‘Alleen mestverwerking is altijd te duur’
„De afgelopen twintig jaar zijn er in Nederland vele initiatieven genomen op het gebied van mestverwerking. Er is bijna niets van over. Waarom denk je dat jullie plan wel zal slagen?” Toen Jan Schokker, voorzitter van coöperatie Biogreen in Heeten, een paar jaar geleden de plannen van Biogreen openbaarde aan mensen van Rabobank Nederland, kreeg hij met kritische vragen te maken.
„En terecht. Als je alleen aan mestverwerking doet, is het altijd te duur. In ons geval is het de combinatie energieproductie door vergisting en productie van meststoffen die deels als kunstmestvervanger afzet kunnen worden, die onze installatie interessant maakt”, vertelt Schokker in zijn sobere kantoortje bij de installatie van Biogreen in Heeten. Een weeïge lucht van varkensmest geeft de koffie een bijzonder aroma.
Vergunningen-traject
Coöperatie Biogreen is een samenwerkingsverband van 50 varkenshouders in Salland. Al in 2002 staken ze de koppen bij elkaar om samen iets te doen aan de afzetproblematiek van mest. Op het terrein van loonbedrijf Jansen in Heeten vond Biogreen een geschikte plek om een mestverwerkingsinstallatie te bouwen. Er volgde een stroperig traject dat vier jaar duurde om alle vergunningen rond te krijgen. Biogreen kon op het nippertje nog gebruik van maken van de MEP-regeling om subsidie te krijgen voor de productie van ‘elektriciteit’.
Bijna een jaar is de zes miljoen euro kostende installatie nu in bedrijf. Coöperatievoorzitter Schokker bemoeit zich intensief met de dagelijkse gang van zaken bij de mestverwerker. Vrijwel iedere middag is Schokker een paar uur ter plekke om allerlei dingen te regelen.
Het afgelopen jaar is de techniek in fases in gebruik genomen. „We begonnen met het opstarten van de vergister en dat proces kregen we al snel goed in de vingers. Binnen drie maanden zaten we aan de maximale elektriciteitsproductie van 1,9 megawatt”, vertelt Schokker. Door de sterk gestegen maïsprijzen is het coproductenpallet wel veranderd. In plaats van 300 hectare snijmaïs gaat er nu op jaarbasis nog slechts 100 hectare maïs door de Sallandse vergister. Andere producten, als graan- en graszaadschoonsel en gedroogde pluimveemest, nemen de rol van maïs over.
Wennen aan techniek
Ook de vervolgstappen na vergisting kwamen goed op gang. „Natuurlijk moesten we wennen aan de techniek. Zo was het bijvoorbeeld nodig om de filters in de ultrafiltratie-apparatuur aan te passen aan het drogestofgehalte in de mest.”
Heel recent is de installatie in Heeten uitgebreid met een drooginstallatie die het drogestofgehalte van de stapelbare mest opvoert tot 80 procent. Schokker laat op zijn hand zien een rul droog mestproduct zien. „Hiermee kunnen we de exportmarkt op.”
Biogreen huurt medewerkers van loonbedrijf Jansen in om de benodigde werkzaamheden bij de mestverwerkingsinstallatie te verrichten. „Dat maakt ons erg flexibel. Op momenten dat hier minder te doen is, kunnen de medewerkers voor het loonbedrijf aan de slag.” Inclusief de chauffeur op de vrachtwagen die dagelijks ruim 200 kuub mest aanvoert, biedt Greenpower werk aan ongeveer 2,5 fte’s.
Kunstmestvervanger
Ondanks alle positieve geluiden is nog niet alles koek en ei bij Biogreen. Een belangrijk uitgangspunt bij de economische onderbouwing van de installatie is de mogelijkheid om een deel van de eindproducten, af te kunnen zetten als vervanger van kunstmest. Daarbij gaat het met name om de N- en K-rijke vloeibare mest zonder organische stof die overblijft als eindproduct van omgekeerde osmose.
De bestuurders van Biogreen hadden er op gerekend dat ze vanaf 1 februari dit jaar vloeibare mest als kunstmestvervanger zouden mogen afzetten. Dat is niet gelukt. Inmiddels lijkt het ministerie van LNV alle seinen op groen te zetten voor een tweejarig proefproject met kunstmestvervangers dat per 1 februari 2009 zou kunnen beginnen. LNV biedt ruimte voor toepassing van kunstmestvervangers op 20.000 hectare.
Voorzitter Schokker heeft geen ingewikkelde berekeningen nodig om duidelijk te maken dat een gedeeltelijke afzet van eindproducten als kunstmestvervanger cruciaal is voor Biogreen. „In de huidige situatie moeten we als onze eindproducten afzetten als dierlijke mest. Op de huidige mestmarkt betekent dat een kostenpost van globaal 18 euro per kuub af te zetten product. Dat loopt ons enorm voor de voeten. Als we ruimte krijgen om de 12.000 kuub uit omgekeerde osmose te verkopen als kunstmestvervanger, dan levert ons dat 10 euro per kuub op in plaats van een kostenpost van 18 euro per kuub. Gerekend over al onze producten kunnen de afzetkosten voor de 70.000 kuub die we aanvoeren dan omlaag tot gemiddeld ongeveer 1 à 1,50 euro per kuub.”
Digestaat-kosten omlaag
De leden van Biogreen betalen nu 14 euro per kuub mest die ze leveren aan Greenpower. Voorzitter Schokker verwacht dat dit bedrag omlaag kan naar ongeveer 7 euro als de afzet van eindproducten als kunstmestvervanger op gang komt.
„Ook voor de toekomst van biovergisters is het essentieel, dat niet alle digestaat als dierlijke mest de markt op moet”, stelt Schokker. „De overheid kan zich veel subsidiegeld besparen door op dit punt mogelijkheden te scheppen. Vergistingsinstallaties zijn veel sneller rendabel te rekenen als de digestaat-kosten omlaag gaan.”
Schokker kan zich wel voorstellen dat de overheid voorzichtig is met het toestaan van kunstmestvervangers om de derogatie niet in gevaar te brengen. „Die kunnen we nog niet missen. Maar de overheid moet ook rekening houden met de kabinetsdoelstelling om de CO2-uitstoot en het gebruik van fossiele brandstoffen te verminderen. Op dat punt is enorm veel te winnen als je kunstmest kun vervangen door producten die je maakt via mestverwerking. ,,Het maken van één kilogram kunstmeststikstof kost 1,3 kuub aardgas. Bij ons levert iedere kg stikstof juist gas op.”
Vloeibare kunstmestvervanger
Het afgelopen jaar heeft Biogreen al geëxperimenteerd met de vloeibare kunstmestvervanger op akkerbouwpercelen. „We moesten de akkerbouwers daar wel voor betalen omdat de vloeibare mest ten koste ging van hun aanvoerruimte voor dierlijke mest. Maar we vinden het belangrijk om ervaring op te doen. Vooral aardappelen lijken heel goed uit de voeten te kunnen met onze meststof.”
Ondanks het feit dat de Greenpower-installatie nog nauwelijks een jaar in bedrijf is, zijn Schokker en zijn collega-bestuurders al volop in de weer met toekomstplannen.
Onlangs sloot Biogreen een convenant met energiebedrijf Essent voor de verwarming van een nieuwe wijk van Deventer. „We benutten momenteel de warmte van één WKK zelf. De warmte van de tweede WKK vliegt ongebruikt de lucht in.”
De afspraken met Essent betekenen mogelijk een complete verplaatsing van één WKK-installatie naar Deventer. ,,Samen met Essent zijn we tot de conclusie gekomen dat het efficiënter is om gas over een afstand van 10 kilometer te transporteren dan warmte. Ik denk zelf dat dit een tussenstap is. Op den duur moeten we toe naar een situatie waarbij we ons groene gas kunnen toevoegen aan het aardgasnet”
Ruimte voor uitbreiden
Biogreen denkt ook aan uitbreiding. Het regionale mestoverschot loopt de komende jaren op en steeds meer veehouders zijn geïnteresseerd in het aanbieden van hun mestoverschot. Schokker merkt dat ook rundveehouders zich in toenemende mate melden op de mestmarkt. „De melkveehouderij staat aan de vooravond van een flinke opschaling. Bedrijven met twee-, driehonderd koeien hebben belang bij mestverwerking. Zeker als ze een deel van het eindproduct op het eigen bedrijf kunnen benutten als kunstmestvanger.”
Voor Biogreen is het de vraag of een eventuele uitbreiding wel op de huidige locatie moet gebeuren. „Nu voeren we alle mest aan uit een gebied met een straal van ongeveer tien kilometer rond de installatie. Uit het oogpunt van efficiënt werken en zo min mogelijk energie verbruiken, willen wat gebied het liefst niet groter maken. Misschien is het wel slimmer om een tweede installatie op een andere plek in Salland te plaatsen.”
Schokker tekent aan dat dit makkelijker gezegd dan gedaan is. Er zijn maar weinig plekken te vinden waar je een milieuvergunning voor een mestverwerkinginstallatie kunt krijgen. „Ook op dat punt zou de overheid stappen moeten zetten. Het verkrijgen van vergunningen is in Nederland enorm lastig en tijdrovend.”
Zo werkt het
Greenpower, de installatie van Biogreen in Heeten,kan op jaarbasis 60.000 kuub mest en 10.000 kuub bijproducten voor covergisting verwerken. Aangevoerde mest gaat allereerst de vergistingsinstallatie in. De vergister levert voldoende gas om twee warmtekrachtkoppelingsinstallaties (WKK’s) met een totaal vermogen van 1,9 megawatt elektriciteit aan te drijven.
Het digestaat dat overblijft na vergisting van mest en coproducten, komt terecht in een zogenoemde decanter. Dit is een mechanische mestscheider. De dikke fractie die uit de decanter komt, is stapelbaar en bevat ongeveer 30 procent droge stof.
Een drooginstallatie gebruikt warmte die vrijkomt in een WKK om het drogestofgehalte van de vaste mest op te hogen tot 80 procent.
De dunne fractie die de mestscheider verlaat, komt terecht in een ultrafiltratie-installatie. Hierbij wordt vloeistof onder druk door membranen geperst. De laatste zwevende delen uit de vloeistof, organische stof met fosfaat, blijven achter in een concentraat.
Het zogenoemde permeaat ondergaat vervolgens een omgekeerde osmose. Deze techniek scheidt opgeloste zouten van water. De omgekeerde osmose levert twee producten op: 1. vrijwel schoon water op dat geloosd mag worden op het riool; en 2. een vloeibare meststof zonder organische stof met vooral N en K.
Tekst: Berrie Klein Swormink
Beeld: Susan Rexwinkel