Alleen investeren bij bovengemiddeld presteren
„Vanochtend heb ik nog weer een bedrijfsprognose naar een bank gestuurd. Het gaat om een bedrijf met 600 zeugen dat ondanks stopgezette aflossingen dit jaar naar verwachting toch 40.000 euro tekort komt om aan de betalingsverplichtingen te voldoen. Met de bank willen we overleggen wat de mogelijkheden zijn om dat tekort te overbruggen. Bijvoorbeeld in de vorm van extra financiering of tijdelijk meer ruimte op de rekening courant.”
Frank Steenbreker, agrarisch bedrijfsadviseur varkens bij ABAB Consultants, heeft dagelijks te maken met varkenshouderijbedrijven die financieel in het nauw komen. Het zijn vooral pure zeugenhouderijbedrijven die het einde van hun financiële polsstok bereiken. Veel varkenshouderijbedrijven hebben vorig najaar afspraken met hun bank gemaakt over de overbrugging van het financiële dal. Denk aan zaken als stoppen met aflossen en bijfinanciering. Het maken van deze afspraken gebeurde in het licht van de verwachting dat er dit voorjaar en zomer meer financiële ruimte zou ontstaan door hogere opbrengstprijzen.
Vleesvarkens iets beter
In de vleesvarkenshouderij is dat inderdaad het geval. En ook gesloten bedrijven beginnen inmiddels voorzichtig te profiteren van de gestegen vleesvarkenprijzen. De werkelijke opbrengstprijs heeft net de sterk gestegen kritieke opbrengstprijs voor gesloten bedrijven gepasseerd. Op vermeerderingsbedrijven zorgen de lage biggenprijzen in combinatie met de gestegen voerkosten echter nog steeds voor een negatieve marge.
Paul Leenaers, sectormanager veehouderij bij Rabobank Nederland, constateert ook dat vooral de vermeerderaars pijn lijden. Toch balanceert het gemiddelde zeugenbedrijf volgens Leenaers nog niet op de rand van de afgrond. „2005 en 2006 waren piekjaren voor de varkenshouderij. In 2005 en 2006 waren de voerwinsten per zeug over beide jaren samen ongeveer 350 euro boven structureel.
Van deze plus hebben zeugenhouders vorig jaar 175 euro opgesoupeerd. Ook moest de zeugenhouderij nog wat rechtzetten uit het prijsdal 2002-2004. Verder zijn de prijzen van mestafzet fors gestegen. Dit betekent dat er beperkte rek is voor dit jaar. Ook is er een flinke groep bedrijven, die in 2006 en 2007 fors geïnvesteerd heeft, waardoor financiële buffers, nodig voor de overbrugging van een prijsdal, op een andere wijze zijn gebruikt. Krappe liquiditeit is daarom zeker niet altijd krappe rentabiliteit.”
Veel bedrijven te koop
Een toenemend aantal zeugenbedrijven komt er met de bank niet meer uit. Dit blijkt onder meer uit de groei van het aantal varkenshouderijbedrijven dat te koop staat. Steenbreker: „Je kunt berekenen wat de toekomstige voerwinst per zeug, ofwel kritieke voerwinst, moet zijn om na bijfinanciering aan alle verplichtingen te kunnen voldoen. Onze verwachting is dat een gemiddelde voerwinst van 500 euro per zeug op de lange termijn realistisch is.“
„Als uit de prognose blijkt dat een doorsnee varkenshouder minstens 30 of 40 procent boven die 500 euro per zeug moet uitkomen, dan komt de vraag op tafel of stoppen geen betere keuze is.” Voor een aantal ondernemers kan de zogenoemde BBZ-regeling (Besluit Bijstandsverlening Zelfstandigen) perspectief bieden. Een woordvoerder van Dienst Regelingen van het ministerie van LNV in Assen, de organisatie die gemeenten adviseert over BBZ-aanvragen van agrarische bedrijven, meldt dat het aantal BBZ-aanvragen de afgelopen maanden niet spectaculair gegroeid is.
Wel is er binnen de BBZ-aanvragen sprake van een toenemend aantal aanvragen vanuit de varkenshouderij. Deze periode is 80 procent van de BBZ-aanvragers varkenshouder. In normale jaren is dat 30 procent. BBZ-aanvragen maken alleen kans op honorering als sprake is van een levensvatbaar bedrijf met toekomstperspectief. Adviseur Steenbreker: „Dat betekent dat je een goed doortimmerde begroting op tafel moet kunnen leggen waaruit blijkt dat het bedrijf goede kansen heeft na een tijdelijke ondersteuning.”
Overbruggen lastige periode
De BBZ-regeling biedt meerdere mogelijkheden ter overbrugging van een financieel lastige periode. Vaak krijgt een ondernemer een lening met een looptijd van tien jaar aangeboden. „Soms kan sprake zijn van het kwijtschelden van een deel van de lening. Ook is het mogelijk om via de BBZ-regeling een bijdrage te krijgen voor privé-uitgaven als er naast het varkensbedrijf geen andere inkomsten zijn.”
Dat de biggenprijzen nog niet uit het dal komen terwijl de opbrengstprijzen van vleesvarkens flink gestegen zijn, heeft alles te maken met een groot biggenaanbod in Europa en een verminderde bereidheid van vleesvarkenshouders om biggen op te leggen. De verwachting is dat het niet lang meer duurt voor het biggenoverschot omslaat in een tekort. Vooral in het midden en oosten van Europa zijn veel zeugenstapels versneld geruimd vanwege de tegenvallende resultaten.
„Op grond van de EU-statistieken blijkt dat in de zes meest varkensdichte landen van Europa, waar meer dan 50 procent van de Europese varkensstapel rondloopt, het aantal zeugen in april van dit jaar 11,5 procent kleiner was dan een jaar eerder. Vroeg of laat zal dit leiden tot herstel van de biggenprijzen”, stelt Leenaers van de Rabobank.
Hij houdt er rekening mee dat deze omslag kan inhouden dat vleesvarkenshouders in lastiger vaarwater terechtkomen. „De huidige opbrengstprijs lijkt dan wel heel mooi. Vleesvarkenshouders hebben die prijs nodig om de sterk gestegen voerkosten goed te maken. Door een aantrekkende biggenprijs kan de marge voor vleesvarkenshouders snel verdwijnen.”
Bovengemiddeld presteren
Zowel Steenbreker als Leenaers stellen vast dat de plundering van de portemonnee van varkenshouders door de recente malaise niet betekent dat de financierbaarheid van toekomstplannen van ondernemers in het gedrang komt. De mogelijkheid om aan bedrijfsontwikkeling te doen, valt of staat echter wel met de bedrijfsprestaties. Steenbreker: „Alleen bedrijven die bovengemiddeld draaien, kunnen reserveren en extra financieringslasten dragen.
Een varkenshouder die gemiddeld presteert, heeft geen reserveringsmogelijkheden en kan dus niet verder komen dan ‘netjes op de winkel passen’. In de markt wordt heel makkelijk gezegd dat je per zeug wel tot 2.000 euro financiering kunt krijgen. Besef wel dat dit alleen is weggelegd voor ondernemers met een voerwinst van 125 procent.”
Leenaers vult aan dat het financieringsniveau moet passen bij prestaties en bedrijfsuitrusting. „Schuld en moderniteit van het bedrijf moeten in balans blijven. Voerwinst is de basis voor succes, maar na de voerwinst zijn de verschillen nog zeker zo groot. Denk aan arbeidskosten. Daarmee wordt steeds vaker het verschil gemaakt.”
De prijsmalaise van de afgelopen anderhalf jaar lijkt varkenshouders overigens niet te stimuleren om investeringsplannen te maken. Uit cijfers van Agridirect blijkt dat investeringsbereidheid afneemt. In 2007 had 35,1 procent van alle varkenshouders plannen om een stal te renoveren of nieuw te bouwen. In 2008 zakte dit percentage naar 32,3 procent. Opmerkelijk is dat juist bij vermeerderaars, waar de financiële pijn het grootst is, de investeringsbereidheid iets is toegenomen: van 32,6 naar 32,7 procent.
Tekst: Berrie Klein Swormink
Beeld: Agrio archief