PVE: ‘Nederland staat er goed voor in China’
Een berenloper. In China heb je ze nog, zo heeft Jos Ramekers ontdekt. De voorzitter van de Productschappen voor Vee, Vlees en Eieren (PVE) was medio vorige maand met een Nederlandse handelsdelegatie net op bezoek geweest bij een groot, professioneel varkensbedrijf. „Loop je daar na buiten toe, zie je langs de kant van de straat een kerel lopen met een beer aan een touwtje. Hij struint daar de dorpjes mee af om zeugen te dekken. Ongelooflijk wat een contrast, net na zo’n bedrijf te hebben bezocht.”
Ramekers bracht medio september met een Nederlandse handelsdelegatie van ruim twintig man, waaronder wetenschappers (Wageningen UR), handelaren (Vion, en vanuit de kalversector Vitelco en Van Drie Group, machinebouwers (Stork), onderwijzers (PTC+) en belangenbehartigers (LTO/NVV), een bezoek aan China.
Contact met Chinese bedrijfsleven
Dit was onder meer een handelsmissie, waarbij is gesproken met de Chinese autoriteiten over het toelaten van Nederlands varkens- en kalfsvlees op de Chinese markt. Bovendien konden de Nederlanders op speciale netwerkbijeenkomsten contact leggen met vertegenwoordigers uit het Chinese bedrijfsleven.
Ramekers heeft daarbij ook deelgenomen aan het World Pork Congress in de Chinese stad Nanjing, waar vertegenwoordigers uit de varkenssector uit de hele wereld zich hadden verzameld. Ook hebben de Nederlanders de China Meat Exihibition bezocht, een vleesvakbeurs waar het Nederlandse bedrijfsleven met een paviljoen was vertegenwoordigd. „De Nederlandse varkenssector staat er voor goed in China”, oordeelt Ramekers. „Ons land heeft er een prima imago. Veel Chinezen in de ‘business’ zijn ook al een keer in Nederland geweest, zo valt me op.”
China is een varkensland bij uitstek, verhaalt Ramekers. Het land produceert bijna de helft van de mondiale hoeveelheid varkensvlees. Het zijn ook echte varkensvleeseters. „Al zie je in de stedelijke gebieden, die zich razendsnel ontwikkelen, een soort yup-achtige cultuur ontstaan. Deze jonge Chinezen gaan steeds meer andere vleessoorten als kip en kalf consumeren.”
Van varkens eten zij alles
De verwaarding van het varken verschilt echter veel van Nederland. De Chinezen eten vrijwel alle onderdelen, dus ook die de Nederlandse consument als inferieur beschouwt als darmen en hersenen. „Van varkens eten zij alles.” Dit maakt dat een varken in zijn totaliteit minder oplevert dan in Nederland, doordat er amper onderscheid wordt gemaakt in hoog- en laagwaardige onderdelen. De Chinezen eten sowieso de meeste rare zaken”, begint Ramekers een anekdote. „Op een gegeven moment kreeg ik zelfs een gerecht van ezelpenissen voorgeschoteld. Inclusief een verhaal van onze gastheer die vertelde waar dit wel niet allemaal goed voor was.”
Het Nederlands bedrijfsleven is al volop actief in China. Zo timmeren bedrijven fokkerijbedrijven als Pigture Group, voerbedrijven als De Heus en machinebouwers als Stork er al enige tijd aan de weg. Zij helpen onder meer bij het opzetten van varkensintegraties, waar de functies voer, fokkerij, vermeerdering en productie met elkaar worden verenigd. „Rond de grote steden voert China een flinke herstructurering van het aantal slachterijen door”, vertelt Ramekers.
„Zo worden in Beijing dertig slachterijen vervangen door drie nieuwe, in Sjanghai zijn er zelfs zestig gesloten om plaats te maken voor zes nieuwe slachterijen. Dat gebeurt onder meer door druk van grote internationale winkelketens als Carrefour en WallMart in deze steden. Zij willen dat de afzet goed is geregeld.”
Een nieuwe Chinese slachterij is overigens nog geen ‘state of the art’, vertelt de PVE-voorzitter. Zo lopen in een nieuwe Chinese productielocatie 1.600 medewerkers rond, doordat arbeid goedkoop is. „In Nederland zouden wij daar door een vergaande automatisering aan tachtig man voldoende hebben.”
Voedselveiligheid probleem
Het Chinese platteland kent ontelbare kleine boerenbedrijfjes met een handvol varkens. De overheid wil de sector geleidelijk opschalen naar bedrijven met gemiddeld 300 tot 500 varkens. Een streven die heel veel geld en energie gaat vergen, verwacht Ramekers. Aan de andere kant worden ook grote, professionele bedrijven gebouwd van bijvoorbeeld een omvang van 10.000 vleesvarkens om aan te sluiten op de wensen van supermarkten op onder meer het gebied van voedselveiligheid en kwaliteit.
„De voedselveiligheid is in China nog wel een aandachtspunt”, constateert Ramekers. „Zo gebruiken zij bijvoorbeeld vaccins van eigen makelaardij. Je moet maar afwachten wat daar de kwaliteit van is. Bovendien is er veel uitval in de varkensstapel door PRRS-achtige verschijnselen. Dierziekten zijn in China een probleem.”
De prijs voor varkensvlees is de laatste tijd met zestig procent toegenomen. Dit heeft deels met inflatie te maken, maar ook met een lagere aanvoer door dierziekten, een lagere productie doordat veel boeren van het platteland naar de stad trekken en de hoge graanprijs waardoor de voerkosten ook in China zijn gestegen. Het land haalt veel granen uit de Verenigde Staten en Zuid-Amerika, landen waar relatief veel geld en subsidies worden gestoken in biobrandstoffen. Initiatieven die ook voergrondstoffen verbruiken.
China produceert op beperkte schaal biobrandstoffen, maar de overheid heeft reeds aangegeven hier niet verder in te investeren. Het land zet de kaarten op voer en voedsel. „Deze ontwikkelingen zijn ook van invloed op de importpositie van China.”
Productie opschroeven
China is met zijn varkensproductie voor 98 tot 99 procent zelfvoorzienend. De autoriteiten willen dat ook graag zo houden en investeren daarom ook mee aan de bouw van nieuwe varkensstallen. Hiermee willen zij ook de productie opschroeven. In vergelijking met de Nederlandse sector hebben Chinese varkensbedrijven met 3,5 tot 3,8 kilo een hoge voerconversie, ruim een kilo meer dan in Nederland. Ook is de speentijd met gemiddeld 35 dagen twee weken langer dan in Nederland en is het karkasgewicht met 76 kg gemiddeld 11 kg minder.
Ramekers vraagt zich af of China de groei van de economie, en daarbij ook de toename in consumptie van varkensvlees, zelf kan bijbenen door autonome groei van de varkensproductie. „Vergis je niet, één tot twee procent import op de Chinese markt is een gigantische hoeveelheid.”
Dat is ook de reden dat Nederland graag een opening wil krijgen op de Chinese markt voor varkensvlees. De Europese Unie voert nu vooral veel diepgevroren vlees in via Hong Kong, dat met zijn achtergrond als voormalige Britse kroonkolonie nog steeds bepaalde privileges kent. „Enkel de Verenigde Staten, Canada, Denemarken en Frankrijk hebben direct toegang tot China. Wij willen graag het vijfde land zijn.”
Voldoen aan de eisen
Twee jaar terug had een Nederlandse handelsdelegatie onder leiding van de toenmalige landbouwminister Cees Veerman vrijwel een akkoord bereikt met de Chinezen over markttoegang. De kwestie met de ‘dioxinekippen’, waardoor Chinees pluimveevlees in de Europese Unie is geweerd, gooide echter roet in het eten. „Nederland heeft toen ook partijen kip afgekeurd. Dit heeft een akkoord vrijwel zeker twee jaar vertraagd”, denkt Ramekers.
Hij is ervan overtuigd dat een overeenkomst nu wel wordt getekend. Medio deze maand brengt de huidige landbouwminister Gerda Verburg een bezoek aan China. Een uitgelezen gelegenheid om handtekeningen onder veterinair akkoord te zetten. „Met ons kwaliteitssysteem voldoen wij aan alle eisen.”
Bij een getekende deal komt er eerst een Chinese veterinaire delegatie naar Nederland om de slachterijen, snijderijen en vrieshuizen te controleren die vlees willen gaan exporteren. Hiervan hebben de PVE al een lijst van dertig bedrijven opgesteld, zegt Ramekers. Hij hoopt dat eind dit jaar het eerste Nederlandse varkensvlees naar China kan worden verscheept. Hierbij vormen de transportkosten geen groot obstakel: die liggen op gemiddeld 15 cent per kilo.
Nederlandse potentie
De voorzitter van de schappen kan niet precies zeggen hoeveel ruimte hij ziet voor Nederlands varkensvlees in China. Denemarken, de belangrijkste concurrent in Europa, exporteert op jaarbasis 35.000 ton naar het Aziatische land. Een goede indicatie voor de Nederlandse potentie, vindt Ramekers. „Het is een behoorlijke hoeveelheid, maar ik ben optimistisch gelet op de groeiende economie en welvaart in China.”
Bovendien is Nederland in Europa een voorloper in kwaliteit, zo vindt hij. Hoewel het niet zijn beleidsterrein is, blijft Ramekers het jammer vinden dat er in Nederland twee IKB-systemen zijn. Volgens hem roept het bij afnemers in het buitenland steeds vragen op. Ook in China. „Internationaal kan eenduidigheid in het kwaliteitsbesef ons voordeel opleveren. Eén IKB-systeem is in ieder geval veel beter uit te leggen. Maar goed, daarvoor ben ik niet aan zet.”
Een belemmering kan de hoge koers van de euro ten opzichte van de Amerikaanse dollar zijn, vult Ramekers aan. De koers van 1,41 dollar voor één euro geeft de Verenigde Staten een handelsvoordeel, doordat zij het vlees goedkoper kunnen aanbieden. „Dat vraagt extra inventiviteit en vernuft van onze exporteurs. In een land als China moeten wij bij zijn.”
„We moeten oppassen dat wij zelf niet in onbalans komen in onze slachterijen en te veel laagwaardige onderdelen naar China sturen. Hierdoor kan de afzet van hoogwaardige onderdelen worden ontregelt. China kan Nederlandse slachterijen voor nieuwe keuzes stellen.”
Tekst: Eric de Lijster
Beeld: Engel Lameijer