Bezuinigen op voerkwaliteit vaak verkeerde strategie
Met genoegen constateren varkenshouders dat voerprijzen een dalende lijn vertonen. Toch vormt voer nog steeds een enorme kostenpost als je de voeruitgaven met voorgaande jaren vergelijkt. De LEI-notering voor vleesvarkensbrok (EW 1,08) was vorige maand 26,80 euro per 100 kg. Dit is 56 procent meer dan wat vleesvarkensbrok in 2005 kostte: 17,15 euro per 100 kg.
Het is dan ook logisch dat varkenshouders kritisch kijken naar mogelijkheden om minder geld uit te geven aan voer. Wie zijn oor te luister legt in de varkenshouderij, hoort dat overstappen naar een andere voerleverancier aan de orde van de dag is. Het is een onderwerp waar mengvoerbedrijven liever niet al te veel over kwijt willen.
Klanten lokken met goedkope merken
Veel bedrijven in de voersector lijken een soort ‘supermarktstrategie’ te hanteren. Dat wil zeggen: klanten lokken met goedkope winkelmerken om ze vervolgens te verleiden tot de aankoop van A-merken op voergebied. Deze kosten het meest, maar hebben niet altijd meer te bieden. Hierdoor kunnen forse verschillen in voerkosten per kg groei ontstaan
„Een voordeel voor varkenshouders is dat er tegenwoordig handige informatiesystemen zijn waarmee je maandelijks je kengetallen, ook wat je betaalt voor je voer, kunt vergelijken met die van collega’s elders in het land”, zegt Ruud Michels van Boerenbond Deurne.
Overigens is scherp inkopen niet de enige manier om de voerkosten zo veel mogelijk in de hand te houden. De technische resultaten, met name de benodigde hoeveelheid voer per kg groei, hebben ook veel invloed.
Verkeerde zuinigheid
„Juist om de technische resultaten niet negatief te beïnvloeden, moet je uitkijken voor verkeerde zuinigheid”, waarschuwt Bertus Oving, sectorspecialist varkenshouderij bij Agrifirm in Meppel. „Kiezen voor voeders waarmee je de behoefte van de dieren niet goed dekt, pakt uiteindelijk verkeerd uit.”
Oving wijst op computersimulaties van de Franse onderzoekster Nathalie Quiniou. Zij rekende door wat de effecten zijn van verschillende niveaus aminozuren in het voer bij wisselende grondstofprijzen (goedkoop, duur, en extreem duur). „Uit haar berekeningen blijkt dat juist bij hoge voerprijzen een verhoudingsgewijs luxe voerpakket economisch het interessants is. Dat is ook wel logisch.”
„Met luxe voeders kun je de laagste voederconversie bereiken. Als grondstoffenprijzen hoog zijn, is een luxe voerpakket verhoudingsgewijs goedkoper omdat de hoge kosten van synthetische aminozuren die je daarin veel gebruikt dan minder doortikken. Bovendien heeft een gunstige voederconversie bij een hoge voerprijs financieel grotere gevolgen.”
Omgekeerde keuze maken
Varkenshouderijspecialist Oving stelt vast dat veel varkenshouders juist geneigd zijn om de omgekeerde keuze te maken: ze proberen te komen tot een goedkoper voerpakket als de grondstofprijzen stijgen. Bijvoorbeeld door vroeger over te schakelen van startvoer op een vervolgvoer. ,,Per saldo leidt dat tot een lager rendement. Op de korte termijn merk je dat echter niet. Je denkt dat je financieel beter uit bent omdat je minder uitgaven hebt. Pas later blijkt dat de gemaakte keuzes leiden tot minder inkomsten”, aldus Oving.
Te vroeg overstappen op voer voor oudere dieren is niet gunstig voor de voerkosten per kg, maar te laat nog minder. „Schakelen op de juiste momenten is dan ook van essentieel belang”, benadrukt Michels van Boerenbond Deurne. „Belangrijk is om zo gericht mogelijk te voeren. Dus zorgen dat iedere diercategorie het best passende voer krijgt. Op veel bedrijven kan dit beter. Bijvoorbeeld door over te stappen van een driefasen naar een vierfasenvoerpakket en door borgen en gelten apart voer te verstrekken.”
Fokkerijkoers niet zo gunstig
Met het oog op het verlagen van de voerkosten lijkt de fokkerijkoers die in Nederland de afgelopen jaren gevolgd is, minder gunstig uit te pakken. De genetische capaciteit van vleesvarkens om te vreten is flink toegenomen. Dit uit zich in een toename van de gemiddelde voeropname per dag.
Uit cijfers van Agrovision blijkt dat de voeropname van Nederlandse vleesvarkens tussen 1999 en 2008 is gestegen van 2 tot 2,16 kg per dag. En helaas lijkt dit ten koste te gaan van de voerconversie. Die staat de laatste jaren onder druk. De voederconversie is opgelopen van 2,64 een paar jaar geleden tot 2,76 nu.
‘Moderne’ vleesvarkens blijken in de tweede helft van de mestperiode zo veel voer naar binnen te werken dat ze het niet meer efficiënt kunnen omzetten in de gewenste groeisamenstelling. ,,Hier ligt een gezamenlijke taak voor fokkerij en voerindustrie om deze trend om te buigen”, stelt Oving.
Vaker keuze voor droogvoer
Zowel het streven om het juiste voer op het juiste moment te verstrekken als de toenemende noodzaak om varkens (in de tweede helft van de afmestperiode) beperkt te kunnen voeren, zijn factoren die pleiten voor verdergaande automatisering bij het voeren van varkens. ,,Als je praat over langere termijnkeuzes die varkenshouders kunnen maken om te komen tot een gunstiger voerrendement, dan hoort investeren in voerautomatisering daar zeker bij”, zegt Oving.
Hierbij valt zowel te denken aan een computergestuurde droogvoerinstallatie (CDI) als een brijvoerinstallatie. Oving constateert dat vleesvarkenshouders momenteel vaker kiezen voor een droogvoerinstallatie dan voor een brijvoersysteem. ,,Arbeidsefficiëncy is daarbij een belangrijk argument. Met droogvoer heb je toch minder rompslomp dan met brijvoer. Bovendien zijn natte bijproducten maar weinig voordeliger meer dan droge grondstoffen”, aldus Oving.
Michels tekent aan dat verregaande voerautomatisering alleen interessant is als een varkenshouder ook werkelijk van de mogelijkheden gebruik maakt. ,,Dergelijke systemen vragen veel van een ondernemer. De praktijk wijst uit dat sommigen beter af zijn met een simpeler voersysteem.”
Inspelen op markt
Een voordeel van zowel een CDI als een brijvoerinstallatie is dat je makkelijker kunt inspelen op ontwikkelingen die zich voordoen op de markt van veevoergrondstoffen. ,,Met een CDI heb je de mogelijkheid om mengvoer te combineren met enkelvoudige grondstoffen. Dat kan op een markt met dalende prijzen, zoals momenteel het geval is, heel aantrekkelijk zijn.”
„Mengvoerleveranciers lopen altijd enigszins achter met het doorgeven van prijsdalingen omdat ze zich altijd voor een paar maanden vooruit ingedekt hebben. ,,Voor een varkenshouder kan het daarom nu interessant zijn om bijvoorbeeld een partij gerst in te kopen en die te combineren met bijpassend mengvoer.”
Beren mesten
Beren zijn de meest efficiënte groeiers. Ook aan het eind van de mestperiode blijven ze bij een hoge voeropname groeien zonder te vervetten. Beren mesten is dan ook zeker het overwegen waard voor wie streeft naar een zo gunstig mogelijke voerbenutting.
Onlangs verruimden enkele slachterijen het optimale gewichtstraject van hun berenprogramma door de bovengrens te verhogen van 85 naar 90 kg. „In combinatie met hoge voerprijzen maakt dit het mesten van beren voor een flinke groep mesters financieel interessant”, zegt Oving van Agrifirm. „Wie één keer per week aflevert kan bij de nieuwe maximum gewichtsgrens theoretisch een gemiddeld geslacht gewicht van 87,5 kg halen. In de praktijk zul je daar iets onder blijven maar 85 kg geslacht gemiddeld is haalbaar.”
Oving benadrukt dat vleesvarkenshouders die overwegen beren te mesten wel de mogelijkheid moeten hebben om eens per week te leveren om zo veel mogelijk dieren in de buurt van het maximum in het optimale gewichtstraject af te kunnen leveren.
Tekst: Berrie Klein Swormink
Beeld: Agrio archief