Vermeerderaars kunnen afzet verbeteren
De biggenprijs kruipt weer uit het dal. De stijging verloopt echter zeer geleidelijk, om niet te zeggen: zeer traag. Want de export blijft achter en het aanbod van biggen blijft onverminderd groot. De bedrijven die het niet meer wisten te bolwerken, zijn voornamelijk de bedrijven met minder dan 300 zeugen, weet Cees Oostrom, varkens- en biggenhandelaar uit Loenen aan de Vecht. „Zij hebben hun productierechten verkocht aan grotere zeugenhouders.”
Vermeerderaars breiden uit
Het zijn de grote bedrijven waar nog groei zit. Vooral die van meer dan 600 zeugen. „Bedrijven die 500 biggen per week kunnen leveren, weten de kosten te drukken. Het is de massa die het interessant maakt.” In de vermeerdering wordt nog steeds fors uitgebreid, constateert Oostrom. „Meer zelfs dan in de vleesvarkenshouderij.”
De zeugenstapel blijft op peil. Rabobank-analist Albert Vernooij bevestigt dit beeld. „Je ziet het aan de aantallen geslachte dieren en aan de exportcijfers.” De biggenexport is iets afgenomen. „Er gaan wat meer biggen naar België. Wellicht dat handelaren of varkenshouders daar stallen huren omdat ze de dieren niet kwijt kunnen.” In België is over het algemeen meer leegstand.
Op Europees niveau neemt de zeugenstapel daarentegen behoorlijk af. Vernooij noemt zes landen waar de zeugenstapel fors is gekrompen, waaronder Denemarken (-9,6 procent), Spanje (-8,6 procent), Hongarije (-12,3 procent) en Polen (-19,6 procent). „Vanuit die landen zijn fors minder biggen beschikbaar.”
Vernooij verwacht dat daarom de varkensprijzen aan zullen trekken en daarmee uiteindelijk ook de biggenprijzen. „Als de vakantieperiode voorbij is gaan de slachterijen weer volop draaien en een wintervoorraad aanleggen.” De huidige noteringen lieten in de laatste week juli een lichte stijging zien. Vooral in het buitenland. De biggenprijzen zitten echter nog lang niet aan de richtprijs van 49 euro. Vleuten doet 26 euro, de NVV-prijs ligt inclusief toeslagen op 39 euro. Het duurt dus nog lang voordat er echt weer wat te verdienen valt.
Duitsers zijn akkerbouwers
Oostrom is minstens zo somber. Hij denkt dat de stijging erg langzaam gaat nu de vraag naar biggen sterk achter blijft bij het aanbod. Dat geldt voor heel Europa. „Vanuit Spanje is nagenoeg geen vraag.” Daar zijn ze inmiddels zelfvoorzienend en de Spanjaarden exporteren zelfs al biggen, weet hij. „In Duitsland zijn de varkensboeren vooral akkerbouwers. Die verbouwen liever graan dan dat ze varkens mesten. Zeker bij deze prijzen.” Van de andere kant is dit vooral een seizoensargument, beseft Oostrom.
„Wanneer straks de werkzaamheden op het land achter de rug zijn, hebben de Duitsers weer tijd voor hun varkens en zijn ze eerder geneigd om op te leggen.” Al blijft die drempel voorlopig nog hoog, gezien de voerkosten. Vooral Oost-Europese varkenshouders weerhoudt dit van de aankoop van biggen. „Voer is ontzettend duur en het wordt alleen maar duurder. Zolang de varkensprijzen niet aantrekken is er geen biggenmarkt”, stelt Oostrom.
Het is echt een kostprijsmarkt, beaamt Vernooij. „De voerkosten blijven voorlopig hoog, de varkensprijs moet dus nog verder omhoog zodat vleesvarkenshouders weer meer biggen gaan opzetten.” En daar zit hem ook volgens Oostrom de crux. „De vleesvarkenshouder kan wachten met opleggen tot de varkensprijzen aantrekken. De vermeerderaar zit altijd in een kwetsbaarder positie. Zij hebben constant te maken met een hoge kostprijs.”
Voorzichtige voorspelling
De hoge voerkosten belemmeren de vleesvarkensprijzen en daarmee de biggenprijzen. Nederland heeft daarmee juist een concurrentievoordeel binnen Europa. Vergeleken met de ons omringende landen profiteert de Nederlandse sector van relatief goedkopere grondstoffen zoals bijproducten uit de voedingsmiddelenindustrie. Plus een efficiënt ingerichte sector. Daarom bereikt Nederland het omslagpunt eerder dan de rest. Vernooij doet een voorzichtige voorspelling: eind dit jaar, begin volgend jaar valt er eindelijk weer iets te verdienen voor de Nederlandse zeugenhouder.
Ook Oostrom ziet het Nederlandse concurrentievoordeel. Al loopt het imago van de Nederlandse sector een stuk achter bij dat van de sectoren in andere Europese landen, meent hij. „De Deense sector staat veel hoger aangeschreven, onder meer omdat zij veel steun krijgen van de Deense politiek en de Deense banken. Als de politiek en de banken hun handen eraf trekken, stort de hele sector in.”
Nederland heeft dan wel een concurrentievoordeel op de voerkosten, „Hier hebben we de politiek en de maatschappij tegen”, merkt de handelaar. Qua concurrentiepositie scheelt het dus niet veel. „Alles gaat richting Duitsland. Daar moet het worden uitgevochten. En de Denen zijn daar vrij sterk. Zij leveren grote partijen biggen van 30 tot 35 kilo.”
Geweldig imago
Tot genoegen van Oostrom zijn de PVE (Productschappen, Vee, Vlees en Eieren) een biggenproject gestart. Ze hebben het LEI een rapport op laten stellen over de mogelijkheden en kansen op de Duitse biggenmarkt. „In het kader van de biggenpromotie”, licht Bonne van Dam van de Afdeling Markt toe. Van Dam noemt alvast enkele belangrijke aanbevelingen uit het rapport. Zo dient de Nederlandse sector beter te communiceren, vooral wat de gezondheid betreft.
„Denemarken heeft een geweldig imago. Aan Nederland zit nog een negatief luchtje.” Volgens hem komt dit vooral doordat de Denen schermen met hun SPF-status. „Dat is erg knap, want in feite houdt het niet zo ontzettend veel in. Je kunt al SPF zijn voor slechts één ziekte.”
Daarnaast zou de Nederlandse vermeerderaar beter rekening kunnen houden met de wensen van de afnemer. Wensen op het gebied van gewichtsklasse en wensen op het terrein van levermoment. „In de zomermaanden is de vraag nu eenmaal kleiner. Denen zijn beter in staat dat soort flexibiliteit te bieden.“
Artikel-10-status
Nederlandse vermeerderaars hebben de afzet naar Duitsland voor een belangrijk deel dus ook zelf in de hand, wil Van Dam maar zeggen. Toch zal de export vanaf januari ook vanzelf een impuls krijgen, gezien de artikel-10-status die Nederland dan krijgt. Dan zijn alle Nederlandse biggen welkom en niet alleen die van geselecteerde bedrijven. „Daarmee lost het probleem zich al voor een groot deel op”, stelt Van Dam.
Toch levert die status ook een risico op wanneer monitoringen en bloedmonsters niet meer nodig zijn. „We moeten er voor waken dat we niet zomaar alles aan Duitsland leveren.” Het komt dus neer op kwaliteitsbewaking, maar ook op communicatie. Opnieuw geldt hier Denemarken als voorbeeld. Denen zijn gewend hun klanten te informeren over de herkomst en de gezondheidsstatus, vertelt Van Dam. „Ze sturen attesten mee en een historie over de behandelingen.”
Handelaar Oostrom onderstreept de uitspraak van Van Dam. Volgens hem moeten Nederlandse vermeerderaars inderdaad meer rekening houden met hun klanten. Niet alleen door ze te informeren, ze dienen hun mentaliteit te veranderen, vindt hij. „Ze moeten rekening houden met de kwaliteit en uniforme koppels leveren. Biggen die afwijken moeten naar de slacht, niet naar de export.”
Tekst: Marc van der Sterren
Beeld: Susan Rexwinkel