In twintig jaar van niets naar 500 fokzeugen
Als kleine jongen wist John Lorist al dat hij boer wilde worden en wel varkenshouder. Volgens de ondernemer is het een leuke sector omdat de varkenshouderij kennisintensief is en er veel automatisering aan te pas komt. „Ondanks dat blijft de varkenshouderij een ambacht.”
Tijdens de zoektocht naar een geschikt bedrijf doorkruisten John en Threa Lorist heel Nederland. Ze waren specifiek op zoek naar een bedrijf in een extensief varkensgebied. Daar hadden ze drie redenen voor: de afzet van mest, het handhaven van de diergezondheid en de lagere prijzen van de bedrijven. Uiteindelijk kochten de ondernemers in 1985 een vermeerderingsbedrijf met 100 zeugen in Hemelum (Fr.). In Hemelum ligt het dichtstbijzijnde bedrijf met varkens op 7 kilometer afstand.
Rechten veiliggesteld
Het bedrijf kon een frisse wind gebruiken. Er was sprake van achterstallig onderhoud. „Het was een grote bende.” Het eerste jaar dat de ondernemers op het bedrijf zaten, hebben ze de stallen opgeknapt. De plannen om daarna te gaan groeien vielen in duigen door de in 1986 ingevoerde Interimwet.
Gelukkig wist Lorist enkele varkensrechten veilig te stellen door bij de buren een biggenstal te huren en daar vleesvarkens in te huisvesten. De jaren daarna groeide het bedrijf stapje voor stapje. Het idee was toen door te groeien naar 200 zeugen gesloten.
„Een bedrijf met 140 zeugen was het grootste bedrijf van de studieclub.” Totdat de ondernemer doorkreeg dat het slimmer was een plan op de langere termijn te maken. Dit leidde tot een tienjarenplan dat mikte op een groei naar 400 tot 500 zeugen. „Dit plan maakte het nodig om het gebouwenplan van het bedrijf volledig te herzien.”
Vakbeheersing en advies
In 1985 had Lorist een borgstelling nodig om de financiering voor het bedrijf rond te krijgen. Gemiddeld werden er in dat jaar 17,4 biggen per zeug per jaar geproduceerd. Lorist ging er in zijn ondernemingsplan vanuit dat hij 18,4 biggen per zeug per jaar zou gaan halen. Door de financier werd dit als te ambitieus bestempeld. „Maar waarom zou je ondernemer worden als je geen risico durft te nemen”, stelt Lorist.
Het eerste jaar draaide het bedrijf tussen de opruimwerkzaamheden door 17,4 biggen. „Daarna hebben we nooit minder dan 23 biggen per zeug per jaar geproduceerd”, zegt de ondernemer niet zonder trots. Voor Lorist was het een opluchting toen hij boven de 20 biggen per zeug per jaar kwam. „Ik beheerste het vak.”
In het begin moest Lorist over elke handeling nadenken. Hij had veel geleerd bij zijn opa die dertig zeugen hield, maar kon extra advies gebruiken. De veevoervoorlichter coachte de ondernemers en daarnaast vond Lorist relevante informatie in de vakpers. Aangezien in Friesland slechts 1 procent van de varkens liggen, heeft Lorist kennis gezocht in Brabant. Door contact te onderhouden met Praktijkcentrum Sterksel werd informatie toegankelijker.
Groei en omschakeling
Voor 2013 gaat alles weer op de schop. Lorist wil graag in varkensrechten verdubbelen en uitbreiden naar een gesloten bedrijf met 800 zeugen. Omdat de stallen gebouwd zijn op de productie van 23 biggen per zeug per jaar en de huidige productie met ruim 27 biggen een stuk hoger is, liggen de biggen op twee plaatsen in het bedrijf. Dit bemoeilijkt de logistiek. Het is dus tijd om de stallen aan te passen aan de groeiende biggenproductie.
In de beginjaren deden John en Threa al het werk op het bedrijf zelf. Na een aantal jaren amper buiten de stal te zijn geweest, was het genoeg. Threa Lorist had aangegeven dat ze best wilde helpen met het opstarten van het bedrijf. Daarna wilde ze haar eigen dingen gaan doen. Ook Lorist had er genoeg van om alleen in de stallen bezig te zijn.
Het bedrijf werd groter en hij ging werken met personeel. En van de vermeerdering schakelde het bedrijf om naar de fokkerij. Het fokbedrijf in Hemelum telt nu 500 Topigs NL zeugen en 2.200 opfokzeugen. Lorist is niet vaak meer in de stallen te vinden. Hij heeft nog een paar vaste taken. Die kan hij op willekeurige tijdstippen uitvoeren. Drie medewerkers doen tegenwoordig bijna al het werk in de stallen. „Het is heerlijk om weer een keer een weekend te draaien.”
Bedrijf in Duitsland
Lorist heeft inmiddels ook vier vleesvarkensbedrijven in Friesland. Samen met compagnon Mark van Sambeek heeft hij een bedrijf in Duitsland. Omdat het bedrijf in Hemelum niet verder kon groeien, rees de vraag of het nodig was om een bedrijf in de buurt te hebben, of zelfs in Nederland. Uiteindelijk zijn de compagnons op zoek gegaan naar een bedrijf in Duitsland. In eerste instantie in Oost-Duitsland, totdat er een bedrijf in West-Duitsland op de markt kwam. „Waarom zouden we er iedere keer voorbij rijden als het een goed bedrijf is?” Het Duitse bedrijf is voor 30 jaar gepacht.
„Overal zie je grote integraties, behalve in Nederland, hier kennen we het familiebedrijf. Die zijn in veel opzichten sterk, maar op sommige vlakken missen ze kracht”, analyseert Lorist de Nederlandse varkenshouderij.
Minimum aantal uren
In 2003 ontstonden bij hem ideeën over een samenwerkingsverband tussen varkenshouders. Dit begon met de dierenartsen. Om hun IKB-registratie te behouden, moeten dierenartsen verplicht een minimum aantal uren in de varkenshouderij werken.
Lorist voorzag dat er op deze manier veel varkensdierenartsen hun vak niet meer zouden uitoefenen. Bij navraag onder zijn varkenshoudende collega’s bleek dat zij best van dierenarts wilden wisselen, zolang het maar goedkoper was. Het idee voor een samenwerkingsverband was geboren. Maar varkenshouders gezamenlijk in een groot verband beslissingen laten nemen, leek Lorist geen goed plan.
„Met tien of twintig kapiteins heb je een stuurloos schip.” Er moet een sterke regisseur zijn. Besloten werd een besloten vennootschap (BV) op te richten waarbij varkenshouders zich als deelnemers konden aansluiten. Inmiddels telt Frievar 12 deelnemers: 4 zeugenhouders en 8 vleesvarkenhouders.
Hetzelfde voer en genetica
John Lorist en Mark van Sambeek vormen de directie van Frievar. Zij bepalen welke voeders, genetica en gezondheidsmanagement op de deelnemende bedrijven gebruikt worden. Dit gaat altijd in overleg en op basis van argumenten. Om maximaal voordeel te behalen, gebruiken alle bedrijven hetzelfde voer, genetica en dierenartsen.
Lorist zegt: „80 procent van het resultaat wordt bepaald door het management, slechts 20 procent door het voer en genetica.” De begeleider van de bedrijven krijgt voor een bezoek alle technische resultaten te zien. Tijdens het bezoek wordt het bedrijf aan de hand van het handboek bekeken.
Ondernemers in de varkenshouderij hebben angst om hun bedrijf (gedeeltelijk) over te geven aan een samenwerkingsverband. Volgens Lorist moeten de ondernemers bij zichzelf te rade gaan wat hen ondernemer maakt. „Ben je een ondernemer als je het beste uit de zeugen haalt of wanneer je het beste uit de handel haalt.”
Alle biggen van Frievar
„Frievar neemt de in- en verkoop van de bedrijven over, maar niet het bedrijfsrisico. „De plussen en minnen blijven voor de ondernemer”, aldus Lorist. Om de bedrijfsresultaten te optimaliseren weten vermeerderaar en vleesvarkenhouder alles van elkaar. „Wanneer de biggen het in de mesterij goed doen, krijgt de vermeerderaar ook wat extra.”
Lorist levert inmiddels alle zeugen voor bij Frievar aangesloten bedrijven. „Dit was helemaal niet de bedoeling, maar het biedt wel voordelen voor alle bedrijven.” De positieve gevolgen van de samenwerking zijn te zien op het Duitse vleesvarkenbedrijf. Dat is pas echt goed gaan draaien nadat daar ook biggen van Frievar geleverd werden.
De voordelen voor de aanleverende bedrijven, zoals de voerleverancier, zitten hem in het rijden met volle vrachtwagens en het leveren van voer op rustige dagen. Het samenwerkingsverband bestelt al het voer voor dinsdag en woensdag. „Dat zijn de rustige dagen op de fabriek.”
Tekst: Joyce Cornelissen
Beeld: Susan Rexwinkel