‘Ondernemers roeren zelf in de stront’
De boer staat er goed voor. Niet alleen economisch breken er betere tijden aan, ook het imago staat er fris bij. Toen in 2005 minister Veerman het imago liet peilen, bleek 87 procent een positief beeld te hebben van de agrarische sector. 69 procent vond dat varkens- en pluimveehouders goed voor hun dieren zorgen.
De sector kan dus wel een potje breken bij de burger. En dat staat nu te gebeuren. Alle investeringen in milieu en dierenwelzijn wegen niet op tegen de industrialisering van de varkenssector. Want nu er vijf cijfers nodig zijn om het aantal dieren in één enkel varkensbedrijf uit te drukken, spreekt men over megabedrijven en varkensflats.
De Raad van State van Noord Holland heeft onlangs uitgesproken dat een megabedrijf een industriële activiteit is en dus niet past in een agrarisch gebied. Tijdens een bezoek aan Hof van Twente liet minister Cramer van Ruimtelijke Ordening blijken dat een megabedrijf niet in het kleinschalige landschap van het platteland past, maar op een agrobedrijventerrein.
Discussie met omwonenden
De bouw van een dergelijke intensieve veehouderij heeft een behoorlijke impact op de omgeving. Wie een dergelijk bedrijf wil vestigen ontkomt dus niet aan een open discussie met de omwonenden.
Mooi voorbeeld is het Nieuw Gemengd Bedrijf (NGB) dat gepland staat in Grubbenvorst. Dit plan voorziet niet zomaar in een megabedrijf met 35.000 varkens en 1,3 miljoen vleeskuikens; de meerwaarde bestaat uit een bio energiecentrale die mest omzet in hoogwaardige energie zoals warmte en elektriciteit, plus meststoffen die in het buitenland worden afgezet.
Door de verschillende stromen bijeen te voegen, kan behoorlijk op transport worden bespaard. Pijpleidingen transporteren de varkensmest naar de vergister en de kuikens worden in een eigen slachterij geslacht.
Geschrokken van spandoeken
Ze dachten een goed verhaal te hebben richting de bewoners. Maar de Grubbenvorstenaren bleken hun standpunten al vóór de informatieavond te hebben bepaald. Projectleider Trudy van Megen van het NGB zei dat ze zich was rotgeschrokken van de spandoeken die ze enkele dagen voor de informatieavond had zien hangen en die nu weer prominent in de zaal werd vertoond.
De tekst ‘Fijn buitenspelen in Grubbenvorst’ begeleide een foto van schommelende kinderen met gasmaskers op. „Blijkbaar hebben we niet genoeg gecommuniceerd”, sprak ze. “De ondernemers willen ook graag dat hun kinderen in een schone omgeving bij het bedrijf opgroeien.”
Toch slaagde zij er, net zo min als de ondernemers, in om de zorgen weg te nemen. Het is moeilijk de inwoners van Grubbenvorst te overtuigen van hun belang in dit NGB. Dat het mooi is voor de natuur in Brabant wanneer daar vier pluimveebedrijven weggaan, is begrijpelijk. „Maar waarom moeten wij daarvoor inleveren?“ Het argument van werkgelegenheid vindt ook geen vruchtbare aarde. “We weten nu al niet waar we de Polen moeten laten.”
Ontbossing Amazone
De tijden van zure regen liggen ver achter ons. Wie denkt dat de komst van termen als agro-industriële complexen en varkensflats de aandacht afleidt van eerdere oordelen en vooroordelen heeft het mis. Tijdens debatten in het land en in de krant krijgt de bio-industrie weer om de oren: er zitten te veel dieren in een te kleine ruimte. Beelden over castreren en couperen worden weer afgestoft.
Milieudefensie krijgt dezer dagen volop de gelegenheid de ontbossing van de Amazone aan te kaarten, die onherroepelijk een gevolg is van de bio-industrie. In Zuid-Amerika wordt de soja immers verbouwd voor onze varkens. Behalve ontbossing zou dat leiden tot slavernij en zelfs honger. De Partij voor de Dieren mocht in Grubbenvorst uitgebreid verslag uitbrengen over antibioticaresistentie in de bioindustrie. „Meer dan 50 procent van de bedrijven is al resistent.”