Resultaten vleesvarkens verbeteren niet
Als je de vleesvarkenshouderij en de zeugenhouderij vergelijkt qua technische resultaten, ontstaat er een scheef beeld. In de zeugenhouderij is de afgelopen jaren het aantal grootgebrachte biggen per zeug per jaar, het belangrijkste kengetal, met sprongen gestegen. Cijfers van Agrovision geven aan dat in 1998 zeugen gemiddeld 22,2 biggen per jaar grootbrachten.
Vorig jaar was dat al opgelopen tot 26,5 biggen: een stijging van ruim 19 procent in tien jaar. Dit staat in schril contrast met de cijfers in de vleesvarkenshouderij. De gemiddelde gecorrigeerde groei nam in de periode 1998 – 2008 toe van 746 tot 778 gram per dag; een verbetering van 4 procent. In dezelfde periode verslechterde de gecorrigeerde EW-conversie van 2,95 naar 3,01. Een achteruitgang van 2 procent.
Stijgende lijn vlakt af
De rekenmeesters van Agrovision die al 25 jaar kengetallen van vele varkenshouderijbedrijven vastleggen, hebben geen verklaring voor het feit dat er in de vleesvarkenssector de afgelopen tien jaar qua technische resultaten maar weinig vooruitgang geboekt is. „Als je terugkijkt over een periode van 25 jaar is er nog wel een stijgende lijn zichtbaar.”
„De laatste tien jaar is die lijn echter sterk afgevlakt”, zegt Arnold Wisselink, specialist varkenshouderij bij Agrovision. Genetisch gezien zijn de vleesvarkens van vandaag in staat om meer dan 1.000 gram per dag te groeien. De werkelijke groei in de praktijk blijft op de meeste bedrijven steken ver onder de 800 gram per dag.
En ook qua voederbenutting biedt de erfelijke aanleg van moderne vleesvarkens veel meer mogelijkheden dan de praktijkcijfers doen vermoeden. Fokkerijorganisatie Topigs laat weten dat de erfelijke vooruitgang gemiddeld over alle varkenslijnen de afgelopen vijf jaar voor voederconversie ongeveer 0,15 punt bedroeg. Dus theoretisch gezien zou de voederconversie van Nederlandse vleesvarkensstapel, die voor ruim 85 procent uit Topigs-varkens bestaat, de afgelopen jaren ongeveer 0,15 beter geworden kunnen zijn. De praktijkcijfers laten juist een verslechtering zien.
Veel biggen per zeug
Adviseur Frank Steenbreker van ABAB Accountants vermoedt dat de fokkerij toch steken heeft laten vallen waardoor vleesvarkens hun genetische aanleg voor groei en voederconversie onvoldoende kunnen benutten. „In de fokkerij is de laatste jaren nogal eenzijdig de nadruk gelegd op de productie van veel biggen per zeug. Dat is ook niet zo verwonderlijk omdat zeugenhouders nu vooral worden afgerekend op hun biggenproductie.”
„Dit is immers de kortste weg naar een goede voerwinst. De kwaliteit van de biggen die ze afleveren telt minder zwaar”, aldus Steenbreker. „Vleesvarkens kunnen dan wel een erfelijke aanleg hebben voor een snelle groei en een gunstige voederconversie, als ze tekortschieten qua vitaliteit lukt het niet om de erfelijke capaciteiten te benutten.”
Ook het verdwijnen van antibiotica uit het veevoer per 2006, de zogenoemde antimicrobiële groeibevorderaars (amgb’s), lijkt een rol te spelen bij de tegenvallende technische resultaten in de vleesvarkenshouderij. Amgb’s hadden een gunstige invloed op de dierprestaties al was nooit helemaal duidelijk hoe dat te verklaren was. Inmiddels, nu het gebruik van amgb’s al jaren verboden is, komen wetenschappers stukje bij beetje meer te weten over de mogelijke invloed van amgb’s.
Eiwit en energie
Zo lijken ze het immuunsysteem van dieren te dempen waardoor dit minder heftig reageert en ook minder energie nodig heeft. „Het weglaten van amgb’s uit het varkensvoer heeft veel invloed gehad op de technische cijfers”, concludeert Bertus Oving, sectorspecialist Varkenshouderij bij voerleverancier Agrifirm.
„Grofweg kun je stellen dat een varken een groot deel van het voer benut voor het aanzetten van eiwit en energie. Het overige deel van het voer doet dienst als onderhoudsvoer. De afgelopen tien jaar is de hoeveelheid vet en eiwit in vleesvarkens niet veel veranderd. De vet-vleesverhouding van karkassen is de afgelopen 10 jaar iets kleiner geworden.”
„Omdat er voor een kilogram spieren minder voer nodig is dan voor een kilogram spek, zal de hoeveelheid voer die een vleesvarken nodig heeft voor groei, in de loop der jaren dus ietsje verminderd zijn. Dat desondanks de voerconversie niet verbeterd is, en varkens dus kennelijk meer onderhoudsvoer nodig hebben, lijkt veel te maken te hebben met de gezondheid van de varkens”, concludeert Oving.
Verbeteren gezondheidsstatus
„Zonder amgb’s in het voer is het nog belangrijker dan vroeger om gezonde varkens in de stal te hebben.” Volgens Oving is het verbeteren van de gezondheidsstatus dan ook een belangrijk aandachtspunt voor de hele varkenshouderij. „Niet alleen voor vleesvarkenshouders. De gezondheid van een vleesvarken wordt vooral bepaald op het vermeerderingsbedrijf.”
„Daar kan nog veel vooruitgang geboekt worden. Soms worden fouten in de vermeerderingsfase nog gemaskeerd door het preventief gebruiken van antibiotica. In de vleesvarkensfase is er wellicht nog verbetering te boeken door op kleinere bedrijven consequent met bedrijfs-all in all out te gaan werken”, aldus Oving.
Adviseur Steenbreker van Abab is het eens met Oving dat werken aan een betere gezondheid de grootste uitdaging is voor de varkenshouderij. „Een betere gezondheid is niet alleen nodig voor betere resultaten, maar ook om de voorgenomen vermindering van het antibioticagebruik te realiseren. Het zal echter geen gemakkelijke klus zijn”, stelt Steenbreker.
Diergroepen gescheiden houden
Om gezondere varkens in de stallen te krijgen, zijn er volgens hem op diverse fronten acties nodig. „De vermeerderingssector zal nu sterker de nadruk moeten leggen op het produceren van biggen met een hogere gezondheidsstatus, in plaats van een te sterke focus op alleen het aantal biggen per zeug.”
„Dierenartsen en varkenshouders zullen hun aandacht meer moeten richten op het beschermen van de varkens via vaccinaties tegen ongewenste ziekteverwekkers in plaats van zieke dieren behandelen met medicijnen. Entingen bieden goede mogelijkheden om circo en mycoplasma aan te pakken. En ook op het gebied van bedrijfsmanagement zijn er nog vele verbeterpunten. Denk bijvoorbeeld aan het strikter gescheiden houden van verschillende diergroepen.”
Matige kwaliteit voer
Dat de technische resultaten in de vleesvarkenshouderij niet om over naar huis te schrijven zijn, is volgens Steenbreker ook deels toe te schrijven aan de matige kwaliteit van het voer dat vleesvarkens voorgeschoteld krijgen. „Wat je er niet in stopt, komt er ook niet uit. Wellicht hebben we ons in de vleesvarkenshouderij de afgelopen jaren te veel gefocust op de voerkosten per kilogram groei.”
„Onder die druk kiezen voerfabrikanten mogelijk voor grondstoffenpakketten waarmee niet de beste resultaten te behalen zijn”, aldus Steenbreker. „Durf te investeren in de kwaliteit van voer als je topresultaten wilt halen, uiteraard met de juiste afweging van voors en tegens.”
Oving geeft aan dat er met luxer voer onder bepaalde omstandigheden betere technische resultaten haalbaar zijn. „Luxer voer is alleen technisch en economisch te verwaarden bij gezonde varkens. Het houden van varkens is een economische activiteit. Daarom zoeken wij samen met varkenshouders naar een bedrijfseconomisch optimum.”
Bedrijfseconomische resultaten
Oving wijst op recent onderzoek van het Belgische onderzoeksinstituut ILVO. De Belgische onderzoekers vergeleken varkens die voer kregen dat voedingstechnisch optimaal was met varkens die voer kregen met lagere eiwit/aminozurenniveaus. Uit de proef kwam naar voren dat de voeders met 80 procent en 90 procent van de eiwit/aminozurenniveaus, in vergelijking met het zoötechnisch optimale voer, leidde tot de beste bedrijfseconomische resultaten.
Bij nog verder verlagen van de gehaltes, verslechterden groei en voederconversie zo veel dat dit niet meer opwoog tegen de zakkende voerprijs. „Deze onderzoeksresultaten sluiten goed aan op de praktijk. Voerleveranciers ontkomen er niet aan om voortdurend te zoeken naar de juiste balans tussen voersamenstelling, voerprijs, en technische en economische resultaten.”
Tekst: Berrie Klein Swormink
Beeld: Agrio archief