Groen raffineren kans én bedreiging
Mede dankzij de Rotterdamse haven kon de Nederlandse varkenshouderij uitgroeien tot een van de meest toonaangevende varkenshouderijgebieden ter wereld. Grootschalige import van veevoedergrondstoffen maakte de sector scherp concurrerend. Voerkosten zijn de belangrijkste kostenpost voor de varkenshouder. Bovendien hoefde er niet in dure landbouwgrond te worden geïnvesteerd.
Wat in de jaren tachtig nog gold als een positie om trots op te zijn, is anno 2008 veranderd in een negatief beeld. Elders in de wereld buiten multinationals mens en natuur uit voor de verbouw van soja en tapioca, waarmee varkens worden gevoerd in de Nederlandse bio-industrie, luidt de redenering van milieu- en diergroeperingen. Wat overblijft is mest, waardoor lucht, grond en water in Nederland vervuild raken, terwijl biggen en varkens massaal de grens over gaan voor markten op vele honderden kilometers afstand.
Saneren intensieve veehouderij
Het Burgerinitiatief Stop Fout Vlees, goed voor vele tienduizenden handtekeningen, wil dat de Nederlandse bevolking vleesbelasting gaat betalen om de intensieve veehouderij te saneren. Maar er dreigt een kaalslag als gevolg van actuele economische omstandigheden. Bovendien is de kans aanwezig dat de petrochemische industrie in de haven van Rotterdam op termijn verandert in een biochemische industrie.
Door de alsmaar stijgende olieprijs loont het om naast energie ook hoogwaardige chemicaliën te produceren uit biomassa. „Plantaardige grondstoffen zijn dan niet langer enkel voor de veehouderij bestemd. De vraag naar alternatieve energiebronnen wordt steeds groter. Bij de huidige olieprijs van 60 dollar per barrel (160 liter) wordt het al rendabel om chemicaliën te produceren uit biomassa in plaats van uit nafta.
De vraag groeit structureel. In 2030 moet 30 procent van de totale verbruikte energie bio-energie zijn. ” Aan het woord is de Wageningse professor Johan Sanders, gespecialiseerd in de valorisatie van plantaardige productieketens.
Concreet plan proeffabriek
Sanders ziet grote mogelijkheden en heeft concrete plannen. In Rotterdam wordt volgend jaar een proeffabriek gestart, waarbij uit biomassa zuivere stikstof, fosfaat en kali wordt geraffineerd en geleverd aan de kunstmestindustrie. Lignocellulose (celwandmateriaal van de plant) wordt gebruikt om elektriciteit op te wekken. Ook is het mogelijk om ethanol te produceren uit de celwand van de plant. Het fractioneren van fosfaat, kali en lignocellulose biedt bovendien de mogelijkheid om grote hoeveelheden eiwit en meer specifieke essentiële en niet essentiële aminozuren te produceren. Het proces levert allerlei hoogwaardige ‘Rotterdam chemicals’ op.
Sanders: „De veehouderij is straks niet meer de enige afnemer van sojaschroot. Dat is een bedreiging, maar de ‘bio-based economy’ is ook een kans. Nu koopt de varkenshouder eerst voor 200 tot 250 euro per ton sojaschroot in en vervolgens moet hij per ton een soortgelijk bedrag betalen om het restant ervan in de vorm van mineralen af te zetten. Door biomassa aan te leveren en hoogwaardige aminozuren af te nemen, wordt de kringloop veel korter en duurzamer. Het mineralenoverschot verdwijnt.”
„Mest is dan geen afvalproduct meer, maar een waardevolle grondstof voor ‘agro chemische industrie’. De biomassa moet wel in gescheiden fracties worden aangeleverd, zodat iedere fractie zo goed mogelijk kan worden ingezet. Dat levert een meerwaarde op die iedere toepassing afzonderlijk niet kan opleveren: synergie-voordeel.”
Ondernemersmentaliteit
De meest concrete stap die kan worden gezet is de raffinage van zuiver fosfaat uit mest en of/digestaat. Maar Sanders benadrukt dat ‘end of pipe’ oplossingen lang niet zo rendabel zijn als het aanleveren van specifieke biomassa die qua samenstelling ideaal is om hoogwaardige chemicaliën uit te produceren.
„Ik adviseer veehouders om volumes van 30 tot 40.000 ton mest bij elkaar te brengen, de mest niet alleen te scheiden en te bewerken, maar ook op boerderijniveau te raffineren en vervolgens producten aan de chemische fabriek aan te leveren.” Hij benadrukt dat oplossingen om mest op te waarderen tot een product dat geld waard is, niet uit de lucht komen vallen. Veehouders moeten investeren in technologie en in samenwerking met andere partijen als de kunstmestindustrie, energiemaatschappijen en waterschappen. Gelouterd door het verleden.
Sanders: „Natuurlijk heeft iedereen het ‘Promest-avontuur’ in het hoofd. Maar de ‘bio-based economy’ die ontstaat door de energie- en klimaatproblematiek is nieuw en dat biedt structureel nieuwe kansen.” NVV-voorzitter Wyno Zwanenburg staat positief tegenover de plannen van Sanders. Samen met LTO werkt de vakbond aan een innovatieagenda.
Partijen bij elkaar brengen
Binnen het ‘Netwerk Innovatieve Veehouderij’ moeten diverse betrokken partijen, waaronder de kunstmestindustrie, bij elkaar worden gebracht. Zwanenburg: „Door de alsmaar stijgende olieprijs stijgt ook de kunstmestprijs en wordt fosfaatkunstmest schaars. Ik zie een duidelijke parallel met de tuinbouw. Zij hebben het probleem van het hoge gasverbruik omgedraaid in hun voordeel. Bio-raffinage biedt de varkenshouderij dezelfde mogelijkheid. Het begint met de scheiding van de dikke en dunne fractie en homogenisering. Dat scheelt in de transportkosten en biedt meer kwaliteit. Mest is geen afvalproduct dat geld moet kosten.”
Op de vraag of de varkenshouderij met het verhaal van Sanders niet blij wordt gemaakt met de zoveelste dooie mus, antwoordt Zwanenburg dat de continuïteit van productstromen moet zijn gewaarborgd. Dat heeft het verleden geleerd. De vakbondsvoorzitter houdt de moed er in. „Er is een goede sfeer en een economische basis. De wereld verandert en varkenshouders worden meer ondernemers die geïnteresseerd zijn om te investeren in ruil voor het indekken van risico’s op langere termijn.”
De NVV waakt er voor dat de verdiensten op het boerenerf blijven, merkt Zwanenburg op. „Als energiemaatschappijen opeens dollartekens in hun ogen krijgen moeten we onze onafhankelijkheid hebben gewaarborgd.” Hij maakt een vergelijking met de huidige verhoudingen tussen varkenshouders en intermediairs van mest. „De hoge prijs wordt voor een deel veroorzaakt door de macht van de intermediairs.”
Groene raffinaderij
Nabij snelweg A73 in het Brabantse Haps krijgt ‘De Groene Raffinaderij’ vorm. Bij de vuilstortplaats en waterzuivering in dit dorp staan twee WKK’s, waar stortgas uit de vuilnisbelt wordt omgezet in elektriciteit. Zestig ZLTO-veehouders verenigd in de Mest Initiatief Combinatie (MIC) oriënteren zich op de mogelijkheden om aan te sluiten.
Maar bio-raffinage is nog te duur, al zijn de plannen er wel. Kunstmest en sojaschroot zijn nog steeds goedkoper. Projectmedewerker en streekmanager Peel &Maas Twan Goossens: „Het is als met iedere opstart van een fabriek. Je hebt aanloopkosten en na verloop van tijd gaan de kosten omlaag en de opbrengsten omhoog. Maar de overheid heeft met de MEP subsidies lange tijd laagwaardige elektriciteit gesubsidieerd. Ik ga er nog steeds van uit dat bio-raffinage niet rendabel is , anders zou het bedrijfsleven er in stappen. Er zijn grootschalige investeringen van de overheid in nodig. Het is geen kwestie van subsidiëren maar van verantwoord investeren in infrastructuur, net zoals in het verleden met Schiphol is gebeurd. Theoretisch zou het kunnen.”
„Uit biogas voereiwit maken. Hier in de buurt is een groot landelijk transportbedrijf gevestigd, dat maakt de mogelijkheden nog groter. Veehouders kunnen aandeelhouders worden, samen met energiemaatschappijen en waterschappen die betrokken zijn bij de waterzuivering. Hier hoort wel een modern coöperatief bestuursmodel bij, heeft het debacle van Helmond geleerd.”
Reacties uit de praktijk
Antoon van Genugten van de Genugten Groep in Best ziet eveneens kansen in de ‘bio-based economy’, al plaatst hij ook kritische kanttekeningen. „Het verhaal van professor Sanders is moeilijk te begrijpen. Ik kan me nog niet zoveel bij voorstellen bij de productie van hoogwaardige chemicaliën uit veevoergrondstoffen en de teruglevering van hoogwaardige onderdelen uit voereiwit, zoals bepaalde aminozuren.”
„Maar het winnen van zuiver fosfaat en andere duurzame stoffen uit mest vind ik wel een concrete optie. Ik ben erover in gesprek met Canadezen, die op mijn bedrijf zijn geweest. Ik heb geïnvesteerd in mestscheiding en verwerking, zodat de transportkosten van de mest naar de akkerbouwtak van mijn onderneming dalen. Maar zodra de kosten van mestafzet onder de 10 euro per kuub dalen, zet ik de mestverwerking stil.”
„De 100 grootse varkenshouders van Nederland zouden gezamenlijk afspraken moeten maken. Maar ik geloof niet dat de ‘bio-based economy’ in Nederland de veehouderij echt veel perspectief biedt, zoals Sanders schetst. De wereld verandert te snel om de investeringen terug te verdienen. Energiemaatschappijen zouden erin moeten investeren. En de maatschappij accepteert het niet dat voedergewassen die geschikt zijn voor humane consumptie worden gebruikt om chemicaliën van te maken.”