in de varkenssector wat in aanmerking komt?
„In de varkenshouderij gebeurt juist ontzettend veel als het gaat om stankbestrijding, luchtwassers en tal van initiatieven die nog verder gaan dan de IPPC-richtlijn. Maar ook op energiegebied zijn er initiatieven te bedenken, zoals warmteterugwinning via aquifers en dat soort dingen.”
En maatregelen in dierenwelzijn?
„Zeker. Bij het ministerie van VROM is een meetlat Duurzame Veehouderij ontwikkeld. Ondernemers die volgens de meetlat werken, komen in aanmerking voor de belastingvoordelen Vamil en MIA. Het gaat dan vooral om technische zaken zoals de vloeroppervlakte, het aandeel dichte vloer, de aanwezigheid van schuurborstels en andere attributen, strotoediening bij zeugen en waterverstrekking. Varkenshouders die volgens deze meetlat nog een punt hoger scoren, zouden in onze optiek in aanmerking moeten komen voor een groenfinanciering.”
Maar waarom gebeurt dat dan nog niet?
„Dat is aan de politiek. Het ministerie van Financiën beslist over het belastingvoordeel. Het is aan hen de groenverklaringen af te geven. Tot nog toe kunnen varkenshouders daar alleen aanspraak op maken als ze biologisch produceren. De politiek moet bereid zijn ook gangbare varkenshouders een plus te gunnen wanneer zij duurzamer produceren.”
Hoe groot is de kans dat de politiek bijdraait?
„Den Haag wil dat de sector een duurzaamheidsslag maakt. De markt zou dit moeten betalen, maar deze is nogal wispelturig. Er is een extra stimulans nodig vanuit de overheid. De overheid vindt dat zelf ook. Zo’n stimulans kan bijvoorbeeld een groenfinanciering zijn.”
Aan de andere kant gaan er in de Tweede Kamer steeds meer stemmen op voor een eind aan de bio-industrie. Deze mensen zullen niet snel instemmen met een groenfinanciering voor de intensieve veehouderij.
„De intensieve veehouderij ligt onder een vergrootglas. De sector zal dus moeten werken aan duurzaamheid. Ook de politiek wil die slag maken. Een stimulans ligt dus voor de hand. Juist omdat de sector onder een vergrootglas ligt.”
Pleit de Rabobank bij de politiek voor het uitbreiden van de groenregelingen?
„Bij de ambtelijke voorbereiding zijn we wel betrokken, maar het is niet onze taak de politiek aan te sturen. Voor ons als bank heeft het in feite niet veel betekenis of we een bedrijf financieren met een gewone of met een groene lening. Maar we zien de worsteling tussen de sector, de politiek en de maatschappelijke organisaties. En als wij een opening zien waar we slagen kunnen maken, dan leggen we dat voor aan alle drie de partijen. Wij initiëren de discussie, maar deze moet plaatsvinden tussen LTO, de overheid en de NGO’s.”
Mocht het zo ver komen, kan een varkenshouder dan in dezelfde mate profiteren van groenfinanciering als zijn collega-ondernemer in de tuinbouw?
„Dat lijkt me wel. De varkenssector is bijna net zo kapitaalintensief. Maar ook hier is het erg afhankelijk van de ondernemer en van zijn investeringen. Er zijn legio bedrijven met een financiering van twee tot drie miljoen. Een volwassen gezinsbedrijf dat nieuwbouw wil plegen, zou gerust voor een miljoen via een groenregeling kunnen financieren.”
Hoe groter het bedrijf, hoe groter het voordeel.
„Niet per definitie. Je moet je nek uit willen steken; bereid zijn tot extra investeringen uit het oogpunt van duurzaamheid. Bij nieuwbouw heb je meer mogelijkheden. En het zijn vaak de grotere bedrijven die tot nieuwbouw overgaan. Het uitgangspunt van de groenregeling is heel duidelijk een stimulans. In de glastuinbouw zien we juist bij de grote bedrijven dat dit uitgangspunt in gevaar komt. Bijna de helft van de glastuinders komt in aanmerking. Al zou je feitelijk alleen de voorlopers, zo’n 10 tot 15 procent van de sector, hiervoor willen kwalificeren. In de glastuinbouw zien we dat de groenfinanciering niet meer de vorm van stimuleren heeft, maar eerder van structureel faciliteren. Voor de individuele ondernemer is dat misschien gunstig, maar het zet de groenregeling wel ter discussie.”
Tekst: Marc van der Sterren
Beeld: Susan Rexwinkel