Met techniek beter inspelen op wensen mestafnemers
Mestafzetkosten van 20 euro per kuub of meer vormen een enorme aanslag op het bedrijfsresultaat. Vele varkenshouders worstelen er mee. Wat is voor mij de beste weg om voor meerdere jaren de afzet van mijn mest op een betaalbare manier geregeld te krijgen, is wellicht de meest gestelde vraag.
Een algemeen antwoord lijkt niet te geven. Daarvoor verschillen bedrijfssituaties te veel van elkaar. Wel is duidelijk dat aankoop van grond om de mest op eigen land af te kunnen zetten voor vrijwel geen enkel varkensbedrijf een begaanbare weg is. Aankoop van grond was al moeilijk rendabel te rekenen, door de exploderende grondprijzen is dat nu vrijwel onmogelijk.
Voorkeur voor rundveemest
Maar wat dan wel? Sinds enkele jaren ervaren varkenshouders op de mestmarkt steeds vaker de concurrentie van rundveehouders. En die concurrentieslag gaat vaak ten koste van varkensmest. Dat komt soms doordat de samenstelling van rundveemest beter aansluit bij de behoeftes van gewassen dan de samenstelling van varkensmest.
Dit komt door de gunstigere N-P-K-verhouding van rundveemest, vooral bij stikstofbehoeftige gewassen, en het hogere organische stofgehalte. Maar het is ook een kwestie van geld. Mestaanvoerende akkerbouwers ontvangen meestal een vergoeding per kubieke meter mest die ze afnemen. Rundveemest heeft lagere stikstof- en fosfaatgehaltes.
Daarom geven veel akkerbouwers de voorkeur aan rundveemest omdat ze dan meer kuubs per hectare kunnen aanvoeren en dus meer euro’s op hun bankrekening bijgeschreven krijgen. Verder lijken loonwerkers zich meer in te spannen voor afzet van rundveemest omdat rundveehouders de mestafzet vaak in combinatie met overige werkzaamheden bij de loonwerker neerleggen.
Lastig afspraken maken
„In de praktijk blijkt het voor varkenshouders lastig te zijn om afspraken met grondeigenaren over mestafzet”, weet Kees van Ham, adviseur bij DLV Intensief Advies. „Varkenshouders die zelf wat grond hebben en aan akkerbouw doen, blijken de beste ingang te hebben bij akkerbouwers in hun omgeving. Zij krijgen het vaak wel voor elkaar om afspraken te maken over mestafzet.”
„Soms speelt ook grondruil daarbij een rol. Rechtstreekse afspraken tussen varkenshouders en ‘wildvreemde’ akkerbouwers zien we nauwelijks tot stand komen”, aldus Van Ham. Ook Jaap van Wenum, beleidsmedewerker van LTO Noord, merkt dat varkenshouders het niet makkelijk hebben op de afzetmarkt voor dierlijke mest.
„Van groot belang is dat een varkenshouder zich realiseert wie de eindgebruiker van zijn mest is en wat zijn wensen zijn. Vanwege de steeds krappere gebruiksnormen, luistert voor grondgebruikers de samenstelling van mest steeds nauwer”, stelt Van Wenum.
Investeren in opslagcapaciteit
Het creëren van mestopslagcapaciteit in akkerbouwgebieden draagt bij aan mogelijkheden om de samenstelling van mest die richting akkers gaat op zijn minst constanter te maken. „Maar op dat nou of het pad van varkenshouders ligt om die mestopslagen daar zelf te bouwen is de vraag”, aldus Van Wenum. Hij constateert dat het vooral mestdistributiebedrijven zijn die investeren in opslagcapaciteit nabij de akkers.
Wie denkt aan het beïnvloeden van samenstelling en mineralengehaltes van mest komt al gauw uit op vormen van mestbe- en verwerking. Steeds meer varkenshouders lijken stappen te zetten in die richting. „Het afgelopen jaar hebben eenvoudige vormen van bewerking een flinke opmars gemaakt”, constateert Van Ham.
In de meeste gevallen gaat het om eenvoudige methodes om mest te scheiden in een dikkere en een dunnere fractie. Vaak is het niet de varkenshouder die in scheidingsapparatuur investeert, maar de loonwerker of mestdistributeur.
Mestbewerking kostenverhogend
Eigenlijk is deze vorm van mestbewerking alleen interessant voor bedrijven die zelf een beperkte hoeveelheid grond hebben om de dunne fractie op uit te rijden. Moet je de dunne fractie ook van het bedrijf afvoeren dan is bewerking al snel kostenverhogend in plaats van kostenverlagend. Na scheiding krijgt de dikke fractie vaak een bestemming op de exportmarkt. Bij export is het wel verplicht om de mest te ‘hygiëniseren’. De hiervoor benodigde hittebehandeling wordt meestal door de distributeur uitgevoerd.
Verdergaande vormen van mestbewerking gaan vaak gepaard met een mestvergistingsinstallatie. De benodigde energie om te kunnen hygiëniseren komt dan uit de mest zelf. Mestvergisting in combinatie met mestverwerking vergt een flinke schaalgrootte. Dergelijke installaties zijn dan ook alleen weggelegd voor heel grote varkensbedrijven of combinaties van bedrijven.
Mestproduct als kunstmest
Een bekend probleem bij verregaande vormen van mestverwerking is dat het in Nederland nog niet is toegestaan om de vervaardigde mestproducten, bijvoorbeeld mestkorrels, als kunstmest op de markt te brengen. Vraag naar alternatieven voor kunstmest is er volop, onder meer vanwege de sterk gestegen prijzen van kunstmest.
Een ander knelpunt vormen de versoberde subsidieregels voor mestvergisters waardoor de investeringsplannen voor vergistingsinstallaties op een laag pitje zijn komen te staan. De ontwikkelingen op het gebied van mestverwerking staan niet stil. Veelbelovend lijken technieken die mestscheiding combineren met biologische zuivering van de dunne fractie. Hierbij wordt 70 procent van het oorspronkelijke mestvolume omgezet in op het riool loosbaar water.
Ook deze technische ontwikkeling heeft nog last van remmende regelgeving. De overheid staat huiverig ten opzichte van lozing van het effluent. „Als deze hobbel genomen is dan bieden deze technieken beslist perspectief”, stelt adviseur Van Ham. „ Je vermindert je mestvolume enorm en concentreert de mineralen in een bijna stapelbaar product wat heel geschikt lijkt voor de exportmarkt.”
Ruimte om te investeren
Maar moet je als varkenshouder in deze tijden van krappe marges wel geld steken in mestverwerking. Is het niet beter om de kostbare euro’s te investeren in uitbreiding van het aantal varkensplaatsen? Van Ham vindt dat je het anders moet bekijken.
„Stel dat je een varkensbedrijf hebt dat jaarlijks 2.000 kuub mest à 20 euro afvoert. Dat is een kostenpost van 14.000 euro. Voor dat geld kun je de financieringslasten van ruim 300.000 euro opbrengen. Als je in staat bent om de mestkosten met behulp van verwerking bijvoorbeeld terug te brengen van 20 naar 15 euro per kuub, dan mag daar in dit voorbeeld een investering van ruim 80.000 euro voor gedaan worden.”
‘Zekere mestafzet door afspraken’Wim van Vulpen heeft een vermeerderingsbedrijf in Bunnik (U.), een varkensarme regio. En dat heeft zo zijn voordelen. Niet alleen voor de hoge diergezondheidsstatus die Van Vulpen op zijn bedrijf nastreeft, maar ook als het gaat om afzet van mest. Ongeveer 75 procent van de mest die de 700 zeugen en 1.500 opfokzeugjes van Van Vulpen produceren rijdt de varkenshouder zelf uit op grond in een straal van tien kilometer binnen zijn bedrijf.
De varkenshouder heeft 10 hectare grond in eigendom en 14 ha in pacht. Op deze grond teelt de varkenshouder diverse akkerbouwgewassen. Daarnaast heeft Van Vulpen afspraken met enkele (ex)melkveehouders in de omgeving voor de bemesting van75 ha grasland. De varkenshouder heeft geïnvesteerd in een zware trekker en bemestingsapparatuur voor gras- en bouwland zodat hij de mest zelf kan wegbrengen.
„Vooral mijn medewerker houdt zich daarmee bezig. Die houdt wel van trekkerrijden”, vertelt Van Vulpen die bewust koos voor regionale mestafzet. „Door de eigen grond en de afspraken met andere grondeigenaren weet ik voor langere tijd waar ik aan toe ben. Bovendien kan ik op deze manier de dure pieken op de afzetmarkt voor mest ontlopen.”
Tekst: Berrie Klein Swormink
Beeld: Ingrid Zieverink