Vrouw verzorgt biggen in de kraamstal
„Het is elke werkdag weer een feestje om pasgeboren biggen te verzorgen”, zegt Paulien Hoes, die 24 uur per week werkt op het fokzeugenbedrijf van Johnny Hogenkamp in Dalfsen. Ze heeft al zeven jaar ervaring heeft met de verzorging van biggen. „Ik vind het een sport om te zorgen dat zo veel mogelijk levensvatbare biggen het gaan redden.” Op vrijdag worden de meeste biggen geboren en verleent Hoes zo nodig hulp bij de geboorte, en zorgt ze dat de biggen zo snel mogelijk biest opnemen.
Op maandag en dinsdag doet ze behandelingen, zoals ijzer spuiten en tandjes slijpen. Over het verschil in werkwijze tussen mannen en vrouwen zegt Hoes: „Mannen zijn zakelijker, wij zijn gevoeliger en hebben meer geduld. Vrouwen zullen eerder zwakkere biggen in de watten leggen, omdat wij er gemiddeld meer moeite mee hebben om biggetjes aan hun lot over te laten.”
Minder biggen dood
Hogenkamp kiest bewust voor vrouwen om zijn allerkleinste biggen te laten verzorgen. „Het is moeilijk te zeggen hoeveel effect dit heeft op de technische resultaten, maar ik denk wel dat de consequente werkwijze en nauwkeurigheid van vrouwen hieraan bijdraagt. Paulien zet bijvoorbeeld op de dag van geboorte zo nodig de allerkleinste biggen over naar de juiste ontvangerzeug, vaak een tweedeworps zeug met kleine spenen.
’s Maandags hoeft dat niet meer, dan zijn ze al dood. Voor taken als voeren en controle werk ik liever met fulltime krachten en dat zijn vaker mannen”, zegt Hogenkamp. Nu Hoes in de kraamstallen van Hogenkamp enkele jaren ervaring heeft opgebouwd, gaan er in de eerste week minder biggen dood. „Ik zie nu eerder dat er iets is met zeug of biggen.”
„Als je sneller ingrijpt met de juiste maatregelen vergroot je de overleving en verbeteren de resultaten.” Ook houdt ze een logboek bij. „Ik schrijf veel details op. Zo houd ik bijvoorbeeld bij welke zeugen erg onrustig zijn, en bij welke dieren ik biggen met aangeboren afwijkingen zie. Door hier goed op te letten, is het mogelijk om problemen uit te selecteren.”
Niet generaliseren
Varkenshouder Dick van der Vegt in Dalfsen (Ov.) geeft ook de voorkeur aan vrouwelijk personeel in zijn kraamafdeling. „Gevoelsmatig denk ik dat vrouwen geschikter zijn voor de intensieve verzorging van de allerkleinste biggetjes. Sinds een vrouw bij ons de verzorging van de pasgeboren biggen doet en we bovendien aan geboortezorg meer tijd besteden dan voorheen, verbeteren onze bedrijfsresultaten.”
„Maar het is lastig meetbaar. Je kunt het ook niet alleen toeschrijven aan personeel.” Van der Vegt wil niet te veel generaliseren. Hij denkt dat er ook wel mannen zijn die een ‘zorgtaak’ goed kunnen vervullen. „Het allerbelangrijkste is dat medewerkers veel plezier hebben in het werken met dieren. In de kraamstal is oog voor detail en snel handelen als het nodig is, cruciaal.”
„Er zijn mannen die daarin net zo goed zijn als een vrouw. Maar ze zijn wel in de minderheid. Daarom zul je als werkgever eerder een vrouw aantrekken voor het kraamwerk, ook omdat het fysiek lichter werk is”, zegt Van der Vegt.
Arbeidspiek van paar dagen
Zeugenhouder Hans Reuling in het Gelderse Vethuizen past het vierwekensysteem toe. Daardoor heeft hij één keer in de vier weken een arbeidspiek van twee tot drie dagen waarin circa 270 zeugen werpen. „Rondom werpen, werken vier tot zeven mensen in de kraamstal. Momenteel zijn dat toevallig allemaal mannen. Eerder heb ik voor dit werk ook wel vrouwen in dienst gehad”, vertelt Reuling, die de indruk heeft dat mannen bij het werk in de kraamstal niet onder doen voor vrouwen.
„Het is wel noodzakelijk dat medewerkers in de kraamstal goed weten wat belangrijk is. Bijvoorbeeld dat hulp nodig is bij de verlossing als de tijd tussen de geboortes van biggen te lang gaatdurenof dat je zwakkere biggen bij de zeug moet aanleggen.” De ‘kraamgroep’ bestaat uit fulltime en parttime krachten, waaronder ook ex-varkenshouders, die flexibel inzetbaar zijn.
„Mensen afkomstig uit de sector weten precies hoe het werkt. Momenteel hebben we ook iemand die uit de stad komt. Ook hij pikt heel snel op welke behandelingen de biggen nodig hebben. Met passie en gevoel voor het werk in de kraamstal, komt het altijd goed”, concludeert Reuling.
Tekst: Janet Beekman
Beeld: Ruud Ploeg