Leo den Hartog: ‘De komende jaren zijn cruciaal’
Hoewel de prijzen voor vleesvarkens en biggen in deze periode niet bepaald om over naar huis te schrijven zijn, gelooft Leo den Hartog in de veerkracht van de Nederlandse varkenshouderij. „Wij hebben de hoogste productie ter wereld en de laagste kostprijs in de Europese Unie: een sterke positie.”
„Bovendien zitten wij dichter bij het Ruhrgebied dan de belangrijkste varkenshouderijgebieden in Duitsland en dichter bij Parijs dan de varkenshouders in Bretagne.” De vooruitzichten op de mondiale markt voor varkensvlees zijn op de lange termijn ook niet ongunstig, schetst Den Hartog. De wereldbevolking groeit flink, over ruim dertig jaar leven naar schatting twee miljard mensen meer op deze aardbol.”
„Groei die voornamelijk plaatsvindt in sterk in ontwikkeling zijnde landen als China, India en Brazilië. De economieën in deze landen groeien eveneens sterk. „En hoe hoger de welvaart, hoe hoger de vleesconsumptie”, verklaart Den Hartog. De vleesconsumptie neemt ongeveer met twee procent per jaar toe.
Ontwikkeling gaat nu snel
Hij deelt de ontwikkelingen in de mondiale veehouderij in vier fases in. Allereerst ontwikkelt de sector zich voor het voorzien van voedsel en de bestrijding van armoede, dan treedt er schaalvergroting en modernisering op. Vervolgens komt het bewustzijn voor natuur, welzijn en milieu en tot slot is er aandacht voor voedselveiligheid, smaak, vers en gemak.
„Nederland zit duidelijk in de laatste fase. Daar hebben wij, na de Tweede Wereldoorlog, ruim vijftig jaar over gedaan. Een land als Noord-Korea zit in de armoedebestrijding, terwijl China en Brazilië aan het moderniseren zijn. „Elk land gaat door deze fases. Waar wij minstens tien jaar voor nodig hadden, ontwikkelen deze landen zich echter veel sneller.”
Remmende voorsprong
Om de wet van de remmende voorsprong te ontlopen, gaat de varkenshouderij in ons land zich de komende tien jaar razendsnel ontwikkelen, voorspelt Den Hartog. Het aantal varkensbedrijven halveert tot een kleine 5.000. Hierbij verdubbelt het aantal varkens per bedrijf. Voor deze grootschalige veebedrijven moet de Nederlandse overheid ruimte houden en scheppen, aldus Den Hartog, die naast zijn baan bij Nutreco tevens bijzonder hoogleraar Bedrijfsontwikkeling in de veehouderij is aan de Wageningen Universiteit.
„Het belang van de varkenshouderij wordt vaak onderschat. De sector valoriseert onder meer veel restproducten van de voedingsindustrie, als ook de groeiende hoeveelheid reststoffen uit de productie van biobrandstoffen. Bovendien heeft de sector een leidende positie in kennis. Dit is naast arbeid, grond en kapitaal de vierde productiefactor geworden. Een belangrijk element om concurrerend te blijven.”
Schaalvergroting stuit echter op het lopende debat over megastallen, aangezwengeld door organisaties als Milieudefensie. Den Hartog vindt dit een ‘onzindiscussie’. Het uitgangspunt om een grens te stellen aan de hoeveelheid dieren in een stal, vindt hij fout. „Waar is dat op gebaseerd? Ik hoor toch ook niemand praten over het grenzen stellen aan het aantal inwoners per stad?”
Ruimte om te groeien
Volgens hem moet het kabinet algemene basisvoorwaarden stellen waar een stal aan moet voldoen op het gebied van dierenwelzijn, milieu en inpasbaarheid in het landschap. Als bedrijven aan deze voorwaarden voldoen, moeten zij kunnen bouwen. Ongeacht het aantal dieren, oordeelt Den Hartog. „Met heldere spelregels ontstaat er ruimte om te groeien.”
Zo moeten er in de Europese Unie volgens hem strakke afspraken worden gemaakt over dierenwelzijn en milieu in de varkenshouderij. „Dat brengt innovatie in een stroomversnelling.” Tevens moet de EU vleesproducten aan haar grens weren die niet volgens de eigen standaarden zijn geproduceerd.
„In de pluimveesector komt een verbod op legbatterijen. Het kan niet zo zijn dat deze systemen worden doorverkocht aan landen als Oekraïne, waar dan goedkoop batterijeieren worden geproduceerd en uitgevoerd naar de EU.”
Stoppen met castreren
Leo den Hartog vindt het een goede zaak dat de belangrijkste partijen in de varkensketen afspraken hebben gemaakt om vanaf 2009 verdoofd te gaan castreren. In 2015 moet castratie helemaal niet meer nodig zijn, zo staat in het akkoord dat LTO, NVV, de vleesindustrie en de supermarkten met landbouwminister Gerda Verburg hebben gesloten.
„Er is al dertig jaar discussie over een castratieverbod. Iedereen wil er vanaf”, aldus de voormalig directeur van het Praktijkonderzoek Varkenshouderij. „Het is belangrijk dat Nederland hier een voortrekkersrol in vervult, want ook de andere Europese lidstaten krijgen met soortgelijke discussies te maken. Een voorsprong nemen in onderzoek en ontwikkeling naar een castratieloze varkenshouderij is daarom het beste.”
Den Hartog vreest wel dat de sector een extra last op de schouders is gelegd door de kostprijs. „Hoewel compensatie voor de hogere kosten van castratie is beloofd, hebben zulke aanpassingen altijd invloed op de kostprijs. Belangrijk is dan ook om geen onverdoofd gecastreerd vlees op de Nederlandse versmarkt meer toe te laten en daar scherp op te controleren. De Nederlandse concurrentiepositie mag geen nadeel ondervinden van de afspraken over castratie.”
Gedeeld voerleed
De gestegen voerprijzen hebben de laatste maanden ook de kostprijs negatief beïnvloed, beseft Den Hartog. „Het is wel gedeeld leed, omdat overal de prijzen voor grondstoffen zijn gestegen.” Hij verwacht dat de stijging van de voerprijs structureel is en deze niet snel teruggaat naar het niveau van begin dit jaar. Den Hartog wijst op vier factoren die de voerprijs beïnvloeden.
Ten eerste de groeiende wereldbevolking (die elk jaar met 80 miljoen mensen groeit). Ten tweede de competitie tussen voedsel, voer en brandstof als bestemming van de grondstof. De productie van bio-ethanol trekt veel beschikbare grondstoffen weg. „Energetisch gezien kan de huidige eerste generatie biobrandstoffen niet uit”, analyseert Den Hartog.
„Het geschiedt met veel subsidies en er gaat ook veel energie in om het er uit te laten komen. We moeten wachten op de meer efficiëntere tweede generatie biobrandstoffen, waarbij onder meer celluloserijke grondstoffen worden verwerkt.”
Mindere oogsten in Rusland
Het uitblijven van toelatingen van meerdere genetisch gemodificeerde grondstoffen (gmo) in de EU geldt als een derde factor. Den Hartog laat een staatje zien, waaruit blijkt dat de hoeveelheid geïmporteerd maïsglutenvoer uit de Verenigde Staten naar Europa de laatste zeven jaar met vier miljoen ton is gedaald tot 800.000 ton per jaar.
Ook de invoer van DDGS, de reststof uit de bio-ethanolproductie, is met ruim een half miljoen ton gedaald tot circa 200.000 ton per jaar. „Ten slotte is een deel van de stijging in de voerprijs te wijten aan de mindere graanoogsten in onder meer Rusland, Oost-Europa en Australië. Dat kan volgend jaar weer anders zijn, zeker als ook op de Europese braakgronden graan mag worden geteeld”, zegt Den Hartog. „Maar deze factoren houden voorlopig druk op de voermarkt.”
Kostprijs drukken
Den Hartog ziet echter voldoende mogelijkheden om de kostprijs te drukken. Zo wijst hij op de productie, die elk jaar met gemiddeld één procent toeneemt door de voortdurende innovaties in bijvoorbeeld fokkerij, diervoeders en stalconcepten. Een onderdeel dat schreeuwt om innovatieve oplossingen is de mestproblematiek, vindt Den Hartog.
„Mest bepaalt tien cent van de kostprijs, dus het is de hoogste tijd dat wij de verdeeldheid in de sector laten varen en de handen ineen slaan om dit probleem op te lossen. De komende jaren zijn cruciaal, want de kostprijs moet omlaag. Daarvoor moeten wij over de bekende paden heen stappen.” Een hoge gezondheidsstatus voor de groeiende varkensbedrijven is broodnodig, oordeelt Den Hartog.
Op grote bedrijven moet de insleep van ziekten zo veel als mogelijk worden beperkt, want de bedrijfsrisico’s zijn groter. Ook is een hoge gezondheidsstatus als SPF positief voor het imago en de Nederlandse handelspositie van de varkenshouderij. „Wel moeten wij oppassen dat we niet te afhankelijk worden van de biggenexport naar verre oorden. Dat geeft enorme risico’s. Het is gewoon wachten op de eerste grote calamiteit.”
Kritisch moment
Bij een stijgende productie is het kijken naar de kritische momenten in de productie een vereiste. Den Hartog wijst onder meer op de zeugenhouderij, waar rondom de geboorte, het spenen en de opleg met slimme voerconcepten en een uitgekiend beleid nog veel winst valt te halen. „In elk van deze stadia staan nog steeds veel vragen open in het onderzoek naar een beter rendement. Daar proberen wij oplossingen voor te vinden.”
Zo is er in de voerconversie bij vleesvarkens nog veel terrein te winnen. Den Hartog stelt, op basis van onderzoek op veertien varkensbedrijven met hetzelfde voer, dat gemiddeld tien tot twintig procent van de potentie nog niet was benut. Zo bleek de verteerbaarheid van de organische stof bij varkens van 40 kg 77 tot 84 procent te zijn. Bij dieren van gemiddeld 80 kg was dit 78 tot 86 procent.
„Dan zit de oplossing vaak niet alleen in het voer als ook in de omgeving. In bijvoorbeeld het klimaat, de bezetting, het voersysteem en de hygiëne is dan nog winst te boeken. Het gaat om het totaalplaatje.” Sturen op de kostprijs alleen is echter niet meer van deze tijd, waarschuwt Den Hartog. „Managers drukken de kostprijs, ondernemers kijken ook hoe zij de opbrengst kunnen verhogen.”
„Vroeger waren er veel managers, nu meer ondernemers. Dat zijn innovatieve varkenshouders die veel tijd steken in het opdoen van kennis, goed weten om te gaan met personeel en elke stap in hun bedrijf weten te analyseren en te verbeteren. Ook hoort daar kennis van de omgeving bij, want je moet de dialoog aangaan met de maatschappij. Deze ondernemers zijn trots op hun bedrijf.”
Tekst: Eric de Lijster
Beeld: Ruben Meijerink