Ondernemen in Denemarken wisselend succes
Boerderij Damgaard is makkelijk te vinden, ook al ligt de varkenshouderij verscholen in een van de vele immense dennenbossen van Jutland. De Nederlanders Jan en Elly Groot Boerle wonen in een prachtig natuurgebied, waar het barst van het de flora en fauna en zelfs enkele tientallen kroonherten ronddolen. Alleen de everzwijnen ontbreken. Het Noordzee-Oostzeekanaal, dat Jutland scheidt van West Europa, is een natuurlijke barrière. De wilde varkens die er toch overheen komen, worden zonder pardon doodgeschoten.
De route die vanaf de doorgaande provinciale weg naar Damgaard leidt, slingert kilometerslang heuvel op, heuvel af door de bossen. Pas als het dorpje Vrads in de buurt van Damgaard opdoemt, krijgt de streek het aanzien van een landbouwgebied. Enkele honderden hectares zandgrond worden er bewerkt. Een groot deel door Jan Groot Boerle. De zandweg naar zijn bedrijf wordt gemarkeerd door twee enorme stenen uit de IJstijd. Enkele tientallen meters verderop ligt de boerderij, met een binnenplaats in een U-vorm. Op de achtergrond torent een tientallen meters hoge, blinkende roestvrijstalen torensilo van Amerikaanse makelij boven het bedrijf uit.
Moeizame vergunningverlening
Deze schets van de omgeving geeft precies weer wat het ondernemen in Denemarken anders maakt dan in Nederland: de enorme ruimte, de grondgebondenheid en de daarmee verbonden voedergewassenteelt. Deze gewassen worden op het eigen bedrijf gevoerd. Al is er in Denemarken veel meer ruimte dan in Nederland, (de bevolkingsdichtheid op Jutland bedraagt nauwelijks een tiende van de gemiddelde bevolkingsdichtheid in Nederland-), toch hebben Jan en Elly Groot Boerle net als in Nederland te maken met strenge regelgeving.
„Natura 2000 kennen we hier ook”, zegt Jan. „Ze weten allerlei bijzondere soorten planten te vinden die moeten worden beschermd. De vergunningaanvraag duurt verschrikkelijk lang. We hebben er drie jaar over gedaan om biggen van 7 kg te mogen opleggen. Dat was voor ons de enige manier om op deze locatie nog uit te breiden. Meer dan 5.000 vleesvarkens mogen we hier niet houden. Sinds de vergunningverlening van de provincie naar het gemeentelijk ambtenarenapparaat is verplaatst, is het erger geworden. Het is voor niemand goed, alleen de ambtenaren worden ermee aan het werk gehouden.”
Aan de Deense koffietafel op boerderij Damgaard, voorzien van veel gebak en koffie, zijn de Nederlanders Jan en Joke Memelink ook aangeschoven. Zij zijn speciaal voor de gelegenheid in de auto gestapt. Op ongeveer een uur rijden richting het noorden, nabij de stad Randers, hebben ze een gemengd bedrijf met bijna 200 hectare goede kleigrond en 2.000 vleesvarkens. Vanuit het Achterhoekse Eibergen trokken ze eind jaren negentig naar Denemarken. Ook Elly en Jan Groot Boerle emigreerden in die tijd vanuit Oost-Nederland. Jan en Joke Memelink hebben in tien jaar tijd de omvang hun bedrijf niet veel vergroot. Joke legt uit: „Het is hier alles of niets. Wij willen een gezinsbedrijf dat we met ons tweeën kunnen doen. De bank geeft geen geld voor een kleine uitbreiding. Alleen als we in het groot verder gaan, kunnen we geld krijgen.”
Rendement neemt af
De avonturiers klagen niet. In tien jaar tijd is de waarde van het bedrijf dat ze kochten fors gestegen. De prijs van landbouwgrond klom van circa 5.000 euro naar 20 tot 40.000 euro per hectare vanwege de goede verdiensten in de varkenshouderij en de vraag naar grond vanuit de melkveehouderij. Joke: „In Denemarken is de grond op sommige plekken duurder geworden dan in Nederland. Dat is naast de veranderde belastingwetgeving ook de reden dat geëmigreerde melkveehouders terugkeren naar Nederland.”
Jan Memelink vraagt zich af wat het effect is van de kredietcrisis op de grondmarkt. „Ze zeggen dat de grondprijs kan halveren. Maar als dat gebeurt, gaat de landbouw failliet want er is zóveel gefinancierd op de waardestijging van de grond. Halvering van de grondprijs kan de Deense agrarische sector niet trekken. Ik denk dat de kredietcrisis en de dalende grondprijs tijdelijk is. Op lange termijn komt er vraag naar grond vanuit de melkveehouderij. Als het melkquotum eraf is, wordt de grondgebondenheid de beperkende factor voor groei van melkveehouders.”
Het is te hopen voor de geëmigreerde ondernemers, want het rendement van de varkenshouderij is in Denemarken de laatste jaren niet beter dan in Nederland. Mestafzetkosten kennen de Deense Nederlanders niet (is mestafzet echt zo duur geworden in Nederland?, vragen ze enigszins verbaasd ), maar de uitbetalingprijs van de coöperatieve monopolist slachterij Danish Crown blijft achter bij wat in Nederland en Duitsland wordt betaald. „Nu kloppen ze zich op de borst dat ze eindelijk net zoveel uitbetalen als in Duitsland, maar dat is noodzaak. De slachterijen in Denemarken worden onvoldoende benut.”
Slachterijen bellen om varkens
Jan Groot Boerle en Jan Memelink vullen elkaar beurtelings aan in hun kritiek op Danish Crown. Jan Groot Boerle: „De laatste tijd word ik gebeld door slachterijen om varkens. Dat was vroeger ondenkbaar. Maar de export van biggen en vleesvarkens naar Duitsland heeft een dusdanige omvang aangenomen dat de wal het schip keert.” Sinds enige tijd zijn beide varkenshouderijen (deels) van afnemer veranderd.
Ze doen zaken met slachterij Jutland Meat. De Nederlandse eigenaar Frans Stortelder (voormalig directeur van slachterij Sturko in Doetinchem) nam dit bedrijf enige jaren geleden over van Danish Crown. Vanwege te grote marktdominantie was de coöperatie verplicht bedrijfsonderdelen te verkopen. De Nederlanders varen er wel bij, want ze kunnen lezen en schrijven met vertegenwoordiger Henk Mentink, ook een Nederlander. „Bij Jutland Meat gaat het er ontspannen aan toe. Bij het laden van varkens ben je geen nummer en er wordt minder strak in schema’s gewerkt.”
„Als Danish Crown varkens ophaalt, gaat de gps satellietbesturing en de tijdsklok lopen, zodra de laadklep naar beneden gaat. Je wordt gestimuleerd om de varkens zo snel mogelijk met veel stress de vrachtwagen op te jagen. Dat kan toch eigenlijk niet. Ook bevoordelen ze de grote bedrijven met kwantumtoeslagen. Kleine bedrijven duwen ze de grond in.”
Deens voersaldo beter
De Nederlandse varkenshouders zien hun bedrijven niet als grote ondernemingen, ook al bewerken ze een voor Nederlandse begrippen grote oppervlakte van meer dan 150 hectare grond. Bovendien doen ze alles zelf: de loonwerker komt er niet of nauwelijks aan te pas. Of de grondgebondenheid de kostprijs drukt, vergeleken met de Nederlandse varkenshouderij, weten ze niet. De voerkosten bedragen zeker geen 50 procent van het totaal, zoals in Nederland wel voorkomt, maar de kosten die de teelt van de voedergewassen met zich meebrengen zijn moeilijk te specificeren.
Jan Groot Boerle: „Ik doe het landwerk er met plezier bij. Alleen in de stal werken, is niks voor mij. Heerlijk om ’s zomers op de combine het graan te dorsen, zeker als de opbrengst en de kwaliteit meevalt. Dit jaar viel het tegen.” Voor Jan Memelink geldt hetzelfde. Het landwerk maakt de veehouderij aantrekkelijker. Wel zoeken beide bedrijven stagiaires voor het trekkerwerk in de oogstperiode. Jan Groot Boerle heeft van Jan Memelink geleerd hoe je het eigen geteelde graan op het eigen bedrijf kan toepassen.
Joke Memelink: „Na de oogst laat je monsters nemen van het graan en in de loop van het seizoen doe je dat nog een paar keer. Op basis van deze uitslag laat je de mineralenaanvulling samenstellen.” Vitamine E is heel belangrijk, vult Jan Groot Boerle aan. Ook het percentage soja in het rantsoen is afhankelijk van de kwaliteit van het graan. Groot Boerle moet meer soja aanvullen dan zijn collega’s, die graan telen op vruchtbare kleigrond. Dat scheelt ongeveer 2 procent soja op het totale rantsoen.
Voer voor een heel jaar
„Ik boer op schrale zandgrond. Dat merk je in het percentage ruw eiwit. Dat is lager. Dat heb ik in de loop der jaren ondervonden. Het voer werd goed gevreten en toch was de groei niet hoog genoeg.” Groot Boerle investeerde enkele jaren geleden in een 750 ton grote Amerikaanse voersilo, die zijn bedrijf nu in de wijde omgeving aanzien geeft. „Daar kan ik het hele jaar mee vooruit.”
„Eigen graan voeren is rendabel, al variëren de technische resultaten wel meer. Ik maak gebruik van een brijvoerinstallatie, met wei en aardappelstoomschillen. Toen ik in het verleden alleen maar mengvoeder voerde, waren de resultaten het best. Heel weinig sterfte en de hoogste groei. Nu koop ik alleen nog speciaalvoeder voor biggen. Met eigen geteelde graan is het voersaldo beter, denk ik.”
Graag Nederlandse maïs
Jan en Joke Memelink denken er net zo over. Zij voeren met een droogvoerinstallatie en bestellen een mix van mineralen en soja bij een Deense voerleverancier. Graag zouden de Nederlanders maïs in het rantsoen opnemen. Ervaringen uit het verleden hebben hen geleerd dat de technische resultaten daardoor verbeteren. Zowel het vleespercentage als de voederconversie stijgt. Maar de teelt van maïs als corn cob mix is in Denemarken moeilijker.
Jan Groot Boerle overweegt om het volgend seizoen te proberen. „Ik denk wel dat ik lange tijd moet beregenen om een goed product te krijgen.” Nu bestaat het bouwplan van beide Nederlandse bedrijven voor het overgrote deel uit wintergranen, zoals triticale, gerst en tarwe. Memelink verbouwt ook andere akkerbouwgewassen.
Naast de grondgebondenheid en het bijbehorende voermanagement valt de SPF status van beide bedrijven op. Jan Memelink: „De biggen zijn wel duurder, maar de resultaten zijn ook een stuk beter. Ik had op een gegeven moment veel problemen met ziekte onder de varkens. Toen heb ik de stal een paar maanden leeg laten staan en ben overgeschakeld op SPF varkens. Daarna waren de problemen over en sindsdien is het sterftepercentage gedaald naar 2 procent.”
Biggenprijs schommelt minder
Ook op boerderij Damgaard heeft de SPF status zijn intrede gedaan. De inkoopprijs ligt hoger maar de verkoopprijs ook, denkt Groot Boerle. De Deense Nederlanders prijzen zich gelukkig met de biggenprijspool die Denemarken kent. Daardoor schommelt de biggenprijs minder sterk. Door de biggen deels op de vrije markt en deels via de pool in te kopen, doen ze aan risicospreiding.
Tien jaar ondernemen in Denemarken heeft de Nederlanders succes, zij het wisselend, en veel ervaring opgeleverd. „Het barst hier van de Nederlandse melkveehouders, maar zover wij weten zijn wij op een enkel ander bedrijf na de enige Nederlandse varkenshouders in Denemarken. Dat er eind jaren negentig niet meer mensen ons voorbeeld hebben gevolgd, begrijpen we eerlijk gezegd niet”, besluit Joke Memelink het verhaal.