Handel en productie in eigen hand
Op een leeftijd van 16 jaar voltooide Jan Schuttert zijn opleiding aan de lagere landbouwschool en hield het leren daarmee voor gezien. Na vier jaar te hebben rondgekeken in de paardensport begon hij te werken op het bedrijf van zijn vader.
Eigen vrachtwagens
Zowel opa als vader Schuttert handelden in varkens. Schuttert heeft het handelen hierdoor met de paplepel ingegoten gekregen. De eerste jaren werkten vader en zoon naast elkaar in het handelshuis. In 1989 kocht Schuttert samen met zijn vader de eerste varkenshouderij aan. „Ik wilde boer worden, daar heb ik nooit aan getwijfeld.”
Sinds die stap is Handelshuis Schuttert gegroeid naar de handel van 20.000 biggen en vleesvarkens in de week, vier varkenshouderijen en een akkerbouwtak. Op het bedrijf werkt ongeveer 45 man personeel, waarvan 15 op de boerderijen en de rest is werkzaam in het handelshuis.
De 12 vrachtwagens zorgen voor het transport van 20.000 dieren per week, ongeveer de helft hiervan zijn biggen, de rest vleesvarkens. Met de eigen vrachtwagens verzorgt Schuttert 95 procent van het transport voor het handelshuis. Het handelshuis is inmiddels uitgegroeid tot een bedrijf met een jaarlijkse omzet van 90 miljoen euro.
Akkerbouw mooie aanvulling
De vier varkenshouderijen beslaan een groot deel van de productieketen. De fokkerij, vermeerdering en het afmesten liggen daardoor binnen het bereik van het handelshuis. Op de Schanshoeve liggen 600 fokzeugen en zijn 2.300 opfokdieren aanwezig. De vermeerdering vindt plaats op de Polderhoeve en op de Grenshoeve, waar in totaal 2.300 vermeerderingszeugen en 200 opfokzeugen liggen. Op de Haarhoeve worden op 3.000 vleesvarkenplaatsen de bijproducten uit de fokkerij van de Schanshoeve afgemest.
De vijfde boerderij is de Akkerhoeve. De tarwe die op de boerderij verbouwd wordt, gebruikt Schuttert om een deel van de voerbehoefte in te vullen. Daarnaast brengt het akkerbouwbedrijf nog een voordeel met zich mee. „Een deel van de mest kan nu op eigen land worden uitgereden”, zegt Schuttert. Hij vindt de akkerbouw dan ook een mooie aanvulling van het bedrijf.
Schuttert gaat regelmatig kijken op de boerderijen. De vijf boerderijen liggen dan ook allemaal rondom de thuisbasis van het handelshuis, in Ommen. „Ik heb nooit naar het buitenland willen gaan, de boerderijen dicht bij dat is juist mooi.” De boerderijen ziet Schuttert als een aanjager voor de handel. De boerderijen leveren opfokzeugen, biggen en kennis, de kennis is in deze het meeste geld waard. Maar de handel is nog steeds het belangrijkste onderdeel van het bedrijf.”
Zaken doen met Oosterburen
„Handelshuis Schuttert staat voor onafhankelijkheid”, zegt Schuttert. Daarom gaat ongeveer 90 procent van de vleesvarkens, die Schuttert verhandelt, naar Duitsland. „ Ik wil graag de zelfstandigheid behouden.” Volgens Schuttert ziet Vion de handelaar slechts als een bemiddelaar, terwijl hij graag zo veel mogelijk in eigen hand wil houden.
Die gedachte komt ook terug in de participatie in de houderij, daardoor kan het handelshuis inspelen op de vraag vanuit de markt. „Omdat we veel in Duitsland zitten hebben we de fokkerij zo veel mogelijk afgestemd op de Duitse markt.” Op de Duitse markt levert Schuttert aan diverse slachterijen, waaronder Westfleish en Tönnies dochteronderneming Weidemark.
Bij de grote slachthuizen levert het handelshuis varkens volgens het Animal Welfare concept. Schuttert geeft aan dat de Nederlandse varkenshouders voordeel kunnen behalen door in Duitsland volgens het welfare concept te leveren. „De Duitse varkenshouders kunnen namelijk nog niet aan de voorwaarden van het concept voldoen, omdat hun dierregistratie niet klopt,” zegt de handelaar.
Aan de vraag voldoen
Het handelshuis heeft in Duitsland de regie in handen en weet precies wat er gevraagd wordt. „Wij moeten aan die vraag voldoen en daarna is het aan de Duitse slachterijen om ons een afzetgarantie te geven.” Afspraak is afspraak is een regel die de Duitsers volgens de handelaar erg op prijs stellen. „Wij moeten de afspraken 100 procent nakomen, wanneer je dat niet doet strand je als handelaar al snel.”
Met zijn manier van handelen probeert Schuttert aan de vraag van vermeerderaar, vleesvarkenhouder en slachthuis te voldoen. Schuttert beschrijft zijn handelen als een opeenvolging van zetten. „Wij verkopen opfokzeugen aan een Nederlandse vermeerderaar. De biggen die hij produceert kopen we weer van hem terug. Die biggen gaan vervolgens naar een vleesvarkenhouder in Nederland, waarna wij de vleesvarkens weer opkopen en aan een Duitse slachterij doorverkopen.”
De handel is echt een vak apart. Volgens Schuttert ben je als handelaar nergens klant. „Je moet zowel tegen de vermeerderaar waar je biggen haalt, als tegen de vleesvarkenhouder die de biggen afneemt ‘dankjewel’ zeggen.”
Slachterijen in de buurt
Handelshuis Schuttert verzorgt naar eigen zeggen 20 tot 25 procent van de totale export naar onze oosterburen. Al heeft hij zijn twijfels over de benaming export. „Wij zitten vlak bij de grens en dan is het transport naar Duitsland eigenlijk ook regionaal transport”, zegt Schuttert. „We mogen dan ook blij zijn met een aantal sterke Duitse slachterijen in de buurt.”
De export van levende dieren is volgens de handelaar goed voor de marktwerking en geeft tegenwicht tegen de Nederlandse slachtmonopolist en biedt de varkenssector een keuze.” Volgens de handelaar wil iedereen uiteindelijke zelf zijn keuzes kunnen maken. „Een modern handelshuis vult die rol in zodat een varkenshouder niet afhankelijk is van één speler op de markt zoals bijvoorbeeld in de akkerbouw.”
Want daar is het volgens Schuttert wel anders geregeld. „Ik heb alleen nog maar hoeven betalen, terwijl ik nog niets geleverd heb. Na de levering haalt iedereen zijn deel van het geld af en wat overblijft is voor de boer.” Varkenshouders mogen volgens Schuttert dan ook blij zijn dat ze een week na levering het geld op hun bankrekening hebben staan.
Opschalen niet de oplossing
Vijf jaar geleden maakte Schuttert zich nog zorgen om de afzet, nu ziet hij daar geen problemen meer. „De markt is veranderd en vraaggestuurd geworden. In Duitsland vragen ze om steeds grotere aantallen varkens.” Schuttert had het idee dat de trend in Nederland, de omschakeling naar gesloten bedrijven zou zijn, maar de handelaar ziet nu dat er steeds grotere bedrijven komen die alleen zeugen of vleesvarkens houden.
Schuttert ziet zelf ook wel iets in het op grote schaal houden van varkens, maar grootschaligheid is volgens de handelaar geen oplossing voor alle problemen. De handelaar is bezig met de vergunningaanvraag voor een bedrijf met 5.000 zeugen in Vroomshoop. Toch twijfelt hij erover of hij het wel moet doen. „Je moet geen dingen doen die niet maatschappelijk gedragen worden.” Het transport over lange afstand is daar volgens Schuttert ook een voorbeeld van en zal altijd door de maatschappij bediscussieerd worden.
Streven naar betere biggen
„Daar moet de sector niet te zwaar op inzetten”, aldus Schuttert „Bovendien gaat alleen het ondereind van de productie ver weg. We moeten er dus voor zorgen dat dat ondereind er niet meer is. Want wat is het nut om een big voor 20 euro op een vrachtwagen naar Spanje te zetten?”
Om de problemen op te lossen moet de Nederlandse sector volgens Schuttert niet streven naar meer biggen, maar naar betere biggen. „We moeten technisch beter gaan draaien en streven naar een betere voerbenutting door de big, op die manier komt er ook minder mest.”
„De varkens blijven in Nederland wel in handen van families en niet van beursgenoteerde ondernemingen zoals Smithfield”, voorspelt Schuttert. „Een econoom zal misschien lachen om de marges van een varkenshouder, maar je doet het omdat het mooi is.”
Tekst: Joyce Cornelissen
Beeld: Susan Rexwinkel