‘Duitse heuvels aantrekkelijk voor varkens’
„Duitsland loopt tien jaar achter op Nederland en Denemarken”. Hans Aarestrup, directeur van de Deense varkenshouderij-organisatie Danske Svineproducenter, laat er geen misverstand over bestaan: de Duitse varkenshouderijstructuur biedt kansen voor export. Vanuit Denemarken, maar ook vanuit Nederland. Want de ontwikkelingen in de Duitse varkenssector blijven achter bij de gestaag groeiende consumptie in het grootse land van Europa.
De prijzen liggen structureel iets hoger dan in Nederland. Niet voor niets kopen Duitse slachterijen veel levende varkens aan uit Nederland. De komende jaren groeit de afzet van Nederlandse varkens naar Duitse slachterijen nog verder, verwacht het Productschap Vee, Vlees en Eieren (PVE).
Verouderde staatsbedrijven
In West-Duitsland is de schaalgrootte ver achtergebleven bij de ontwikkelingen in Nederland en Denemarken. En in Oost-Duitsland zijn de grootschalige voormalige staatsbedrijven letterlijk verouderd. Oost-Duitsers nemen er genoegen mee, maar er is bijna geen bestaand bedrijf te vinden dat aan de Nederlandse standaard voldoet.
In West-Duitsland bedraagt de gemiddelde schaalgrootte vandaag de dag niet veel meer dan 100 zeugen. Hans Aarestrup: „De helft van de Duitse varkens wordt gehouden op bedrijven die qua schaalgrootte in Denemarken helemaal niet meer te vinden zijn.” In Denemarken telt meer dan de helft van de bedrijven een schaalgrootte van meer dan 500 zeugen. Ook in Nederland wordt die grens snel gepasseerd.
De achterblijvende schaalgrootte in West-Duitsland heeft ook tot gevolg dat er minder in groepshuisvesting wordt geïnvesteerd. Bovendien zijn Duitse varkenshouders niet gewend om met personeel te werken en aarzelt het Duitse bankwezen om grootschalige veehouderij ruimhartig te financieren.
Veel bedrijven te koop
Voor ondernemende Nederlandse varkenshouders liggen er dus kansen in Duitsland. Zij kunnen het gat vullen dat de verouderde Duitse varkenshouderij de laatste jaren achterlaat. Er komen veel bedrijven te koop vanwege het hoge aantal bedrijfsbeëindigers. Naast de gunstige marktperspectieven zijn het wegvallen van de mestafzetkosten en investeringen in varkenseenheden voordelen die behoorlijk in de papieren lopen.
Toch loopt het niet storm bij makelaars in onroerend goed. Agriteam-medewerker Wim Jacobs: „Vraag en aanbod zijn niet op elkaar afgestemd. De vraag komt uit Zuid-Nederland en het aanbod uit Noord-Duitsland. De afstanden zijn te groot.” Bovendien is het in de ‘Vecht-regio’ tussen Osnabrück en Bremen niet eenvoudig om vergunningen te krijgen. Jacobs:
„Nederlands varkenshouders zijn geïnteresseerd in locaties die geschikt zijn voor grootschalige varkenshouderij. Maar de Noord-Duitse burgerij zit daar niet op te wachten. Zij zijn bang voor de stank. Het heeft ook met de politieke kleur te maken. Nu de roodgroene coalitie is verdwenen, komen er meer mogelijkheden. Het is vergelijkbaar met de Nederlandse situatie of zelfs nog ingewikkelder.”
Mogelijkheden in Midden-Duitsland
Jacobs wijst op het grote aantal varkenshouders langs de Duitse grens, dat zowel een Nederlandse als een Duitse vestiging heeft. De voordelen van een Duitse vestiging zijn evident. Maar er valt nauwelijks een geschikte locatie te vinden in de grensstreek die te huur of te koop wordt aangeboden. Dat geldt voor het hele gebied van Maastricht tot Coevorden.
Daarom richt Agriteam zich op de mogelijkheden in de deelstaat Rheinland-Pfalz. Op anderhalf uur rijden van Eindhoven is het mogelijk om op bestaande locaties uitbreiding te realiseren naar een schaalgrootte die past bij de opzet van Nederlandse varkensbedrijven. Het gaat om de grensstreek met Luxemburg, de Eiffel en het Sauerland. Dit heuvelachtige gebied wordt gekenmerkt door een slechte verkaveling en veel bos en natuur.
Goed alternatief
Toch zijn er aantrekkelijke locaties te vinden, al moet je niet direct aan 10.000 vleesvarkenplaatsen denken, licht Agriteam-medewerker Herman Hendriks toe. Rheinland-Pfalz is minder kritisch over grootschalige veehouderij dan haar noorderburen Nordrhein-Westfalen en Niedersachsen. Hendriks: „De productie loopt terug. Maar lokale slachterijen, zoals in Wittlich, willen niet afhankelijk worden van aanvoer over grote afstand uit de Zuid-Duitse deelstaat Baden Württemberg.”
„Dat biedt perspectief. Als je in Nederland geen ruimte meer hebt om uit te breiden, kun je een gedeelte van de productie verplaatsen. Bijvoorbeeld de geltenopfok of het afmesten. Deze regio, op enkele uren rijden, is een goed alternatief voor het pachten van stallen in de grensstreek. Verder heeft Rheinland-Pfalz het voordeel dat de concurrentie op de grond- en voermarkt minder groot is, omdat de bio-energiesector minder sterk is ontwikkeld dan in Noord- en Oost-Duitsland.”
Mogelijkheden in Hessen
Voor degenen die de afstand minder als een probleem ervaren, biedt ook de Duitse deelstaat Hessen mogelijkheden. Ten oosten van de metropool Frankfurt loopt de landbouwproductie terug, net als in Rheinland-Pfalz. De omstandigheden zijn vergelijkbaar: geaccidenteerd terrein met veel natuur en bos. Maar de slecht verkavelde gronden zijn goedkoop om te pachten.
Voor minder dan 200 euro per hectare worden de gronden aangeboden, al is het opbrengend vermogen veel minder dan in Nederland vanwege het kortere groeiseizoen in deze op enkele honderden meters boven NAP gelegen regio’s.
Oost-Duitsland
Stalinrichter en ondernemer in varkens Mari van Genugten ziet er wel mogelijkheden.
Zelf heeft Van Genugten sinds de val van de Muur in Oost-Duitsland een conglomeraat van bedrijven opgebouwd. Tezamen goed voor een varkensstapel van 7.000 zeugen en 13.000 vleesvarkens. Bij de onderneming behoort in totaal 1.200 hectare grond in Oost-Duitsland.
Nog steeds ontwikkelt Van Genugten zijn Oost-Duitse onderneming. Hij ziet de lagere mestafzetkosten en investeringen in varkenseenheden als de grootste voordelen. Wel vraagt hij zich af hoe de voermarkt zich ontwikkelt. „Oost-Duitsland was aantrekkelijk, omdat het in het hart van de Europese graanproductie is gelegen. Maar de voerprijzen zijn de laatste jaren met tientallen procenten gestegen door de opkomst van bio-energie.”
„Wellicht dat we graan uit Oost-Europa kunnen aanvoeren, maar ik denk dat de Nederlandse varkenshouderij met de invoer van tapioca in de Rotterdamse haven een concurrentievoordeel heeft. Het duurt een tijd voordat de tapioca via de Oostzee hier in Oost Duitsland aankomt.”
Grootschalige nieuwbouw moeilijk
Over vergunningenverlening in Oost-Duitsland wordt verschillend gedacht. De voormalige communistische staat is gewend aan grootschalige varkenshouderij. Maar toch is grootschalige nieuwbouw op nieuwe locaties, waar voorheen geen varkenshouderij plaatsvond zoals op akkerbouwbedrijven, moeilijk.
Jan Ovinge van FAPS emigratiebegeleiding ziet geen grote verschillen met West-Duitsland en Nederland, qua vergunningverlening. Overal geldt de Europese wetgeving. Bestaande locaties tot en met 20.000 vleesvarkensplaatsen worden weliswaar regelmatig aangeboden, maar er moet in vrijwel alle gevallen groot onderhoud worden gepleegd. In 2013 wordt groepshuisvesting ook in Oost-Duitsland verplicht.
Ovinge: „Het aanbod van geschikte locaties met vergunningen en weinig achterstallig onderhoud is niet groot. Grote partijen als de Nederlandse voerfirma’s zitten er bovenop. Ook is er een categorie Nederlandse varkenshouders die al langer zaken doet in Oost Duitsland. Zij zijn er als eerste bij. Ik adviseer mensen om de blik verder naar het oosten te richten. Waarom niet? Als mensen eenmaal geïnteresseerd zijn in Oost-Duitsland speelt de afstand geen grote rol meer.”