Varkenshouderij in Bretagne verrassend modern en efficiënt
Denemarken en Nederland doen weinig voor elkaar onder als het gaat om technische resultaten in de varkenshouderij. Ook de structuurontwikkeling is vergelijkbaar. Denemarken is koploper schaalvergroting, op de voet gevolgd door de ontwikkelingen in vooral Zuid Nederland. Over en weer is er contact tussen beide landen, tussen producenten onderling, maar ook de toeleverende industrie overlapt elkaar. Soms wordt er nauw samengewerkt.
Maar Europa kent een top-3 in plaats van een top-2. Samen met Denemarken en Nederland mag de Franse regio Bretagne zich mede-koploper noemen in Europa. Meer dan de helft van de varkensstapel bevindt zich in deze meest westelijke regio van Frankrijk. Vanaf de Normandische grens tot aan de meer dan 200 kilometer verder westelijk gelegen kustplaats Brest bevinden zich in de groen glooiende heuvels talloze varkensbedrijven. In totaal telt Bretagne zeker 8 miljoen varkens en meer dan 7000 varkenshouders in een gebied dat ongeveer net zo groot is als heel België.
Marktleider Cooperl
Jaarlijks verzamelen ze zich op ’s lands grootste landbouwbeurs; de Space in Rennes. Net als in Nederland doet de agro-business daar aan klantenbinding met een hapje en een drankje. De felrode stand van Cooperl telt de meeste bezoekers. Niet verwonderlijk, want deze onderneming is de grootste coöperatieve organisatie van Bretagne.
Ze doen hoofdzakelijk in varkens. Zowel de productie van voer als de afname, het slachten en de marketing van vleesvarkens(producten) wordt door de 2000 leden tellende coöperatie uitgevoerd. Cooperl is marktleider met meer dan 20 procent van de totale productie in Bretagne. Het hoofdkantoor staat in het noordelijk gelegen Lamballe, waar dit voorjaar ‘s lands grootste slachterij geopend werd. Maar Cooperl telt vele vestigingen over heel Bretagne en twee grote slachthuizen.
De logistiek van de Bretonse varkenssector is uniek. Aan-en afvoerlijnen naar de coöperatie zijn heel kort. Ook valt het op dat de Bretonse varkenssector voor het overgrote deel coöperatief is. Voor hedendaagse begrippen relatief kleinschalig en gesegmenteerd met meer dan tien coöperaties.
Aanzienlijk hogere productie
Schaalvergroting heeft wel plaatsgevonden, zeker bij Cooperl dat de productie van de aangesloten varkenshouders aanzienlijk zag groeien. Recent fuseerden de coöperaties Prestor en Cecab tot de op één na grootste speler. Maar vergeleken met giganten als Vion, Danish Crown en Tönnisch valt de jaarlijkse omzet van enkele miljarden euro’s (incl.veevoer) in het niet. De Fransen kunnen het zich blijkbaar veroorloven omdat er relatief weinig internationale handel plaatsvindt, zeker niet in levende biggen en varkens.
De zelfvoorzieningsgraad voor varkensvlees in Frankrijk bedraagt 107 procent en het lijkt alsof de Franse varkenspopulatie op de binnenlandse consumptie wordt afgestemd, zonder interventie uit het buitenland. Uiteraard is dat in werkelijkheid niet het geval. Veel (delen van) varkensvlees wordt internationaal verhandeld. Toch is het kenmerkend voor Frankrijk dat de productie met name op het binnenland gericht is en er relatief weinig oriëntatie plaatsvindt op het buitenland.
Italië neemt slachtvarkens en vooral karkassen af, en Spanje en Duitsland zijn ook regio’s waar de Franse varkenssector mee van doen heeft. Maar biggen exporteren zoals de Nederlanders en de Denen steeds meer doen, is aan de Fransen niet besteed.
Gesloten bedrijven
Een biggenmarkt kent Bretagne in het geheel niet, al zal er sporadisch wel eens een varkensstal worden volgelegd met biggen uit het buitenland. Net zo min gaan er noemenswaardige aantallen biggen of slachtvarkens de buitengrens van Frankrijk over. De varkenshouderij in Bretagne is gesloten. Letterlijk en figuurlijk. Varkens blijven binnen Frankrijk, en voor een groot deel op hetzelfde bedrijf. Nog geen 400 van de meer dan 5.000 varkensbedrijven vermeerdert alleen.
Meer dan de helft van de bedrijven maakt speenbiggen zelf slachtrijp, bij een gewicht van 110 tot 115 kilo. Het kengetal waar het in Frankrijk om draait is de vleesproductie per zeug. Gegevens als het aantal gespeende biggen, sterfte en worpindex zijn minder belangrijk voor de Franse varkenshouder, zo blijkt uit een bezoek aan het topbedrijf van Didier Bienne. Hij houdt voor Cooperl op enkele kilometers afstand van het hoofdkantoor te Lamballe 250 zeugen en beschikt over 1.500 vleesvarkensplaatsen, inclusief ruime huisvesting.
Net als alle andere coöperatieleden van Cooperl past Bienne een kruising toe van een Piëtrain beer op een hybride zeug, bestaande uit de rassen Duroc, Landras en Yorkshire. Het levert Cooperl een uniform vleesvarken op, dat volgens vaste Cooperl-protocollen is opgefokt met voer dat gegarandeerd vrij is van GMO’s, vertelt Bienne. Supermarktgigant Carrefour is de afnemer van de varkensvlees-producten die Cooperl levert.
Aparte huisvesting
Bienne realiseert gemiddeld over de hele mestperiode een groei per dag van meer dan 500 gram. Jaarlijks levert hij per zeug gemiddeld 2.900 kg vlees aan zijn coöperatie. Alhoewel de gebouwen meer dan 15 jaar oud zijn, doet de huisvesting modern aan. Vleesvarkens en zeugen zijn in twee aparte gebouwen gehuisvest, en het stalklimaat wordt via centrale gang ventilatie en plafondperforatie gereguleerd.
De muren zijn opgetrokken uit grote holle blokken rode Bretonse krijtsteen, dat koel aan doet in de zomer. Op het erf naast de stallen valt een grote mestsilo op, en een bassin waar de dunne fractie van de dikke gescheiden wordt. De dunne fractie wendt Bienne aan op de 30 hectare bouwland waarover hij beschikt, en de dikke fractie kan worden verkocht. Ondanks de behoorlijke omvang heeft Bienne niet meer dan twee volwaardige arbeidskrachten nodig om zijn topbedrijf met 250 zeugen en 1.500 vleesvarkens te runnen.
Een brijvoerinstallatie (die overigens alleen wordt gebruikt om granen en mineralen met water te mengen tot specifiek samengestelde porties voer voor de verschillende diergroepen, bijproducten worden niet vervoederd) zorgt onder meer voor de uitstekende arbeidsproductiviteit.
Modern ondernemen
Maar de varkenshouder wordt vooral gedreven door ‘la passion du travaille bien fait’, getuige een wanddecoratie in het kantoor van Bienne. Hij vindt het een uitdaging om de bedrijfsvoering tot in de puntjes op orde te hebben. Niets te merken van de Franse slag. Getuige de 26,2 biggen per zeug per jaar die volgens het nationale varkenshouderij instituut IFIP gemiddeld per zeug worden geproduceerd in Frankrijk is Bienne niet de enige Bretonse varkenshouder die er een dergelijke bedrijfsfilosofie op na houdt.
De Bretonse varkenshouder heeft zijn bedrijfsvoering technisch goed op orde, en bovendien lopen ze milieutechnisch voorop in Europa. Tenminste 500 bedrijven passen op het eigen bedrijf mestverwerking toe. Ook zijn ze ondernemer genoeg om te groeien in schaalgrootte, ondanks de Franse wetgever die het schaal vergroten bemoeilijkt. Dat lossen Bretonse ondernemers op door bedrijven op te kopen van stoppers.
Officieel worden deze bedrijven niet op naam bijgeschreven, maar de werkelijkheid is dat de gemiddelde bedrijfsgrootte van Franse varkenshouderijen groter is dan de officiële cijfers van het IFIP veronderstellen. Ook al staat de wetgever geen grotere varkensstapel toe in Bretagne, toch zijn er op deze manier uitbreidingsmogelijkheden voor de individuele ondernemer aangezien één op de vijf varkenshouders ouder is dan 50 jaar.
Internationalisering
Varkens-producenten in Bretagne hebben de boel op orde, maar hun afzetcoöperaties vechten een even felle concurrentiestrijd uit dan iedere andere onderneming in vlees in West-Europa. De Franse varkenshouder krijgt niet meer betaald voor een kilo varkensvlees. De afgelopen jaren is er goed verdiend en veel geïnvesteerd.
Maar nu de graanprijzen exploderen komt het rendement net zozeer onder druk te staan, ook al komt de klap minder hard aan dan in Nederland dankzij de vele gesloten bedrijven en de deels grondgebonden veehouderij. Geheel in stijl met het beeld dat de Franse boer altijd bij de buitenwereld oproept, demonstreert de varkenshouder nu bij de grote Franse supermarktketens om hogere prijzen.
Spelen met vuur, want het speelveld in de vleeswereld wordt ook in Frankrijk internationaler, al stelt de Franse consument meer prijs op de regionale herkomst van voedsel dan de Nederlander. Massa’s biggen uit Nederland en Denemarken zullen de Fransen ongetwijfeld tot in lengte van dagen weten te weren, maar grote volumes vlees niet. Ook in Frankrijk let het gros van de consumenten vooral op de prijs.
Bronnen: IFIP, Toulouse (Frans equivalent van het PVE) en Jan Peter van Ferneij. Van Ferneij heeft jarenlange ervaring met de Franse varkenshouderij en specialiseert zich in kleinschalige uitwisselingsprojecten met varkenshouders elders in Europa.