Nederlandse varkensstapel licht geslonken vorig jaar
Een derde minder varkensbedrijven in Noord-Brabant dan vijf jaar terug
Dat blijkt uit de definitieve cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) van vrijdag 17 maart. Ten opzichte van 2017 telt de varkensstapel 9 procent minder dieren. Het aantal varkens is mede door de stoppersregeling en de subsidieregeling sanering varkenshouderij (SRV) sinds 2020 afgenomen.
4 procent minder varkensbedrijven
Het aantal bedrijven met varkens daalde vorig jaar vergeleken met 2021 met 4 procent naar bijna 3,3 duizend. In vijf jaar tijd nam het gemiddeld aantal varkens per bedrijf met bijna 20 procent toe naar 3,4 duizend. Dit komt voornamelijk doordat relatief kleine bedrijven de afgelopen jaren gestopt zijn met het houden van varkens.
Bijna de helft van het aantal varkens is gehuisvest in Noord-Brabant. In deze provincie nam het aantal bedrijven met varkens in vijf jaar tijd met een derde af, het aantal varkens daalde met 13 procent minder hard. Land van Cuijk (682 duizend) en Venray (559 duizend) zijn in 2022 de gemeenten met de meeste varkens.
Andere sectoren
Ook in andere sectoren neemt het aantal dieren af. Zo daalde het aantal vleeskalveren in 2022 met 0,4 procent naar ruim 1 miljoen. Bijna de helft van deze vleeskalveren zijn gehuisvest in de provincie Gelderland, 478.000. Het aantal melkkoeien in Nederland bleef vorig jaar met 1,57 miljoen nagenoeg gelijk. Vergeleken met vijf jaar geleden lag het aantal 7 procent lager.
De geitenstapel daarentegen blijft groeien. In 2022 groeide de geitenstapel met 1 procent naar 489.000 geiten. In vijf jaar tijd echter laat de geitenstapel een groei zien van 30 procent. Meer dan de helft van de melkgeiten zijn gehuisvest in de provincies Noord-Brabant (137.000) en Gelderland (117.000).
Tekst: Tom Schotman
Groeide op een vleeskuikenbedrijf in het Achterhoekse Vragender op. Schrijft sinds augustus 2013 voor Pluimveeweb.nl, vakblad Pluimveeweb, Pigbusiness.nl, vakblad Pig Business en de regionale agrarische vakbladen van Agrio.
Beeld: Susan Rexwinkel
Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek