Denen gaan in biggen voor de lange termijn
Ten eerste is daar het verschil in gezondheidstatus: de gemiddelde Deense big is volgens Derks wat harder (dit komt onder meer door genetica) en de gezondheidstatus is per bedrijf bekend. Dit houdt in dat per bedrijf exact in beeld is welke antistoffen en entingen er zijn. „Als Deense biggen van verschillende herkomstbedrijven, maar met dezelfde entingen, antistoffen en genetica op transport naar bijvoorbeeld Slowakije worden gestuurd, worden er met die biggen onder matige omstandigheden toch nog goede mestresultaten gehaald”, vertelt Derks.
Hij vervolgt: „Wanneer wij in Nederland biggen van verschillende herkomstbedrijven verzamelen, is het meer de lotto. De handel kijkt niet naar bloedonderzoek of entingen en er is een wirwar aan fokkerij, entingen en antistoffen. Het kan dus voorkomen dat je op één auto PRRS-vrije en positieve, mycoplasma geënte en niet geënte biggen hebt. Wat er met deze biggen gebeurt in een koude en tochtige stal,laat zich dan raden. Er volgt een kruisbesmetting en de problemen beginnen.” Dit leidt er volgens Derks ook toe dat de vraag naar biggen van één herkomst, circa 750 tot 1.000 stuks, steeds groter wordt.
Visie ontbreekt
Volgens de handelaar ontbreekt het de Nederlandse varkenshouder die biggen verkoopt voor de export ten tweede ontbreekt aan een lange termijnvisie. „Duw ze maar de export in, hoor ik dan. Dus als de biggen tijdelijk minder goed presteren, dan maar op export. Terwijl bij alle andere exportproducten in de land- en tuinbouw er een grote discipline is en alleen de allerbeste kwaliteit weg gaat. Als er op een Nederlands bedrijf biggen voor export worden geladen, is de vermeerderaar vaak nog in staat om er binnenberen, bijproducten uit de fokkerij en biggen met verborgen gebreken bij te mengen.”
„Ze hebben niet in de gaten dat het opereren van een binnenbeer in Nederland vijf euro kost en dat een mester in Oost-Europa vijftig tot honderd procent wordt gekort voor een binnenbeer.” Dit alles geeft volgens Derks blijk van korte termijn denken, want de exporteurs krijgen de schadeclaims en verliezen langzaam terrein. „Zo zijn wij op termijn alleen nog interessant voor Spaanse en Poolse prijskopers die in deze periode 23 tot 24 euro franco geleverd bieden”
Op de Duitse markt wint Nederland volgens Derks van de Denen op het gebied van goed bevleesde Piëtrain biggen. Nederlandse bedrijven die naar Duitsland exporteren en mindere biggen of bijvoorbeeld binnenberen erbij lossen krijgen direct reklamation (korting) en weten dat er onbesproken kwaliteit word gevraagd. „Een mooi voorbeeld is dat een Nederlandse mester een ‘breukje’ wel wil voor half geld, maar een Duitser nog niet voor niks.”
Meer inbreken
Hij noemt zeer vaste hoge basisnotering op de Duitse markt een gevaar .Nederlandse vermeerderaars maken vaak met de exporteurs afspraken over de toeslag op deze notering. De Nederlandse vermeerderaar heeft er volgens Derks moeite mee een toeslag naar onder bij te stellen, maar de Denen en Oost-Duitse vermeerderaars snappen dit wel.
„Zij breken steeds meer in bij onze klanten, bieden in deze moeilijke tijden de biggen gewoon goedkoper aan en lachen om die trotse Nederlanders met hun idiote toeslagen.” „Als wij de mooie en goed betalende Duitse markt willen behouden voor de toekomst, zullen wij ook bereid moeten zijn in moeilijke tijden een toeslag te durven verlagen en met onberispelijke kwaliteit deze markt te behouden”, vindt Derks. „Deze markt is wel de motor van de Nederlandse biggenexport.”
Tekst: Joyce Cornelissen
Tekst: Erik Colenbrander
Ervaren freelance vakjournalist (52), opgeleid als ingenieur melkveehouderij en van jongs af aan gefascineerd door de boerenwereld en in het bijzonder de melkveehouderij en het weer. Met veel plezier richt ik me de laatste jaren ook op de akkerbouw, in het kader van een 'leven lang leren'.
Beeld: Ingrid Zieverink