Betere score bij efficiënt gebruik antibiotica
Minister Gerda Verburg heeft het afgelopen jaar in diverse brieven aan de Tweede Kamer stilgestaan bij het antibioticagebruik in de veehouderij. De stijging van gebruikte kilogrammen werkzame stof met 55 procent over de afgelopen tien jaar baart haar zorgen. Deze stijging is niet toe te schrijven aan een groei van het aantal dieren en zet de laatste jaren door.
In 2006 steeg het therapeutische gebruik van antibiotica met zeven procent ten opzichte van 2005, blijkt uit de cijfers van Fidin, de vereniging van producenten en importeurs van diergeneesmiddelen. Veehouders en dierenartsen noemen diverse factoren die invloed kunnen hebben op het hogere gebruik van anitibiotica.
Minder tijd voor dieren
Genoemd worden onder meer het verbod op de antimicrobiële groeibevorderaars in voer, de schaalvergroting van veehouderijen en een slechtere voerkwaliteit. Varkensbedrijven die in schaal toenemen, hebben door de bank genomen minder tijd voor het individuele dier. Varkenshouders zetten vaker antibiotica in om infecties te beheersen. De voerkwaliteit kan volgens volgens veehouders en dierenartsen zijn gedaald door het verbod op dierlijk eiwit.
Fidin kan bij het monitoren van het antibioticagebruik geen onderscheid maken tussen diersoorten en dus niet aangegeven in welke sectoren het antibioticumgebruik stijgt of daalt. In de Maran-rapporten (Monitoring of antimicrobial resistance and antibiotic usage in animals in the Netherlands) die sinds 2002 jaarlijks worden gepubliceerd, wordt het gebruik wel opgesplitst naar diersoorten op basis van onderzoek door het LEI.
Om het gebruik van de diverse soorten antibiotica met elkaar te vergelijken wordt daarbij de term dagdosering gehanteerd. „Een gram van de ene werkzame stof is niet evenveel als een gram van een andere werkzame stof. Verschillende werkzame stoffen hebben een uiteenlopende effectiviteit en dus een ander doseringsvoorschrift”, zegt Nico Bondt, onderzoeker van het LEI. „Daarom wordt het antibioticumgebruik voor een goede vergelijking uitgedrukt in het aantal dagdoseringen per dier per jaar.”
Gebruik kan omlaag
Volgens Bondt ligt het gebruik van antibiotica in Nederland hoog, wanneer je het bijvoorbeeld vergelijkt met Denemarken. „Maar Denemarken is niet het gemiddelde van Europa.” Van het antibioticagebruik in andere EU-landen heeft Bondt geen betrouwbare gegevens. „Maar diverse experts geven aan dat het gebruik in Nederland waarschijnlijk wel omlaag kan.”
Het Maran-rapport 2006 had in het najaar van 2007 moeten verschijnen, maar laat volgens Bondt wellicht nog één of twee maanden op zich wachten. De LEI-cijfers zijn echter wel bekend en laten volgens Bondt geen schokkende ontwikkelingen zien. In de varkenshouderij maken de onderzoekers gebruik van de gegevens van 75 bedrijven. De cijfers over het gebruik van antibiotica in 2006 laten volgens de LEI-onderzoeker een stevige toename zien op de vleesvarkensbedrijven en een lichte afname op de zeugenbedrijven.
„Dit zijn de feiten op de steekproefbedrijven. De gebruiksverschillen tussen de bedrijven zijn echter groot en het aantal deelnemers uit deze controle beperkt. Op basis van deze uitkomsten kan niet met statistische zekerheid worden geconcludeerd dat het antibioticagebruik in de Nederlandse vleesvarkenshouderij is toegenomen”, aldus Bondt. Ditzelfde geldt ook voor de geconstateerde afname van het antibioticagebruik bij zeugen.
Kans op resistentie neemt toe
Antibioticagebruik is volop in het nieuws vanwege het verband met het ontstaan van resistentie bacteriën waarmee ook de varkenshouder besmet kan raken. Onderzoek van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid laat zien dat er een sterke toename is van mensen die diergerelateerde MRSA-bacteriën bij zich dragen. Volgens de brief van minister Gerda Verburg aan de Tweede Kamer in december 2007, neemt de kans op het ontstaan en verspreiden van resistentie toe door het gebruik van koppelbehandelingen met antibiotica.
De gevolgen zijn bekend en toch is er nog steeds de trend van een toenemende verkoop en het gebruik van antibiotica. Niet alleen politieke pleitbezorgers als Marianne Thieme, fractievoorzitter van de Partij voor de Dieren en Henk Jan Ormel, kamerlid van het CDA, maken zich zorgen. Ook varkenshouders zijn zich volgens Verburg het afgelopen jaar bewuster geworden van de gevolgen van het antibioticagebruik.
Sector is aan zet
Minister Verburg heeft in haar Plan van Aanpak aangegeven dat zij de sector de kans wil geven om zelf het gebruik van antibiotica aanzienlijk te verminderen. De minister wil echter snel resultaat zien van de eigen inspanningen van de sector, anders komen er dwingende maatregelen. Verburg legt de verantwoordelijkheid voor het terugdringen van het antibioticagebruik niet alleen bij varkenshouders, maar ook bij dierenartsen, slachters, retail, consumenten en de overheid.
Door het management aan te passen en wijzigingen door te voeren in de huisvesting moet leiden tot enkel een curatieve inzet van antibiotica. Dit betekent dat de middelen alleen bij ziekte wordt ingezet en er geen preventieve standaardbehandelingen worden uitgevoerd.
Volgens het Maran-rapport van 2005 bestaan er in Nederland te weinig economische prikkels om te komen tot een terughoudend gebruik van antibiotica. Het bevorderen van antibioticagebruik levert volgens het rapport economisch voordeel op voor de verwerkende industrie, de groothandel en de dierenarts. Bovendien leidt het tot betere economische resultaten voor de veehouder. Geen wonder dat het gebruik toeneemt.
Dierenarts als poortwachter
Varkenshouders moeten zich volgens de minister bij de keuze voor diergeneeskundig advies niet laten leiden door de kosten van geneesmiddelen, maar kiezen voor dierenartsen die het bedrijf kennen. En door deze kennis tot een goed advies komen. De dierenarts heeft in de ogen van de minister de rol van poortwachter. Hij of zij dient goed veterinair handelen altijd als uitgangspunt te gebruiken bij het voorschrijven van antibiotica.
Binnen het netwerk ‘Gericht antibioticumgebruik in de varkenshouderij’ richten de varkenshoudende deelnemers zich op het aanpassen van het management. Doel is om meer gezondere, weerbaardere varkens te houden die minder antibiotica nodig hebben. „Als je het management aanpakt, kan je op antibiotica besparen”, stelt netwerkdeelnemer en woordvoerder Gerbert Oosterlaken.
Niet meer slepen met biggen
De deelnemers hebben vooral gelet op de interne biosecurity om zo het gebruik van antibiotica terug te dringen. „Daarbij kan je denken aan de overlegstrategie en het werken van klein naar groot om zo het verslepen van ziekten te voorkomen.” De overlegstrategie is volgens Oosterlaken de centrale factor.
„Je moet niet blijven slepen met de kleine biggen, de eerste dagen leg je over en daarna niet meer.” Voor de netwerkdeelnemers ging het in het bijzonder om de interne biosecurity, omdat er met hun externe biosecurity niets mis was. Douchen en bedrijfskleding voor de bezoekers zijn hier voorbeelden van.
Door het management eens onder de loep te houden hebben de deelnemers van het netwerk grote stappen kunnen maken. Het gebruik van antibiotica is met 10 tot 40 procent afgenomen. „Wat dit in euro’s oplevert, weten we nog niet. Dat gaan we komend jaar uitzoeken. Vast staat het verminderen van antibiotica niet mag leiden tot een verslechtering van de technische resultaten”, aldus Oosterlaken. „Het beste is natuurlijk als aan het eind blijkt dat de technische resultaten zijn verbeterd.”
Inzet waar effect groot is
De varkenshouders die deelnemen aan het netwerk gebruiken in vergelijking met de gegevens van het LEI al minder antibiotica dan gemiddeld. Zij hebben het nog verder weten te verlagen door hard in te zetten op de koppelbehandelingen. „Je moet antibiotica inzetten waar het effect het grootst is.”
„Dus niet standaard bij aanvang van de opfok- of mestperiode de gehele koppel behandelen”, zegt Oosterlaken. Dat het afbouwen van koppelbehandelingen ook nadelige gevolgen kan hebben, heeft Oosterlaken op zijn eigen bedrijf gemerkt.
„We gingen een stap te ver en te rigoureus te werk.” Daardoor was het uiteindelijke resultaat van de aanpassingen bij de zeugen op zijn bedrijf negatief. „Bij de zeugen hadden we daardoor juist een toename van het antibioticagebruik met ongeveer vijf procent.”
Dierenartsen positief
De afname van het aantal koppelbehandelingen ging op het bedrijf van Oosterlaken niet gepaard met een toename van het aantal individuele behandelingen. „Wel zijn we meer gaan vaccineren. Wat dit voor de financiële resultaten betekent, weet ik nu nog niet. Dit willen we graag dit jaar verder onderzoeken.”
Het verminderen van het antibioticagebruik is geen zaak van de varkenshouders alleen, daarom doen hun dierenartsen ook mee aan het netwerk. „De dierenartsen zijn allemaal positief. Ze zijn immers niet opgeleid om zo veel mogelijk antibiotica om te zetten, maar om dieren beter te maken”, stelt Oosterlaken.
„Gezien de maatschappelijke ontwikkelingen juichen we het efficiënt gebruik van antibiotica alleen maar toe”, zegt Frans van Dongen, voorzitter van de Groep Varkensgezondheid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde.„Het moet gaan om verantwoord gebruik. Waar het welzijn van dieren in het gedrang is, moeten we antibiotica kunnen blijven toepassen.”
Verantwoorde inzet antibiotica
Volgens Jan Vernooij, dierenarts bij geneesmiddelenproducent Intervet, moeten antibiotica wel voor zieke dieren beschikbaar blijven. „Dieren zijn net als mensen wel eens ziek en dan hebben ze medicijnen nodig. Dan moeten er goede middelen beschikbaar zijn die zo snel mogelijk werken. Juist vanuit het oogpunt van dierwelzijn is het tijdig inzetten van antibiotica noodzakelijk.”
De industrie is gebaat bij een duurzame veehouderij, aldus Vernooij. „Het gaat er niet om zo veel mogelijk antibiotica te verkopen, maar om ze op een verantwoorde manier in te zetten.” Veehouders moeten volgens de dierenarts verantwoord omgaan met antibiotica en alleen behandelen wanneer dit nodig is. Door te letten op huisvesting, verzorging en bijvoorbeeld vaccinatie kan het preventieve gebruik van antibiotica omlaag.
Oosterlaken vermoedt dat de dierenarts voor de varkenshouder steeds meer een rol krijgt als adviseur om de dieren zo gezond mogelijk te houden. Maar ook hij voorziet geen varkenshouderij zonder antibiotica. „We moeten het verantwoord gebruiken, om zieke dieren te behandelen. Wanneer we geen antibiotica meer zouden mogen gebruiken, komt het welzijn van dier en mens in het gedrang.” Dat het goed gaat op een bedrijf wil niet zeggen dat het niet anders kan.
Stoppen met preventief gebruik
Volgens Oosterlaken is het goed om je bedrijf zo nu en dan eens tegen het licht te houden. „Dat je het goed doet met een standaard koppelbehandeling wil niet zeggen dat het niet zonder die koppelbehandeling kan.” LEI-onderzoeker Nico Bondt ziet liever dat varkenshouders volledig stoppen met het preventieve gebruik van antibiotica.
„We moeten het preventieve gebruik zoveel mogelijk beperken. De groeibevorderaars zijn niet voor niets verboden”, stelt Bondt. „Er zijn duidelijke indicaties dat de resistentie van bacteriën toeneemt door het gebruik van antibiotica in de veehouderij, daarom moeten we hier zo zorgvuldig mogelijk mee omgaan. En ook pas overgaan tot koppelbehandelingen als het echt nodig is.”
De houding ten opzichte van het antibioticagebruik verschilt volgens Bondt per ondernemer. „De één zou wat terughoudender mogen zijn, terwijl de ander misschien sneller gebruik mag maken van koppelbehandeling.”
Benaderende berekening
„Een groot probleem is dat varkenshouders eigenlijk niet weten of ze nu veel of weinig antibiotica gebruiken”, aldus Jan ten Napel begeleider van het netwerk vanuit de Animal Sciences Group. „De vormen van toediening, de doseringsvoorschriften en de verpakkingsgrootte zijn zo divers dat je al gauw appels en peren aan het vergelijken bent.”
Volgens Ten Napel is het lang onduidelijk geweest welke methode er gebruikt moet worden bedrijven in het netwerk met elkaar te vergelijken, want elke methode heeft zijn beperkingen. Uiteindelijk heeft het netwerk voor de dagdosering per gemiddeld aanwezige big of vleesvarken gekozen.
Dit kengetal geeft aan hoeveel dagen in een jaar een gemiddeld aanwezig dier behandeld is geweest met antibiotica. Het is een benaderende berekening, gebaseerd op geschatte gemiddelde gewichten per diercategorie en op het gemiddelde doseringsvoorschrift per kilo lichaamsgewicht.
Het netwerk wil dit jaar een website lanceren die varkenshouders helpt om te zien waar ze staan qua antibioticagebruik. Door het invoeren van het gemiddeld aantal aanwezige dieren en de gebruikte antibiotica berekent de site waar de onderneming staat ten opzichte van referentiebedrijven.
„Varkenshouders voeren het aantal dieren en de gebruikte verpakkingen van medicijnen in, aan de hand daarvan berekenen we de dagdosering per dier. Wanneer dat wordt verwerkt in een grafiek, kan een bedrijf zich vergelijken met andere bedrijven en aan de hand van die informatie zijn strategie aanpassen”, aldus Oosterlaken.
Zonder antibiotica
Pierre Wijen, varkenshouder uit Weert had elf jaar lang geen antibiotica gebruikt bij zijn varkens. Tot de aankoop van biggen twee en een half jaar geleden roet in het eten gooide. Een ziektegolf over zijn bedrijf was het gevolg. Sindsdien gebruikte Wijen tegen zijn zin antibiotica. „We hadden zoveel problemen en bestreden alles met antibiotica”, aldus Wijen. „Bovendien werkten we, om ziekte maar zo veel mogelijk te voorkomen, standaard met preventieve koppelbehandelingen.”
De rekeningen van de dierenarts liepen dan ook flink op. Alleen voor de antibiotica betaalt Wijen al ruim 1.500 euro per maand en dat voor zijn gesloten bedrijf met 150 zeugen. „Met de discussie rondom de MRSA wordt het echt tijd dat we minder antibiotica gebruiken. Wanneer je mensen adviseert om preventief antibiotica te slikken, verklaren ze je toch ook voor gek.”
Met die gedachten in het achterhoofd heeft de varkenshouder van alles geprobeerd om het antibiotica gebruik te verminderen. Dat is gelukt. „Ik gebruik nu helemaal geen antibiotica meer en het aantal vaccinaties neemt ook af.” Wijen vaccineert alleen nog tegen mycoplasma en parvo-vlekziekte en gaat er vanuit de eerste enting binnen een maand te kunnen laten vallen.
Niet altijd gebruiken
Deze sprong voorwaarts in de gezondheid op het bedrijf komt volgens Wijen door het gebruik van een hygiënepoeder. Hij heeft er meerdere geprobeerd, maar zweert bij Stalosan-F. Volgens Wijen moet je het dier niet behandelen, maar de stallen. „Het probleem sinds immers niet in het dier, maar in de stallen. Antibiotica bestrijden de symptomen en niet de oorzaken.” De ondernemer ziet echter wel in dat antibiotica effect hebben. „Maar je moet het niet altijd gebruiken, dan verliest het zijn effectiviteit.”
Wijen strooit het poeder een keer in de week in alle hokken met behulp van een bladblazer met doseerunit. Daarnaast strooi Wijen extra poeder in het biggennest en achter de zeug in de kraamhokken. „Wanneer de biggen diarree hebben, strooi ik het over de mest. De diarree verdwijnt dan in een paar dagen.” Door het gebruik van het hygiënepoeder heeft Wijen zijn technische resultaten verbeterd. Zijn zeugen produceerden 3,8 big per zeug per jaar meer, het afbigpercentage is met 21 procent toegenomen naar 93 procent en het aantal terugkomers is van 40 naar 10 procent gedaald.
Tekst: Joyce Cornelissen
Beeld: Susan Rexwinkel