Scherp calculeren op de markt voor slachtzeugen
Daarentegen wil het met de prijs voor slachtvarkens niet vlotten. In deze situatie krijgt de opbrengst van slachtzeugen meer invloed op het inkomen, is de mening van John Schrijver, voorzitter van Unifar, een aan- en verkoopvereniging voor onder meer slachtzeugen.
Nederlandse slachtzeugen worden zowel in ons eigen land als in België en Duitsland geslacht. Nederland telt zeven slachterijen die ingericht zijn voor het slachten van zeugen. Tien tot 15 procent van de slachtzeugen worden afgeleverd bij vijf kleine slachterijen, die wekelijks 50 tot 150 zeugen slachten. „De kleine slachterijen doen het er bij” legt Ivo Hendriksen van Slachterij Hendriksen in Lichtenvoorde (Gld.) uit.
Zieke en wrakke dieren
Voor de invoering van de Europese regelgeving per 1 januari 2007 betreft noodslachting, waren er meer zeugenslachterijen. Door de nieuwe wet is het vervoeren van wrakke dieren niet meer toegestaan. Voorheen bracht de varkenshouder zijn zieke zeug naar het slachthuis waar een noodslachting werd uitgevoerd. Dit is niet meer mogelijk.
Een dierenarts maakt het dier op het bedrijf af, en daarna volgt afvoer naar de destructor. „Slachthuizen waren een aantal jaren geleden veelzijdig ingericht, dat is na de komst van de Europese regelgeving weggevallen”, aldus Hendriksen. Na invoering van de nieuwe regels was het voor een aantal slachterijen niet meer rendabel om zeugen te slachten.
Ballering in Son (N.-Br.), en Vion in Groenlo (Gld.) slachten het merendeel van de Nederlandse slachtzeugen. In Son worden wekelijks 3.500 zeugen geslacht. Dit 50 tot 60 procent van het totale aantal binnenlandse slachtingen van zeugen. Volgens Cock van der Stelt, hoofd inkoop van Ballering, verhandelt en verwerkt het bedrijf in totaal 6000 slachtzeugen per week.
„Naast eigen slacht kopen wij wekelijks karkassen bij. Wij zijn het enige gespecialiseerde bedrijf inNederlanddat zeugenvlees verwerkt tot grondstoffen voor de internationale vleeswarenindustrie.”
Nieuwe speler op de markt
De slachtzeugenmarkt is een Europese aangelegenheid. Het is een feit dat de Europese varkensstapel afneemt sinds een paar jaar waardoor het aanbod krimpt. Stijgende prijzen zouden een logisch gevolg zijn. Daarvan is echter nog geen sprake. De prijzen van slachtzeugen liggen halverwege de maand maart iets lager dan aan het begin van het jaar. De eerste notering van Vion in 2009 kwam uit op 1,02 euro per kg geslacht gewicht. Twaalf weken later lag deze prijs 5 cent lager.
Vorig jaar kwam er een nieuwe speler op de markt voor slachtzeugen: In- en verkoopvereniging Unifar. De vereniging noteerde op dezelfde data als bij de genoemde Vion-noteringen respectievelijk 89 en 86 cent per kg levend gewicht.
Voor de oprichting van Unifar, lag het aan de onderhandelingskwaliteiten van de individuele varkenshouder welke prijs hij ontving voor zijn slachtzeugen. Unifar-voorzitter John Schrijver: „We zagen flinke verschillen in de prijzen die de varkenshouders kregen. Voor de 150 leden van Unifar is dat verleden tijd. De prijs is nu transparant.”
Uitbetaling per levend gewicht
„Elke vrijdag bepalen wij de notering voor de aankomende week die direct gepubliceerd wordt. Vooraf weet de varkenshouder wat hij krijgt voor zijn zeug en niet zoals bij de meeste noteringen achteraf.”
Unifar wil het systeem eenvoudig houden. Er wordt uitbetaald per levend gewicht. ,,En aan tarra doen wij niet”, vult Schrijver aan. Voor transportkosten geldt één tarief per stop. Het maakt niet uit hoeveel varkens er mee gaan met de handelaar. Schrijver vindt dat Unifar meerwaarde levert.
„De handelaar die de slachtzeugen afneemt van onze leden krijgt een grotere hoeveelheid zeugen aangeleverd. Hierdoor heeft hij een betere marktpositie ten opzichte van slachterijen, en kan beter selecteren. Dit jaar levert Unifar de slachtzeugen aan varkenshandelaar Posthouwer-Boerkamp in Wilp (Gld.).
Geen grip op de markt
De Wilpse varkenshandelaar leverde al wekelijks een paar honderd slachtzeugen aan slachterijen. Driekwart van de zeugen transporteert de handelaar naar slachterijen in Duitsland en België. Voor Posthouwer vormen de slachtzeugen een nevenproduct.
„Als handelaar heb je geen grip op die markt, je bent afhankelijk van de economie. Op het moment dat het financieel beter gaat in de varkenshouderij, zie je dat er makkelijk zeugen worden vervangen. Dan kan zomaar het aanbod van zeugen toenemen met 10 procent. Zijn de prijzen van biggen en slachtvarkens laag, dan gaat de afvoer van zeugen omlaag.”
Varkenshandelaar Jochum van de Wielen van Cowetra is het met Posthouwer eens. „De handel in slachtzeugen is een aparte handel. Er zijn altijd fluctuaties. Die zijn afhankelijk van de economische situatie. Als het bedrijfseconomisch slecht gaat, hebben zeugenhouders, tegen ons advies in, de neiging om minder zeugen te vervangen. Slachtzeugen gaan weg als de productie afneemt.”
Ondernemers blijven selecteren
„Het is echter niet duidelijk wanneer dat is. Dat kan na vier maar ook na acht worpen zijn. Bij biggen en slachtvarkens kan je de varkenshouder nog enigszins adviseren over het beste aflevermoment. Bij slachtzeugen is dat niet mogelijk. Als handelaar hebben wij weinig zicht op het wekelijkse aanbod van slachtzeugen”, concludeert Van de Wielen.
Van der Stelt van slachterij Ballering deelt niet de mening van de twee varkenshandelaren. „Bij goed geleide varkensbedrijven loopt het vervangingspercentage uiteen van 41 tot 46 procent. Deze ondernemers blijven selecteren. Zij nemen geen risico’s. Vooral als biggen- en vleesvarkenprijzen laag zijn, is het zaak om productieve probleemloze zeugen op het bedrijf te hebben.”
„Selectie is juist dan belangrijk.” Varkenshouders die goed kunnen rekenen, kunnen volgens Van der Stelt redelijk goed inschatten wanneer en in welke aantallen ze zeugen afvoeren.
Scherp calculeren
Het afgelopen half jaar daalde de prijs voor slachtvarkens fors. Deze forse prijsdaling zie je niet terug bij de prijs van slachtzeugen. In de eerste acht maanden van 2008 steeg zowel de Unifar- als de Vion-notering. In de laatste maanden van vorig jaar fluctueerden de noteringen met enkele centen. Sinds begin maart veert de prijs voor slachtzeugen weer op.
Deze fluctuaties zijn geen reden voor paniek. Van de Wielen merkt in de zeugenhandel niet zo veel van de huidige economische crisis. Wel ziet hij dat bedrijven het vervangingspercentage verlagen waardoor het rendement verslechtert. Volgens de handelaar is de zeugenmarkt een markt waar scherp gecalculeerd wordt.
„Met zowel de slachterij als de varkenshouder maken wij prijsafspraken. Dit jaar zetten wij voor het eerst in Duitsland af. Wij merken dat het Duitse prijsniveau sterk bepalend is voor de Nederlandse prijsvorming. Vandaar dat de afzet in Duitsland voor ons erg belangrijk is.”
Markt is gespannen
„Ik merk dat de concurrentie op de Duitse slachtzeugenmarkt groter is dan in Nederland. Er is geen organisatie of slachterij die elke week, 52 weken per jaar, de hoogste prijs kan betalen. Wij proberen een bovengemiddelde prijs te betalen waardoor de varkenshouder vertrouwen in ons blijft houden.”
Varkenshandelaar Posthouwer-Boerkamp anticipeerde op de verwachting van vorig jaar, dat het aantal slachtvarkens en slachtzeugen zou afnemen, en sloot de overeenkomst met Unifar af. Wekelijks levert Unifar tussen 200 en 250 slachtzeugen aan de handelaar in Wilp. Het overgrote deel van deze zeugen gaat naar Duitland. Daar is veel vraag naar zeugenvlees om te gebruiken in worstenmakerijen.
Van der Stelt constateert dat de markt gespannen is. „Varkenshouders rekenen goed. Ze letten scherp op de netto-opbrengst van hun zeugen. Wij betalen marktconforme prijzen om zo ons marktaandeel op de binnenlandse slachtzeugen markt verder uit te bouwen. De concurrentie op de zeugenmarkt is groot.”
Schrijver verwacht dat Unifar een groter marktaandeel zal krijgen. „Vorig jaar heeft een aantal varkenshouders de kat uit de boom gekeken. Zij zagen dat het goed ging met Unifar, en dat varkenshouders mooie prijzen kregen per kg levend gewicht. Mogelijk dat het ledenaantal groeit dit jaar.”
Tekst: Kitty Hovenkamp
Beeld: John Peters