Buitenlands geld voor redding Hongarije
De meeste varkenshouderijen in Hongarije zijn gehuisvest op voormalige staatsbedrijven. De gebouwen en de inrichting stammen vaak nog uit de jaren zeventig, moderne bloedlijnen ontbreken, technische resultaten blijven achter en de arbeidsproductiviteit is laag. Het aantal manuren per zeug of per vleesvarken ligt tweemaal zo hoog als het gemiddelde in de Europese Unie. Hongarije behoort in de EU tot de landen met de hoogste kostprijs.
Gemoderniseerde of nieuwgebouwde bedrijven hebben echter een kostprijs op of onder Nederlands niveau. Voorwaarde is adequaat, westers management. Weliswaar kost dat net zo veel als in Nederland, maar het levert forse besparingen op door minder medewerkers en lagere voerkosten. Graan kost 10 tot 15 procent minder als de varkenshouder het zelf teelt, of het na de oogst koopt en opslaat. Arbeid kost met een minimumloon van 260 euro netto minder. Geld lenen is echter een probleem; banken financieren pas na drie jaar renderend ondernemen.
Winst onder verwachting
Het voormalige staatsbedrijf in Hajdúböszörmeny, in het noordoosten van Hongarije, heeft een varkenstak met 650 zeugen en 11.500 vleesvarkens. „We hebben dezelfde problemen als de andere landen. De kosten stijgen, de prijzen dalen. De winst lag de afgelopen jaren ver onder verwachting”, zegt directeur Zoltán Erdélyi. Hij hoopt met Europese subsidie te kunnen investeren in een mestopslag die voldoet aan de EU-regels en in moderne, West-Europese technologie.
„We willen de productiviteit verhogen.” Het bedrijf telt door de week 24 medewerkers, in het weekend zestien. Het bedrijf bestaat uit 23 stallen. Daarvan zijn zes uitgerust als kraamstal, met individuele huisvesting voor de zeugen met biggen. De biggen van 28 tot 90 dagen oud zitten, sinds de laatste verbouwing in 2001, ingroepen van 30 tot 35 dieren. Ook de guste en dragende zeugen leven in groepen, met een uitloop met schaduw. In de zomer kan de temperatuur oplopen tot meer dan 40 graden.
Traditionele werkwijze
De varkens zijn kruisingen van een landras, Large White, Hampshire en Piétrain. Op een leeftijd van 90 dagen worden de beste geltjes uitgezocht voor vervanging van de zeugenstapel. De vervanging is 50 procent. Deze traditionele werkwijze komt nog veel voor in Hongarije vanwege de lage kosten. Modernere genetica verbetert wellicht de kwaliteit van de vleesvarkens, maar dat levert nauwelijks een hogere prijs op.
Slachterijen en vleesverwerkers richten zich daarvoor te veel op hun oude activiteiten: het verwerken van relatief vette varkens. Het voormalige staatsbedrijf zegt de vleesvarkens af te leveren op een levend gewicht van 111 kilo met een mager vleespercentage van 56 tot 57, maar in de stallen liggen ook vettere varkens. De gemiddelde groei in de afmestperiode is 640 gram per dag, maar varieert. In de zomer is de groei lager door de hitte. Ook zijn de groepen niet homogeen; de beste dieren groeien 740 gram per dag.
Het bedrijf beurde dit voorjaar 1,10 euro per kg, begin juni lag de prijs op 1,40 euro. Over 2007 was de kostprijs gemiddeld 1,20 euro, de opbrengst 1,36 euro. Het bedrijf verwacht dat de kostprijs in 2008 met 10 procent stijgt, met name door de hogere voerprijzen. Maïs is in prijs verdubbeld, soja is 50 procent duurder en zonnebloemzaden 240 procent.
Kritische grens
Hongarije staat bekend als varkensland, maar dat is gebaseerd op historie. Twintig jaar geleden gold de sector als modern en produceerde het land 10 miljoen vleesvarkens. Nu telt de varkensstapel nog 3,2 miljoen stuks en zit de sector tegen een kritische grens, is een van de conclusies van het rapport ‘Ontwikkelingen in de Hongaarse varkenssector’ van de LNV-raad in Boedapest.
De infrastructuur is nauwelijks overeind te houden, laat staan dat er geld is om te investeren in verbetering. Al snel na de overgang naar de vrije markteconomie, in 1989, halveerde het aantal dieren. De belangrijkste oorzaak was het wegvallen van de Russische exportmarkt. Veel varkensbedrijven stopten.
De slachterijen en vleesverwerkers privatiseerden en bleven daarbij kleinschalig. Ze kunnen niet concurreren met bedrijven in de omliggende landen door een technologische achterstand en te veel werknemers. Bovendien kunnen ze door hun schaal niet voldoen aan de leveringsvoorwaarden van de vaak grote supermarktketens in Hongarije.
Tekst: Harma Drenth
Beeld: Harma Drenth