Betere proportionering nodig in Zuid-Afrika
De Zuid-Afrikaanse varkenssector heeft twee gezichten. Aan de ene kant een kleine, zeer professionele groep van pakweg 150 commerciële varkenshouders met 110.000 zeugen op een totaal van 1,7 miljoen commerciële varkensplaatsen, jaarlijks goed voor 2,1 miljoen slachtingen. Aan de andere kant een grote groep kleine bestaansboeren, waarvan niemand weet hoeveel zeugen zij hebben.
„Maar bij een uitbraak van varkenspest in de Oostkaap zijn een half miljoen varkens geruimd, dat geeft een idee”, schetst de 52-jarige varkenshouder Gerard Braak, voorzitter van de South African Pork Producers Organisation (SAPPO).
Specialisatie neemt toe
De organisatie doet haar best om kleine varkenshouders te helpen. Braak: „De overheid wil meer zelfstandige zwarte varkenshouders, maar het gaat niet zo hard. De slachthuizen willen boeren die elke week zes-, zevenhonderd varkens afleveren.” Hij verwacht dat contractmesten opgang gaat maken.
De commerciële varkensboeren hebben gemiddeld vijfhonderd zeugen, maar bedrijven van 5.000 tot 8.000 zeugen zijn er ook. De specialisatie richting zeugenhouderij of vleesvarkens begint te groeien. Op jaarbasis worden er 2,1 miljoen varkens geslacht, goed voor 157.000 ton varkensvlees. Zuid-Afrika importeert jaarlijks ook 24.000 ton varkensvlees, vooral spare ribs voor de horeca, uit Europa (65 procent) en Canada (28,5 procent).
Zuid-Afrikaanse boeren moeten bij uitbreiding een milieueffectrapportage opstellen. De beschikbaarheid van water, hinder voor omwonenden, de aanwezigheid van oude graven op het terrein worden dan onderzocht. Ongeveer de helft van het vlees wordt verwerkt tot bacon en worstjes. Braak: „De buikenmarkt is hier groot door de Britse invloed, er zit veel spek en worst bij het Engelse ontbijt.”
Niet in onze cultuur
Toch wordt er relatief weinig varkensvlees gegeten: zo’n 3,7 kg per inwoner. „Vers varkensvlees zit niet in onze cultuur”, legt Braak uit. Dat is volgens hem terug te voeren op de Voortrekkers, de Hollandse en Duitse Boeren die vroeger met ossenwagens het land doortrokken. „Met rundvee en schapen, maar zonder varkens.”
Rund- en lamsvlees zijn nog altijd onder blanke Zuid-Afrikanen favoriet. Wel schakelen velen over op goedkopere kip, de populairste vleessoort onder zwarte Zuid-Afrikanen. Braak: „Varkensvlees is maar tien procent van de totale vleesconsumptie, terwijl het 60 procent goedkoper is dan lamsvlees.” Dat komt ook doordat er in het handelskanaal weinig aandacht is voor vers product. „Het wordt opgesneden tot karbonades en dat is het. Hier liggen kansen: meer gemaksproducten.”
Wekelijks 1.300 varkens
Braak boert op twee locaties. In Donkerhoek bij Pretoria houdt hij met zestig medewerkers 3.350 zeugen, die gemiddeld 23,5 biggen grootbrengen. De gespeende biggen verhuizen na twaalf weken naar zijn afmestbedrijf in Delmas,70 kilometer verderop, met 12.000 varkens. Wekelijks levert hij aan baconproducent Eskort 1.300 tot 1.400 varkens af op een levend gewicht van zo’n 105 kg (75 kg karkasgewicht). In Zuid-Afrika worden beren niet gecastreerd. De maximale slachtleeftijd is daarom 21 weken.
Braaks bedrijfsgebouwen zijn 50 jaar oud, maar hij moderniseert. Twee, drie jaar geleden was de maïs goedkoop, wat leidde tot een betere liquiditeit. Veel varkenshouders hebben daarna de voersystemen, klimaatbeheersing en hokinrichting aangepakt.
Braaks varkens vreten gemiddeld 3,6 kg voer (zelfgemengde maïs en soja) per kilo groei. Het voer kost 25 eurocent per kg, waarmee de voerkosten uitkomen op 90 cent. De overige kosten zijn 35 cent, waarmee er een marge overblijft van ruwweg 15 cent per kilo (huidige opbrengstprijs 1,40).
Topigs derde van de markt
Een paar jaar terug heeft Braak het zeugenbedrijf herbevolkt met ziektevrije dieren van het Zuid-Afrikaanse Topigs-kernfokbedrijf annex KI-station, waarvan hij aandeelhouder is. Met enkele vennoten verwierf de varkenshouder in 1995 de licentieovereenkomst van toen nog Dalland. Ze begonnen met 350 zuivere zeugen in vier lijnen. Nu omvat het Topigs-kernfokbedrijf 450 zeugen, is er een KI-station met 80 beren en twee vermeerderingsbedrijven voor C40-gelten (elk duizend zeugen).
„Met onze Topigs-genetica hebben we een derde van de markt”, stelt Braak. Van alle inseminaties wordt 90 procent gedaan met de Tempo-eindbeer en 10 procent met de Toppi. In oktober komen nieuwe beren en gelten uit Canada. Het andere deel van de markt is voor PIC. De overige varkenshouders gebruiken lokale stamboekberen.