Kwaliteit MER matig
De doorlooptijd van een MER-procedure vanaf de startnotitie tot aan het uitbrengen van een afgerond toetsingsadvies voor varkenshouderijen loopt sterk uiteen. Uit een overzicht van bedrijven in Noord-Brabant verschilt het tijdsbestek van 9 tot 32 maanden.
Volgens directeur Veronica ten Holder van de Commissie voor de MER komt dat deels door de complexiteit van veel milieuwetgeving en nieuwe wetgeving. „Wetgeving verandert snel. Nu speelt bijvoorbeeld de aanscherping rond Natura 2000-gebieden en de Wet Geurhinder. Voor een individueel bedrijf of een adviesbureau is dat soms ontoegankelijke materie.”
Onzorgvuldige informatie
Het maakt voor een ondernemer uit welk adviesbureau hij in de arm neemt. De kwaliteit van de bureaus verschilt nogal. Dat leidt tot onvolledige informatie of foutieve rekenmethodes, waardoor de Commissie voor de MER om aanvullingen moet vragen. Dat gebeurt soms tot drie keer toe. „Uit ons overzicht in Noord-Brabant blijken zeven aanvragen binnen 15 maanden afgehandeld te zijn.”
„Bij drie aanvragen heeft het zeer lang geduurd. Wij adviseren initiatiefnemers goed te kijken naar de kwaliteit van het adviesbureau. Onnodig lange procedures kunnen dan voorkomen worden”, aldus Ten Holder. Coen Balduk, secretaris van de MER-werkgroep intensieve veehouderij, verklaart de matige kwaliteit door ondeskundigheid en onervarenheid van sommige adviseurs en haastwerk.
„Door onder andere de IPPC-richtlijn en de aanwijzing van landbouwontwikkelingsgebieden zagen we in 2007 een stijging van de aanvragen met 60 procent. Dat zorgde voor drukte bij adviesbureaus en onzorgvuldigheden.” In 2008 daalde het aantal adviezen van 68 naar 56. Daarvan bestond de helft uit daadwerkelijke toetsingen en de andere helft uit adviezen voor richtlijnen bij de start van een MER-procedure.
Verkeerde rekenmethoden
Het gaat vaak fout bij het aangeven van de effecten van ammoniakuitstoot op natuurgebieden. Adviseurs gebruiken vaak de verkeerde rekenmethode. Bij luchtkwaliteit, waarvoor de regelgeving in ontwikkeling is, speelt volgens Balduk iets soortgelijks. „Adviesbureaus zijn niet altijd op de hoogte van de laatste actualiteiten. In het ‘advies voor richtlijnen’ dat wij afgeven bij de startnotitie, geven wij aan dat er nieuwe regelgeving aan komt. Dat geldt ook voor de rekenmethode die ze moeten gebruiken. Voor ons is niet duidelijk waarom een adviesbureau daar dan niets mee doet of voor een andere methode kiest. Dat werkt uiteindelijk vertragend.”
Sommige vertraging kan een individuele ondernemer, ondanks een goed adviesbureau, niet voorkomen. Dat speelt vooral rond Natura 2000-gebieden. Ten Holder: „De beheerplannen rond deze gebieden moeten aangeven wat de mogelijkheden zijn voor een individueel bedrijf. Zelfs als een ondernemer alles uit de kast trekt op het gebied van luchtwassers en andere milieumaatregelen kan het zijn dat het effect op natuurgebieden te groot blijft, om er ontwikkeling mogelijk te maken.”
Gemeenten en provincies moeten volgens Ten Holder snel met een gebiedsgerichte benadering komen en aangeven waar wel en waar geen mogelijkheden liggen voor ondernemers. Daarmee voorkomen ze het onnodig opstarten van een MER-procedure waarbij een negatieve uitkomst al vast staat.
Aanpassing wetgeving
De politiek bemoeit zich ook met de MER-procedure en wil die moderniseren. Er ligt sinds oktober 2008 een voorstel van de ministeries van Vrom, LNV en OC&W bij de Tweede Kamer voor vereenvoudiging. De verplichting van het opstellen van een startnotitie en het vaststellen van het advies van richtlijnen vervalt. Ook de inspraakmogelijkheid door derden op de startnotitie verdwijnt daarmee. „De voorfase van de MER is in Nederland zwaarder aangezet dan in de rest van de Europese Unie.”
„Het kabinet wil dat gelijk trekken. Wij staan daar positief tegenover, mits vrijwillige advisering mogelijk blijft. Anders bestaat de kans dat procedures binnen de intensieve veehouderij verder vertragen, omdat ondernemers minder handreikingen krijgen voor het opstellen van een MER”, aldus Ten Holder.
Ook de verplichte toetsing via een MER-commissie van het opgestelde MER voor een vergunning Wet Milieubeheer verdwijnt. Alleen voor complexe projecten en strategische plannen blijft die verplichting. „Projecten met mogelijke gevolgen voor Natura 2000-gebieden zijn aangemerkt als complex project. Een aanpassing van een bedrijf op 10 kilometer afstand van een dergelijk gebied, kan een effect hebben. Bijna alle vergunningsaanvragen voor de intensieve veehouderij die onder de oude wet MER-plichtig zijn, zullen dat ook onder de nieuwe zijn”, stelt Balduk.