‘Kweekvlees kans voor varkenshouder’
De uitvinder van het in-vitrovlees is inmiddels 84 jaar. Alleen de manier waarop hij naar het beeldscherm tuurt terwijl hij zijn e-mail checkt, verraadt iets van zijn leeftijd. Hij ontvangt zijn bezoek bij voorkeur niet in zijn kantoor in het universiteitsgebouw, maar thuis in Amsterdam. In een woning vol snuisterijen, boeken en familiefoto’s.
Hij is een man van de wereld en zeker geen vegetarische idealist. „Een gebakken karbonaadje is een zaligheid.” Hij is een realist met respect voor de ondernemer. „Varkenshouders runnen met hart en ziel een familiebedrijf en zijn daar terecht trots op. Ondanks alle kritiek over dierenwelzijn, milieuvervuiling, ontbossing en weet ik wat nog meer. Ze leveren een kwaliteitsproduct. Iedereen wil dat eten. Dus we moeten niet schijnheilig doen met zijn allen.”
Vlees produceren ingewikkeld
Willem van Eelen is wars van wetenschappelijke taal, al is hij dan orthomoleculair onderzoeker. Al dertig jaar heeft hij zijn ziel en zaligheid en al zijn spaargeld in de ontwikkeling van het kweekvlees gestoken. Intussen heeft hij hiervan wel de patenten verworven voor Europa, Japan en de VS. Hij is er van overtuigd nog eens kweekvlees in de winkel te kunnen kopen. Ondanks zijn leeftijd. Hij is immers kerngezond. „En over vijf jaar is het kweekvlees uitontwikkeld”, zegt hij stellig.
Toen hij in Amsterdam aan zijn medische studie begon, zag hij op de afdeling celkweek op de Universiteit van Amsterdam een vleesexperiment. Het vlees werd kunstmatig in leven gehouden: In-vitrovlees. „Het groeide zelfs langzaam”, zegt hij, nog steeds enthousiast over die belevenis uit de jaren vijftig.
Het idee liet hem niet los. Hij verzamelde een groep wetenschappers om zich heen en begon aan de ontwikkeling. Een moeizaam proces. Nog steeds wordt in-vitrovlees gezien als science fiction. De wetenschap kan stamcellen oneindig laten delen, maar een mooie gestructureerde lap vlees produceren is ingewikkeld. „Maar de laatste jaren gaat het onverwacht snel.”
Flauwe actie van Peta
De Amerikaanse dierenrechtenorganisatie Peta looft een bedrag van een miljoen dollar uit voor degene die als eerste met kweekvlees op de markt komt. Van Eelen noemt het een ‘flauwe actie’. „Een commissie gaat dat in 2012 beoordelen, op dat moment moet het vlees al vier jaar in de winkel liggen. Als ze daadwerkelijk zoveel geld achter de hand hebben voor de ontwikkeling van in-vitrovlees, kunnen ze beter het onderzoek meefinancieren”, vindt hij.
Aan geld heeft hij echter geen gebrek. Van het ministerie van Economische Zaken mocht hij al 2 miljoen euro ontvangen. Van LNV komt het een en ander los, wanneer het vlees op de markt gebracht wordt gebracht, verwacht hij. „Want daar zijn ze erg geïnteresseerd in innovatieve ideeën die het dierenwelzijn en het milieu ten goede komen.”
En die garantie kan hij nu al vast geven. „Er hoeven geen varkens meer te worden gehouden. Dus het mestprobleem is in een keer opgelost.” Voer produceren, hoeft niet meer. Alle landbouwgrond waar nu grondstoffen voor veevoer wordt geproduceerd, kan de landbouw gebruiken voor de productie van voedsel. „In plaats van voer voor dieren, verbouwen we dan voedsel voor mensen.”
Zwaar inzetten op kwaliteit
De voordelen zijn enorm, de maatschappij moet echter worden overtuigd, realiseert Van Eelen zich. „De consument vindt het griezelig; vlees uit een lab. Dieren doden zijn we gewend.” Juist om die consument te overtuigen, zet hij zwaar in op de kwaliteit. „Kweekvlees mag nooit onderdoen voor gewoon vlees. Het moet net zo smakelijk zijn of zelfs beter. Anders kunnen we net zo goed van die smakeloze vleesvervangers gaan maken op basis van soja of melk.”
Alleen wanneer het kweekvlees minstens net zo lekker is, raakt de consument overtuigd. „En het is ook een schoon product zonder kunstmatige toevoegingen. Een product waar geen dier voor dood is gemaakt. Een milieuvriendelijk product. Dat ook nog goedkoper is. Want goedkoper is het zeker. Juist vanwege het ontbreken van veevoer. Het scheelt minstens de helft”, beweert de uitvinder.
Van Eelen is zich ervan bewust dat met zijn uitvinding een hele sector dreigt te verdwijnen. Hij heeft het dan over de veevoersector. Ondernemende varkenshouders heeft hij nodig. De boer heeft de ruimte en beschikt over technische kennis. „Als we zover zijn dat we het kweekvlees in productie nemen, kunnen varkenshouders een deel van hun stal ombouwen voor de productie van kweekvlees.”
Geen antibiotica
Van Eelen heeft een projectgroep om zich heen verzameld met kennisinstituten en bedrijven. Als producent van medische apparatuur, gaat Phillips de ‘cleanrooms’ leveren, waarmee de ondernemer het vlees gaat produceren. De afdelingen die de varkenshouder daarvoor vrijhoudt, worden volgestouwd met ingewikkelde technische apparatuur. De afdeling wordt luchtdicht afgesloten, slechts gefilterde lucht komt de productieruimte binnen. „Het is een stabiel proces”, zegt Van Eelen. „Er mag geen ziektekiem binnen, want er kan geen antibiotica worden gebruikt.”
Voor de varkenshouder wordt het leven een stuk makkelijker.„Het is een automatisch proces. Hij heeft meer vrije tijd en hoeft alleen nog in zijn witte jas rond te lopen om de apparatuur te controleren.” En de ondernemer gaat meer verdienen. Duur veevoer is niet meer nodig. Toch groeien de cellen niet uit het niks. Die cellen voert hij met algen. „Die kosten hem minder dan de helft van wat het veevoer hem kost”, weet Van Eelen. „Bovendien zijn ze eenvoudig zelf te kweken. Met zonlicht en water verdubbelen ze zich elke dag.”
Stamcellen hebben eeuwige leven
De uitvinder heeft zijn in-vitromeat-projectgroep bij elkaar. In de projectgroep zetelen collega-wetenschappers en overheidsdienaren,, alsmede vertegenwoordigers van Rabobank en Phillips. Voor het kweken van de stamcellen, de basis van het kweekvlees, heeft hij vleesmaker Meester Stegeman in de arm genomen. Stamcellen hebben het eeuwig leven, want ze blijven zich delen, legt Van Eelen uit.
„Wanneer je ze isoleert, kun je er alles van maken. In de cleanroom maken we uitsluitend skeletspieren. Die laten we uitgroeien tot de juiste proporties.” Het ingewikkelde procédé laat hij met een gerust hart over aan de varkenshouder. „Slachterijen zouden het ook kunnen, maar die willen het niet”, merkt Van Eelen. „Slachterijen willen blijven slachten.“
Alle verwijten die de productie van varkensvlees met zich meebrengt, of dat nu gaat om dierenwelzijn, het doden van dieren, het milieu of de kap van oerbossen, komen op het bordje van de varkenshouder terecht. „Niet bij de slachterij,” weet de onderzoeker. „Zit de prijs in een dal, dan gaan er altijd boeren over de kop. De slachterij heeft er niets onder te lijden wanneer de prijs eens een keertje hoog is.” De slachterij is gebaat bij de status-quo, wil Van Eelen maar zeggen. „ De boer is altijd schandalig behandeld. Door de markt met hun belachelijke prijzen en door de maatschappij met alle hypocriete verwijten.”
Geleidelijk omschakelen
Met kweekvlees is de ondernemer van al die ellende verlost, stelt de uitvinder. „In feite verandert er voor hem niet eens veel. Er verandert alleen iets in zijn bedrijfsvoering.” Varkenshouders die interesse hebben, kunnen zich nu al laten inschrijven. „Zij verplichten zich nergens toe”, zegt hij. „Over een jaar of vijf zullen we hen benaderen met de vraag of ze nog steeds interesse hebben.” Vervolgens moeten ze zelf aangeven welk gedeelte van hun bedrijf ze willen inrichten voor het kweken van vlees.
„Wie de boot niet wil missen, schrijft zich nu al in”, moedigt hij de ondernemers aan. Aanmelden kan op www.invitromeatfoundation.com. De ondernemer kan altijd varkens blijven houden en geleidelijk omschakelen. Bij het opstarten van een kweekvleesproject krijgt de varkenshouder financiële ondersteuning uit de projectgroep. En de eerste stappen zetten in een toekomstige vleesproductie, zonder dat daar dieren aan te pas komen.
De vleessector ziet al toekomst in in-vitrovlees. Al bijna een jaar geleden gaf maar liefst 55 procent van de deelnemers aan een internetpeiling van het vakblad Meat & Meal aan toekomst te zien in kweekvlees. En de Nederlandse exportpositie hoeft er niet onder te lijden. Van Eelen: „Als we stevig inzetten op kweekvlees kunnen we die positie behouden en zelfs uitbreiden.”
‘Dier niet snel ingeruild ’
Henk Boelrijk, secretaris LTO Varkenshouderij: „Organisaties als Peta en Greenpeace protesteren tegen allerlei kunstmatige toepassingen zoals gmo’s. Het is maar de vraag in hoeverre in-vitrovlees dan wel wordt geaccepteerd. Ik kan me ook voorstellen dat er eerst maatschappelijk ethische discussies worden gevoerd. Er zijn veel vraagtekens. Ook ik heb het niet helemaal helder. Ik ken natuurlijk wel voorbeelden van vleesvervangers. Die veroveren een klein deel van de markt, maar een echte bedreiging is het niet.”
„Of kweekvlees dat wel kan zijn, is maar de vraag. Bovendien is het niet duidelijk of het kostentechnisch allemaal kan en of het wel concurrerend is met varkensvlees. In de sector leeft het nog niet echt, maar ik denk niet dat ondernemers snel een dier inruilen voor een machine. Ze hebben hun keuze gemaakt vanuit een bepaalde ondernemersvisie.”
„Ze gaan graag met dieren om.Om dan de stal te vervangen door een machine waar mineralen ingaan en vlees uitkomt… Eerlijk gezegd denk ik niet dat varkenshouders daar toekomst in zien.”
‘Nog lang niet overbodig’
Henk Flipsen, directeur Nederlandse Vereniging Diervoederindustrie: „Spiervlees kweken uit stamcellen klinkt mij nogal futuristisch in de oren. Ik ben natuurlijk geen levensmiddelentechnoloog, maar het verhaal lijkt me niet simpel. Het zal wat voeten in de aarde hebben voor een consument het erkend als echt vlees. Maar ondernemen is kijken naar de toekomst en zorgen dat je bij blijft. Als het zo ver is, dan zijn we bijzonder geïnteresseerd.”
„Voor het kweken van in-vitrovlees komen ook nutriënten te pas. Een alg moet ook worden gekweekt. Een eind aan de mengvoersector zie ik niet zo snel. Zoiets zou je ook zeggen over de hele veehouderijsector. Als we machinaal vlees gaan maken, is die hele infrastructuur dan nog wel nodig? We zijn erg belangstellend wat de toekomst brengt. Maar ik ben nog lang niet zo ver om te zeggen dat alles overbodig wordt.”
‘Is het wel zo duurzaam?’
Martien Houben, varkenshouder in Ysselsteyn: „Varkens houden is een proces van kringlopen sluiten. Het vlees ontstaat voor 95 procent uit reststoffen. Waar laat je die straks? Je kunt niet alles in de vergister kwijt. Ik vraag me dan ook af of kweekvlees wel zo duurzaam is als varkensvlees. Ik heb er niet genoeg kennis van. Als je algen nodig hebt om kweekvlees te produceren, denk ik dat het nog ver van ons bed is.”
„Het proces om biobrandstoffen te produceren uit algen staat nog in de kinderschoenen. Het produceren van vlees is veel ingewikkelder. Bovendien worden aan voedsel nog veel strengere eisen gesteld. De verhalen over kunstmatig geproduceerd vlees steken regelmatig de kop op. Ik ben er niet van overtuigd dat het er nu wel aankomt. Als het werkelijk zo ver is, moeten we zien of we omschakelen. Maar het moet eerst praktijkrijp zijn. En daar heb ik mijn bedenkingen bij.”
‘Het proces is kunstmatig’
Marc van der Lee, directeur communicatie van de Vion Food Group: „Ook voor kweekvlees is voeding nodig. Algen bijvoorbeeld. Die produceren reststoffen die uit het vlees moeten worden afgevoerd. Een soort bloedvaten dus. In feite ben je dus kunstmatig aan het nabootsen wat in de natuur gewoon bestaat. Is dat ethisch wel verantwoord? En past het wel in de perceptie van de consument? Die is het proces gewend van een dier dat geboren wordt, groeit en geslacht wordt. Dat is een natuurlijk proces.”
„Op een groot deel van de aardbol groeit alleen maar gras. Daar kunnen we niks mee dan alleen rundvee laten grazen. Varkens verwerken veel restproducten. Bovendien hebben de meststoffen die vrijkomen uit de dierlijke productie een belangrijke rol in de kringloop. Wat zijn dan het nut en de noodzaak om kunstmatig vlees te maken? Technisch kan het misschien wel mogelijk zijn, maar de vraag is dan: is de markt daar wel klaar voor? Consumenten willen niet dat er wordt ingegrepen in een natuurlijk proces.”
„Kijk naar de hele gmo-discussie. Dat mogen we niet onderschatten. Ik zeg niet op voorhand dat Vion er niet in investeert, maar het is veel meer dan een technische discussie. Uitgangspunt moet zijn: Wat is de beste manier om dierlijke eiwitten te produceren met de minste belasting voor mens, dier en milieu. Daarbij rekening houdend met de wensen en de perceptie van de consument. We moeten goed bekijken wat we kunnen verbeteren en niet zomaar experimenteren. Want met het gewone vlees slagen we daar goed in en we verbeteren nog elke dag.”
Tekst: Marc van der Sterren
Beeld: Hans Swaep